
 
        
         
		kamfer  aangevulde kist voorloopig in eene met  aarde bevrachte jonk  
 begraven  en  op  die  wijze  naar  Demak  overgebracht. 
 Zoodra  de  jonk  met  het  lijk  vertrokken  was,  gaf  de  regent  
 van  Soenda  bevel  om  het  beleg  op  te  breken  en  liet  het geschut  
 en  al  den  krijgsvoorraad  inschepen;  maar  hoe  stil  en voorzichtig  
 dit ook geschiedde, het werd door de belegerden opgemerkt en 3000  
 hunner  deden  plotseling  een  wel  beraamden  uitval,  die  aan  
 duizenden  hunner  vijanden  het  leven  of  de  vrijheid  kostte,  ter-  
 wijl  de  schepen  met  gewonden  die  op  de  reede  lagen,  door hen  
 aan  de  vlammen  werden  prijs  gegeven.  Het  treurig overschot van  
 het  mächtige  leger  keerde  zonder  verder  verontrust  te  worden  
 over  zee  naar  Demak  terug,  waar  het  bij  eene monstering bleek,  
 dat  130,000  man  gemist  werden. 
 De  dood  van  den  Pangeran,  die  geen wettigen opvolger naliet,  
 noodzaakte  nu  de  verzamelde  grooten  tot  de  keuze  van  een  
 nieuwen  vorst  over  te  gaan.  Deze  werd  aan  acht  regenten  opge-  
 dragen,  doch  na  zeven  dagen  waren  zij  het  nog  niet  eens  geworden. 
   De  krijgslieden,  niet  behoorlijk  in  teugel  gehouden,  
 sloegen  over  tot  baldadigheid  en  vielen  op  de  ter  reede  liggende  
 vaartuigen  aan,  waarvan  zij  een  honderdtal  plunderden  en  uit-  
 moordden.  De regent van  Panaroekan,  als  vlootvoogd, liet  daarop  
 tachtig  der  belhamels  grijpen  en  op  het  strand  ophangen.  Doch  
 de  stadvoogd  Kjai  Ansedah,  meenende  dat  zijne  rechten  daar-  
 door  geschonden  waren,  verzamelde  eenige  duizenden  om  zieh,  
 overviel  het  verbljjf  van  den-  vlootvoogd  en  doodde  een  40tal  
 zijner  aanhangers.  Maar  nu  koos  het  leger  partij  voor den regent  
 van  Panaroekan;  de  Soldaten  verlieten  des  nachts  de  schepen,  
 maakten  Kjai  Ansedah  met  al  zijne  aanhangers  van  kant,  plunderden  
 de  stad  en  staken  haar  op tien  ä  twaalf plaatsen in brand,  
 zoodat  zij  geheel  een  prooi  der  vlammen  werd.  Het  aantal  vermeide  
 huizen  schat  Mendez  Pinto  op  100,000,  de  schade  op  
 hondeTd  millioen  dukaten,  het  verlies  aan  menschenlevens  op  
 100,000  *),  en  wat,  zoo  mogelijk,  nog onwaarschijnlijkerklinkt,  
 een  even  groot  aantal  der  ingezetenen  zouden  in ketenen geklon- 
 *)  Volgens  eene  andere  lezing  $00,000. 
 ken  en  weggevoerd  zijn,  om  in  verschillende  gewesten als slaven  
 verkocht  te  worden. 
 De  boofden  van  den  opstand,  voor  geduchte  straf  vreezende  
 wanneer  een  nieuwe  vorst  zou  gekozen  zijn,  wierpen  zieh  in de  
 schepen  en  onttrokken  zieh  door  de  vlucht  aan  het  dreigendge-  
 vaar.  Inmiddels  togen  de  met  de  vorstenkeuze  belaste  grooten  
 naar  Djapara,  om  hunne  taak  ongestoord  te  kunnen  volvoeren,  
 en  werden  het  eindelijk  eens  om  de  kroon  aan  te  bieden  aan  
 Pate  Sidajoe,  den  opvolger  van  Pate  Pondang  als  regent  van  
 Soerabaja,  eene  keuze  die  zieh  juist  daardoor  aanbeval, dat deze  
 niet  tot  de  pretendenten  behoorde.  De  regent  van  Panaroekan  
 toog  naar  Pisang  manis  '),  waar  Pate  Sidajoe  verblijf  hield,  
 om  hem  af  te  halen,  en  aanstonds had deze 200,000  man  bijeen,  
 die  in  1500  vaartuigen  werden  ingescheept.  Onder  luide  toe-  
 juichingen  deed  hij  zijn  intocht  te  Demak.  Met  den  grootsten  
 spoed  liet  hij  de  stad  weder  opbouwen,  en  te  gelijk  liet hij allen  
 vatten  die  zieh  aan  hare  verwoesting  hadden  schuldig  gemaakt,  
 voor  zoover  zij  zieh  niet  door  de  vlucht  aan  hunne  rechtvaardige  
 straf  onttrokken  hadden.  Het  getal  dergenen  die  nog  gespietst  
 of  met  de  schepen  waarin  zij  zieh  verborgen  hadden,  verbrand  
 werden,  wordt  door  Mendez  Pinto  op  5000  begroot.  De  Portu-  
 geezen,  den  aanblik  dier wreede straffen niet kunnende  verdragen,  
 vroegen  van  den  regent  van  Soenda  verlof om  naar  Banten  terug  
 te  keeren,  daar  de  günstige  tijd  voor  de  reis  naar  China  was  
 aangebroken.  De  regent  stond  niet  alleen  hun  verzoek  to e , maar  
 vereerde  aan  ieder  hunner  200  dukaten,  terwijl hij er 300 schonk  
 aan  de  familien  der  Portugeezen  die  in  zijnen  dienst  waren  
 gesneuveld.  Spoedig  daarop  gingen  zij  naar  China  onder  zeil.  
 Hunne  verdere  lotgevallen  kunnen  wij  laten  rüsten;  want  van  
 Java  wordt  in  het  vervolg  van  het  verhaal  niet  meer  gesproken. 
 Ziedaar  het  verhaal  van  Mendez  Pinto,  van  een  schrijver  die  
 vroeger  vrij  algemeen  voor  geheel  ongeloofwaardig  werd  gehouden  
 ,  maar  dien  men  in  den  laatsten  tijd  gepoogd  heeft  in  eer  
 te  hersteilen.  Heeft  dit  verhaal  historischen  grondslag  of  is  het 
 *)  Dit  moet,  duukt  mij,  de  jniste schrijfwijze zijn  van het Pissamman es van den Portu-  
 geeschen  tekst.  Eene  dessa  van  dien  naarn  is  mij  echter  niet  bekend.