
 
        
         
		wordt  aangeduid,  als  de  naam  panewoe  '),  die  nog  aan  zekere  
 ambtenaren  van  hoogen  rang  in  de Vorstenlanden gegeven wordt.  
 Het  zal  ons  later  meermalen  blijken  dat  de  bevolking  doorgaans  
 .bij  duizendtallen  van  gezinnen  werd  geschat  of ingedeeld.  Onder  
 die  hoofden  van  duizend  gezinnen  stonden  waarschijnlijk  reeds  
 toen  ook  hoofden  over  100  (panatoes),  over  50  (pamiket)  en  
 over  25  huisgezinnen  (panglawe).  De  geheele  indeeling  heeft  
 wellieht  in  verband  gestaan  met  de  heerediensten  voor  denaan-  
 leg  van  wegen  en  andere  openbare  werken,  ook  voor  den bouw  
 der  tjandi s  en  kedatons,  die  aan  de  bevolking  werden  opge-  
 legd.  Men  vindt  die  heerediensten  in  oude  opschriften  ver-  
 meld  );  en  men  kan  zieh  bezwaarlijk  voorstellen,  dat  reuzen-  
 werken  als  Bara  Boedoer,  Tjandi  Sewoe  en  dergelijke  zonder  
 willekeurige  beschikking  over  de  werkkrachten  der  bevolking  
 konden  worden  tot  stand  gebracht  3). Wjj  hebben  hier een nieuw  
 bewijs  bij  de  vele  die  ik  reeds  heb  aangevoerd,  dat  de  Ja-  
 vaansche  maatschappij  in  de  Hindoeperiode  de  vormen  h'eeft  
 gekregen  die  haar  ook  na  de  invoering  van  den  Islam  be-  
 heerschten,  en  die  ook  nu  nog  in  de  Vorstenlanden  voor  een  
 groot  deel,  en ,  ten  gevolge  van  het  bijzonder  stelsel  waarnaar  
 Java  geregeerd  wordt,  zelfs  in  de  Gouvernementslanden  althans  
 eenigermate,  bewaard  gebleven  zijn  4). 
 De  dienst  van  Siwa  en  Doerga  onder  de  Symbolen  van  lingga  
 en  joni  onderscheidt  zieh  in Hindostan  door  afschuwelijke  wreed-  
 heid  en  nog  afsehuwelijker  ongebondenheid.  Tal  van  bloedige  
 offers  (in  vroeger  eeuwen  zelfs  menschenoffers)  en  schaamtelooze  
 prostitutie,  als  een  hnlde  aan de natuurkrachten,  gaan met hunne  
 vereering  gepaard.  Men  kan  dus  wel  nagaan  dat  de  godsdienst-  
 vorm  die  vooral  in  de  laatste  tijden  van  Madjapahit  de overhand  
 had,  niet  günstig  op  de  zeden  der  Javaansche-bevolking  kon  
 werken.  De  reeds  besproken  wreedheid  werd  er  door  gevoed  
 en  de  ontucht  werd  er  door  verheerlijkt.  Wellieht  stammen  de 
 )  ilevvoe  of  sewoe  beteekent  duizend.  panewoe,  zoo  ik  meen,  eigenlijk  hoofdman  
 over  duizend,  cbiliarch. 
 2)  Zie  boven  blz.  4 0 ,  43.  3) Vgl.  D.  I ,   bl.  446. 
 4)  Dl  X,  bl.  341  w . ,   645  vv. 
 Javaansche  taledeks  in  rechte  lijn  van  de priesteressen van dezen  
 verfoeilijken  eerdienst,  en  laat  zieh  daaruit  verklären,  dat  zij  
 tevens  publieke  vrouwen  en  eenigermate  het  voorwerp  van  een  
 soort  van  vereering  zijn  1). 
 In  het  algemeen  kan  ik  van  den  günstigen  invloed  op  de  
 Javanen,  dien  men  zoo  algemeen  aan  de  Hindoe-heerschappij  
 toeschrijft,  niet  veel  bespeuren.  Tot  de  voornaamste  gebreken  
 in  hun  karakter  schijnt  mij  in  dit  tijdvak  de  grond  gelegd.  On-  
 getwijfeld  heeft  de  Islam  de  strekking  gehad  om  hunne  zeden  
 te  verzachten  en  hun  een  reiner  leven  te  doen  leiden. Onder zijn  
 invloed  zijn  de  goede  eigenschappen  van  het Maleische ras weder  
 meer  op  den  voorgrond  getreden,,en  ik  acht  hät  voor  een  deel  
 hieraan  toe  te  schrijven,  dat  ons  tegenwoordig  oordeel  over  het  
 karakter  der  Javanen  zoo veel  günstiger  is  dan  dat  onzer  voor-  
 ouders. 
 Aan  den  anderen  kant mag men echter de weldadige zij de van de  
 Hindoe-heerschappij  niet  uit  het  oog  verliezen. De Hindoe’s brachten  
 aan  Java  het  rijstgewas,  de  katoenplant  en  den  buffel;  van  
 hen  leerde  de  bevolking  het  ploegen  en  eggen,  het  aanleggen  
 van  terrassen  en  waterleidingen  voor den rijstbouw, het spinnen en  
 weven van katoenen stoffen, het bewerken der metalen, het vervaar-  
 digen  van  wapenen,  het  behouwen  van  het  trachiet.en het bakken  
 van  steen  en aardewerk; onder hunne leiding bouwden zij prächtige  
 tempels, legdenzij wegen aan, vervaardigden zij  schepön enbeploeg-  
 den zij  de zee; van hen ontvingen zij het wajangspel, de gamelan, en  
 schier  alle  elementen  van  kunst  en  kunstvaardigheid  en  praktische  
 kennis  die  ooit  tot  hen  zijn  doorgedrongen; hunne taal werd  
 door  die  der  Hindoe’s  verrijkt,  hun  lettersehrift  werd  aan  het  
 alfabet  der  Hindoe’s  ontleend,  hun  literatuur  is  een  nagalm  
 van  de  .poezij  door  de  Hindoe’s  naar  Java’s  bodem  overgeplant;  
 en ,  wat  misschien  nog  het  gewichtigst  van  alles  is,  het  dorps-  
 genootschap,  dat  op  Java  den  grondslag  van  alle  geordende  
 samenleving  uitmaakt,  heeft  het  eiland  ongetwijfeld  aan  den  
 invloed  zijner  Hindoesche  overheerschers  te  danken. 
 »)  Vgl.  D.  I ,   bl.  335,  336.