
 
        
         
		minder  dan  de  hoofdtempel  te  herkennen.  Vermoedelijk  waren  
 zij  vierkant  en  hadden  zij  slechts  eene  kamer,  waarvan  de  ingang  
 naar  het  middenplein  gekeerd  was.  Yan  het  lijst-  en beeidwerk  
 is  genoeg  overgebleven  om  te  bewijzen  dat  aan  de  versie-  
 ring  kunst  noch  arbeid  was  gespaard.  Al  de  beeiden  en  voor-  
 stellingen,  bij  deze  tempels  gevonden,  toonen  dat  zij aan de ver-  
 eering  van  Siwa  gewijd  waren,  met  uitzondering  van  een  enkel  
 Boeddha-beeld  met  acht  armen,  uitgehouwen  tegen  een  achter-  
 stuk,  waarop  een  lichtschijf  of  glorie  is  gebeiteld.  Even  als  de  
 Boeddha-beelden  van  Tjandi  Kali  Bening,  getuigt  het  voor  die  
 samensmelting  van  Boeddha-vereering met  Siwa-aanbidding  waarvan  
 wij  straks  nog  duidelijker  bewijzen  in  Tjandi  Sewoe  zullen  
 aan treffen. 
 Wanneer  men  zieh  van  de  tempelgroep  van  Loro  Djongrang  
 naar  Tjandi  Sewoe  begeeft,  een  afstand  van  ongeveer  eenkwar-  
 tier,  komt  men  nog  eene  andere  tempelgroep  voorbij,  die Tjandi  
 Loemboeng  geheeten  wordt.  De  groep  vormt  een  vierkant,  met  
 den  grootsten  en  fraaist  bewerkten  tempel,  wiens  ingang  naar  
 het  oosten  gericht  is,  in  het  midden.  Deze  is  met  zeer  fraai  en  
 uitvoerig  beeidwerk  bedekt.  De  bijtempels,  daar  om  heen  ge-  
 schaard,  waren  28  in  getal  en  hadden,  bij  uitzondering,  geheel  
 naakte  wanden,  zonder  versiering,  zeer  eenvoudige  kroonlijsten,  
 en  nauwelijks  eenig  ander  Ornament  dan  de  Banaspati’s  boven  
 de  ingangen,  waarvan  lijsten  en  lofwerk  tot  den  drempel  af-  
 daalden.  Op  de  Vierkante  tempels  verrees  een  achtkant  dak, dat  
 vervolgens  in  cirkelronden  vorm  loodrecht  opging  en  in  een  
 groote  omgekeerde  klok,  den  zoozeer  bij  de  Boeddhisten  gelief-  
 den  vorm,  eindigde.  Echter  vindt  men  hier  overigens  niet  veel  
 dat  aan  het  Boeddhisme  herinnert,  en  droeg  veeleer  de  kroon-  
 lijst  op  de  hoeken  eene  versiering  die  de  vereeniging  vanlingga  
 en  joni  schijnt  voor  te  stellen. 
 Maar  al  de  andere  tempels  in  den  omtrek  van  Prambanan  
 worden  verre  door  Tjandi  Sewoe,  de  Duizend  tempels,  overtroffen. 
   Yan  alle  tempelgroepen  die  men  op  Java gevonden heeft,  
 is  deze  verreweg  de  uitgebreidste,  en  ofschoon  men  den  na.n.m  
 niet  letterlijk  moet  opvatten,  stonden  hier  toch  op  eene  oppervlakte  
 van  2400  Vierkante  roeden,  254  tempelgebouwen  bijeen.  
 De  geheele  groep  beslaat  weder  een  langwerpig  vierkant.  Yan  
 de  oostzjjde  voert  de  weg  naar  den  ingang  van  den  hoofdtempel, 
   die  aan  alle  zijden  door  vier  in  het  vierkant  staande  tem-  
 pelrijen  omgeven  was.  De  binnenste  rij  telde  2 8 ,  de  deze  om-  
 gevende  4 4 ,  de  derde  84,  de  buitenste  92  tjandi’s.  De  twee  
 buitenste  vierhoeken  waren  van  de  twee  binnenste  door  eene  
 breedere  tusschenruimte  gescheiden,  en  op  die  tusschenruimte  
 stonden  nog  twee  tjandi’s  aan  de  oost-,  twee  aan  de  west-  en  
 ddn  aan  de  noordzijde, nabjj de hoofdwegen die op den middentem-  
 pel  uitliepen. Het overige dier breedere tusschenruimte, waarvan de  
 bodem  grootendeels  nog  heden zeer laag is, werd waarschijnlijk ten  
 deele  door  vijverbakken  met  water  ter  reiniging  ingenomen. Yan  
 een  ringmuur  die  het  geheel  zou  hebben  omsloten,  is  geen  spoor  
 te  vinden;  doch  de  vier  hoofdingangen  worden  bewaakt  door  
 twee  reusachtige  Baksasa’s ,  met  hun  voetstuk  omstreeks  negen  
 voet  hoog  en  uit  edn  trachietblok  gehouwen.  Allen  rüsten  op  
 de  linkerknie  en  zijn  zeer  plomp  en  gedrongen  van  gestalte,  
 met  verbazend  dikke  armen  en  beenen,  en  met  het  hoofd,  dat  
 met  een  over  de  schouders  afhangende  pruik  bedekt  i s ,  onmid-  
 dellijk  op  den  romp  geplaatst.  De  goedaardige  uitdrukking  van  
 het  volle  gelaat  maakt  een  wonderlijk  contrast  met  de  akelig  
 uitpuilende  oogen,  de  vreeselijke slagtanden,  de zware knods in de  
 rechterhand  en  de  kronkelende  slang  die  door  de linker omklemd  
 wordt  ’).  De  ingangen  van  al  de  kleine  tempels  lagen  van  den  
 hoofdtempel  afgewend,  behalve  die  van  de  derde  rij,  welke  op  
 de  breedere  tusschenruimte  tusschen  de  tweede  en  derde  rij  uit-  
 kwamen.  Al  de  kleine  tempels  waren  aan elkander gelijk. Zij waren  
 vierkant,  misten  inwendig  alle  versiering  van  beeldhouw-  
 werk,  maar  waren  daarentegen  aan  de  buitenzijde  allen  met  
 basreliefs  bedekt,  die  intusschen  slechts  een  gedurige  herhaling 
 *)  ln  de  mij  bekende  beschrijvingen  »an  Tjandi  Sewoe  komen  vele tegenstrijdigheden  
 voor.  Baker  (bij  Raftles,  Java,  I I .  16)  heeft  vele  grove  en  onbegrijpelijke  misslagen  
 begaan,  die  door  Brumund  zijn  aangewezen.  Doch  deze  verbetert  hem  niet  ten  aanzien  
 van  het  aantal  der  Raksasa’s ,  waarvan  Baker  zegt  dat  negen  paren  voorhanden  zijn,  
 schoon  men  niet  begrijpt  waar  die  dan  hunne  plaats  vinden,  terwijl  Junghuhn,  watop  
 zieh  zelf  veel  aannemelijker  is,  van  slechts  vier  paren  gewaagt. 
 II  7