
Belangrijker was het beeldhouwwerk aan de binnenzijde van
den ringmuur, die tevens den voorwand van den tweeden om-
gang vormde. Hier vond men twee boven elkander geplaatste
rijen van kasementen, door gladde posten gescheiden. De boven-
ste rij, op de achtervlakken der nis- en klokgebouwtjes geplaatst,
bestond in het gebeel uit 372 kasementen, de onderste, op
den benedenmuur zelven aangebracht, uit 196 veel grootere
van verschillende breedte. Al deze kasementen waren bebei-
teld met zeer uitvoerige basreliefs, die Boeddha’s als het voor-
werp van hulde en aanbidding, Boeddhaleerlingen of Biksjoe’s ,
tooneelen uit het leven van vorsten, reuzen, slangenkoningen,
hemelgeesten, dierenfabelen enz. voorstelden, alles zoo het
schijnt tot het Bo eddhismezijne geschiedenis en zijne zede-
leer betrekkelijk. Een bepaald plan heeft men daarin tot dus-
ver niet kunnen ontdekken, ofschoon men zeker een samenhang
vermoeden mag. Enkele beeiden en figuren die eenige
betrekking tot het Brahmanisme schijnen te verraden, laten zieh
gemakkelijk verklären uit hetgeen het later Boeddhisme van het
Brahmanisme heeft overgenomen, toen het zijn Pantheon met
de goden en geesten der volgers van Yischnoeren Siwa aan-
vulde. Yele dezer basreliefs munten uit door uitnemende schoon-
heid van bewerking. Yan het gezamenlijk aantal van 568 bevinden
zieh thans nog 400 in zoo goeden staat, dat zij door den heer
Wilsen konden worden afgeteekend. De overige waren vermeid
of onder het puin begraven.
De muur die den tweeden omgang van den derden scheidde,
vormde natuurlijk tevens den aehterwand van eerstgemelden. Ook
die muur bestond weder uit twee afdeelingen: den eigenlijken of
benedenmuur, die, altijd door de vier poorten afgebroken, den
ganschen, wederom twintighoekigen , derden omgang omringde,
en den daarop geplaatsten tweeden muur, die tevens den onder-
gevel vormde van de kleinere gebouwtjes met hunne nissen en
klokken, die wij ook hier terug vinden. Het aantal nisgebouwen
met de in de nissen geplaatste Boeddhabeelden bedroeg ook hier, bij
eenigszins andere verdeeling der ruimte, 26 aan iedere zijde of 104
in het geheel. De vorm der nisgebouwen verschilde van die des
eersten ringmuurs hoofdzakelijk door de torentjes, die hier allen
denzelfden klok- of koepelvorm hadden als de bedekking der kleinere
gebouwtjes op den muur; die met de nisgebouwen afwisselden.
Over kleinere afwijkingen in lijstwerk en versiering mag ik hier
niet uitweiden. De vier poortgebouwen in dezen muur verschilden
wederom in vorm sleohts weinig van de nisgebouwen; alleen
waren zij veel breeder e n , daar het verschil in hoogte zieh tot
den koepel van het middelste torentje bepaalde, even gedrukt
van aanzien als de poortgebouwen des eersten ringmuurs. Het
gewelf der poorten week in samenstelling geheel af van dat
der lager geplaatste, en werd gevormd door vier, telkenstraps-
wijze vooruitspringende lagen van glad behouwen steenen. Twee-
maal verhief zieh dit gewelf, naarmate men hooger klom, plot-
seling ongeveer een meter hooger. Een trap van dertien in
hoogte en diepte verschillende treden, waarvan de eerste onmid-
dellijk achter den post der poort begon, en de laatste zieh bijna on-
middellijk aan den volgenden trap aansloot, voerde door deze poort
heen naar den derden omgang, welks vloer 3.84 M. boven dien
des tweeden was gelegen. Yoor den afvoer van het water van
den derden naar den tweeden omgang waren ook in dezen tweeden
ringmuur op al de uitspringende hoeken goten, met spuiers in
den vorm van leeuwenkoppen, aangebracht.
Yan het beeldhouwwerk aan den tweeden ringmuur, waarbij
mijn bestek mij weder dwingt over de menigvuldige sieraden
van allerlei aard te zwijgen, behoeven de Boeddha-beelden, als
geheel gelijk aan de vroeger beschrevene, niet nader vermeld
te worden. Ook de beeiden in de kasementen die wij hier weder
tusschen de nissen en onder de klokgebouwtjes vinden, komen
\in het algemeen met die des vorigen omgangs overeen. Doch mis-
schien het merkwaardigste beeldhouwwerk van het gansche gebouw
werd gevormd door de basreliefs in de kasementen die in twee
rijen op den benedenmuur, dus onder de zoo even vermelde,
waren uitgehouwen. Het gezamenlijk aantal dier basreliefs was
240, 120 op elke rij. De bovenste rij is volledig bewaard ge-
bleven, terwijl van de onderste slechts een zevental niet konden
worden afgeteekend. Het is aan de scherpzinnigheid van den