
Er bevonden zieh nog steeds eenige Nederland sehe gevangenen in
handen van den Sultan; hun aantal werd nu tot omstreeks 50
vermeerderd, en zij werden te Mataram als slaven behandeld en
ontvingen nauwelijks genoeg om het leven te behouden.
De Hooge Regeering was van oordeel, dat deze verraderlijke
handelwijze niet ongewroken mocht blijven; maar de bewindheb-
bers, slechts voor den handel beducht, die door de vijandschap
met Mataram groote schade leed, drongen er steeds op aan, dat
de Compagnie de minste moest zijn. Inmiddels werden de om-
streken van Batavia gedurig verontrust door zwermen stroopers f
door den Sultan afgezonden. De Gouverneur-Generaal Brouwer,
die Specx was opgevolgd, was eerst op de gedachte gekomen
den vorst van Boeleleng op Bali, die tevens suzerein was van
Balambangan, tot een oorlog tegen zijn erfvijand Mataram op te
wekken, ten einde aan Batavia eenige afleiding te verschaffen.
Maar schoon de beide gezantschappen die hij in 1633 naar Bali
zond, wel ontvangen werden, toonden de vorsten geene geneigd-
heid om den bestaanden vrede met Mataram te verbreken. Er
schoot dus voor Brouwer geen ander middel over dan den weg
der onderhandeling, zoozeer door de bewindhebbers aanbevolen,
op nieuw te beproeven. Die onderhandeling had aanvankelijk plaats
door tusschenkomst van den regent van’ Tagal, maar deze liet
ten laatste weten, dat, om het doel te bereiken, een gezantschap
met brieven en geschenken opzettelijk van Batavia aan den Soe-
soehoenan zou moeten gezonden worden. De Hooge Regeering
was tot groote toegevendheid bereid. Zij zond in October 1634
den kommandeur van Brouchum naar Tagal, om de erkenning
van Sultan Ageng als Oppervorst van geheel Java, het geven
van een jaarlijksch geschenk , „omdat de Nederlanders op zijn land
residentie genomen hadden“ , en een billijk rantsoen voor de ge-
vangen Nederlanders aan te bieden. Doch alles te vergeefs. De
Sultan verlangde een voor ieder zichtbaar bewijs van leenhulde
door de hofreis van twee Nederlandsche gemachtigden naar Mataram,
en juist dat eene wat hij als onmisbare voorwaarde voor
alle onderhandeling stelde, was het wantrouwig geworden bestuur
te Batavia volstrekt ongeneigd toe te staah. De bewindhebbers
maakten het Brouwer bepaaldelijk ten grief, dat hij den vrede
met Mataram niet had weten te hersteilen, en dien met Bauten
even weinig had weten te bewaren. Hij werd ontslagen en aan
zijn opvolger Antonie van Diemen, die den l sten Januari 1636
het bestuur overnam, werd een vredelievende staatkunde op nieuw
ten ernstigste aanbevolen.
Het herstel van den vrede met Banten was voor de Compagnie
niet voordeelig geweest, en het bleek dat de Indische regeering
wel had gezien, toen zij, tegenover de telkens herhaalde
aanmaning tot vrede van den kant der bewindhebbers, de Stelling
volhield, dat uit den bloei van Banten belemmering voor
Batavia’s voortgang zou volgen. De Bantenners bekreunden zieh
niet om de contracten door de Compagnie met de vorsten en
hoofden der Molukken tot verkrijging van het specerijmonopolie
gesloten. Maar dat was juist de gevoelige piek der Compagnie,
en de Regeering gaf dus bevel de Bantensche vaartuigen die het
monopolie geschonden hadden, aan te halen en tot goeden prijs
te verklären.Het gevolg hiervan was, dat in November 1633 de
oorlog weder uitbrak. De Pangeran Ratoe eischte de verbeurd-
verklaarde schepen en goederen zijner onderdanen terug, en toen
dit zonder gevolg bleef, legde hij de hand op al de goederen der
Compagnie te Banten en op de personen die haar vertegenwoor-
digdön. De vaart en gemeenschap tusschen Batavia en Banten
werden dus weder van weerszijden verboden en beide partijen
deden elkander te land en ter zee zooveel kwaad als zij vermochten.
Te gelijker tijd echter wendde de Indische Regeering,
om aan de bevelen van het Opperbestuur te voldoen, telkens
weder pogingen aan om tot herstel van den vrede te geräken. Aanvankelijk
deden de Bantenners hooge eischen; doch ten laatste
toonden zij zieh bereid in het specerijmonopolie der Compagnie
te berusten, als hun op eenige ondergeschikte punten genoegen
werd gegeven. In Juli 1636 werd een wapenstilstand gesloten,
die eindelijk in 1639 tot vernieuwing van den vrede leidde, op
denzelfden voet als tien jaren te voren.
Het geheim dezer vreedzame oplossing was vooral in de weder
opgewekte vrees van Banten voor Mataram gelegen. De vorst