
 
        
         
		bepaald  te  hebben,  trachtten  de  ontevredenen  de  opvolging  van  
 Pangeran  Dipati,  den  tweeden  zoon  van  Sultan  Hadji,  door  te  
 drjjven,  in  de  hoop  hem  als  werktuig  te  gebruiken  om  Dipa-  
 ning-Rat  ten  val  te  brengen.  Werkelijk  werd  de Rijksbestuurder  
 gevangen  genomen,  en  toen  hij  kort  daarna,  niet  zonder  ver-  
 moeden  van  gepleegd  geweld,  gestorven  was,  werden  zijne goe-  
 deren  verbeurd  verklaard.  Men  zag  daarin  te  Batavia  reeds  een  
 voorbode  van  de  zegepraal  der  aan  de  Compagnie  vjjandige  en  
 met  de  Engelschen  heulende  partij;  doch  de  Regeering  wist met  
 veel  beleid  het  verloren  terrein  te  herwinnen.  Kort  nadat  Pangeran  
 Dipati,  onder  den  naam  van  Sultan. Aboe’l-Mahasin  Mohammed  
 Zeinoe’l-’abedln,  den  troon  had  besiegen,  bekrachtigde  
 ook  hij  zonder  voorbehoud  de  contracten  door  zijn  vader  met de  
 Compagnie  gesloten,  en  koos  een  rjjksbestuurder  die  haar  niet  
 ongenegen  was,  terwijl  tot  verderen  waarborg  tegen  alle  gevaar  
 de  bezetting  der  Compagnie  te  Banten  tot  560  man  werd  op-  
 gevoerd  '). 
 Wij  moeten  thans  tot  Soerapati  terugkeeren,  die  zieh  na  zijn  
 vlucht  uit  Kartasoera  in  Pasoeroean  had  genesteld.  Hier  verza-  
 melde  hij  een  steeds  aangroeiend  getal  van  gevluchte  slaven  en  
 vagebonden  van  allerlei  natien  om  zieh,  en  wist,  als  een andere  
 Spartacus,  uit  den  woesten  hoop  een  schaar  van  helden  te  vor-  
 men,  en  met  de  gebrekkigste  middelen  een  rijk  te  stichten,  dat  
 zieh  ten  laatste  längs  de  Zuidzee  van  Pänärägä  tot  Poeger 2)  en  
 noordwaarts  tot Banggil uitstrekte, en de Compagnie zoowel als den  
 Soesoehoenan  trotseerde.  Te  Batavia  hield  men  zieh  steeds over-  
 tuigd  dat  de  Soesoehoenan  met  Soerapati  samenspande,  en  be-  
 schouwde  men  alle  aanzoeken  van  den  vorst  van  Mataram  om  
 gezamenlijk  tegen  den  slavenhoofdman  te  yelde  te  trekken,  als  
 pogingen  om  de  troepen  der  Compagnie  naar  het  binnenland  te  
 lokken  en  het  aan  Tak  gepleegde  verraad  teherhalen.  Dieover-  
 tuiging  werd  zelfs  niet  geschokt  toen  het  bleek  dat  de  rijksbe- 
 Camphuys  en  van  Outhoorn  bij  de  Jonge,  V I I I .  73,  78. 
 2)  Zie  de  aanwijzing  der  onder  Soerapati  staande  landschappen  op  de  kaart  van  
 Valentijn.  Het  landschap  Loedäjä,  welks  naam  thans  geheel  van  de kaarten  verdwenen  
 is ,  moet,  volgeii8  die  aanwijzing,  ongeveer  de  zuidelijke  helft  van  Kediri  beslagen  
 hebben. 
 stuurder  Sindä  Redjä,  wiens  leger  men  te  Batavia  geloofde  dat  
 slechts  in  schijn  tot  bestrijding  van  Soerapati,  maar  inderdaad  
 tot  overrompeling  van  Samarang  was  uitgerust,  werkelijk  naar  
 Pasoeroean  was  op  marsch  gegaan,  maar,  niet opgewassen tegen  
 de  geoefende  soldaten  van  Soerapati,  een  geduchte nederlaag had  
 geleden.  Men  achtte misschien zulk  een  Javaanschen tyran in staat  
 om  des  noods  aan  het  behoud  van  den  schijn,  door  zijne  poli-  
 tiek  gevorderd,  een  geheel  leger  op  te  offeren.  Echter  ging  de  
 argwaan  der  Hooge  Regeering  in  dit  geval  te  ver.  De  zwakke  
 Soesoehoenan  had  waarschijnlijk  geen  vast  plan,  maar  was  een  
 speelbal  der  partij en;  de  rijksbestuurder  Sindä  Redjä  en  de  Pangeran  
 van  Sampang  meenden  het,  zij  het  dan  ook  in hun  eigen  
 belang,  eerlijk  met  het  Gouvernement  en  gaven  daarvan  het be-  
 wijs,  toen  zij  het  heimelijk  tegen  de  plannen  van Adipati Anom,  
 den  oudsten  zoon  des  Soesoehoenans,  waarschuwden.  De  groote  
 vriend  van Soerapati  was  de  genoemde  prins,  die  reeds  lang met  
 vlammende  oogen  op  den  troon  van  zijn afgeleefden vader had ge-  
 staard  en  hoopte  met  de  hulp  van  den  Balinees  zieh op den troon  
 van  Mataram  te  plaatsen  en  de  Hollanders  van  Java  te verjagen. 
 Intusschen  werd  de  Compagnie  in  1691  ook  van  eene  andere  
 zijde  tot  hulp  tegen  Soerapati  aangezocht.  De oude Soesoehoenan  
 van  Balambangan,  die  veel  van  zjjn  gevaarlijken nabuur te lijden  
 had,  zond  nu  zelf  een  gezantschap  tot  de  Regeering  te Batavia,  
 van  welke  hij  zes  jaren  vroeger  nog  niets  had  willen  weten  ‘).  
 Zijn  aanbod  werd  gretig  aangenomen  en  een  afgevaardigde  naar  
 Balambangan  gezonden,  maar  de  onderhandeling  liep  weldra  te  
 niet  door  den  dood  van  den  ouden  vorst,  naar  Javaansche wijze  
 gevolgd  door  een  krijg  over  de  successie  tusschen  de  drie zonen  
 die  hij  naliet.  Eerst  plaatste  zieh  de  oudste  zoon  op  den  troon,  
 maar  daar  hij  der  Compagnie  niet  genegen  was,  hielp  deze den  
 tweeden  zoon  aan  de  regeering,  op  de  belofte  dat  hij  Soerapati  
 te  Pasoeroean  of Banggil  zou  aantasten.  Dit  plan  was echter nog  
 niet  uitgevoerd  toen deze  prins  van  kant  gemaakt  en  de  jongste  
 zoon  op  den  troon  geplaatst  werd.  Dadelijk  werd  nu alle betrekl) 
   Zie  boven,  biz.  408. 
 ii. 
 ^