
 
        
         
		mondkost  begon  te  ontbreken.  Reeds  toen  werd  de  Dipati  van  
 Soerabaja,  wiens  troepen  veel  onwil  aan  den  dag  legden,  verdacht  
 gehouden  van  het  leger  met  voorbedachten  rade  aan  deze  
 moeilijkheden  te  hebben  blootgesteld.  Knol,  om  aan  den invloed  
 der  miasmen  te  ontkomen,  verhaastte  zijn  opmarsch  en  liet  een  
 aantal Javanen,  onder bedekking van eenige compagnien inlandsche  
 Soldaten,  vooruit  trekken  om  een  weg  door  het woud te kappen.  
 Deze  voorwacht  werd  in  een  gevecht  met  den  vijand  gewikkeld  
 en  spoedig  zeer  in  het  nauw  gebracht;  kapitein  de Bevere,  met  
 een  aanzienlijke  macht  opgerukt  om  haar  te  ontzetten,  liet  zieh  
 op  ongunstig  terrein  tot  een  stnjd  met  de  troepen  van Soerapati  
 verlokken,  waardoor  een  gevoelig  verlies  werd  geleden.  De  Ja-  
 vaansche  koeli’s  waren  zoo  bevreesd geworden,  dat zij niet waren  
 voort  te  krijgen,  waardoor  12  dagen  verloren  gingen  met  het  
 afleggen  van  den  geringen  afstand  van  Derma  tot  aan  de  vijan-  
 delijke  werken  te  Banggil.  Den  löden  October  werd  de  storm  
 gewaagd  op  deze  verschansingen,  waarvoor  Soerapati  met  veel  
 bekwaamheid  van  het  terrein  had  gebruik  gemaakt  en  die  hij  
 met  groote  dapperheid  verdedigde.  Aan  de  zij de  der  Compagnie  
 streden  de  Javanen,  inzonderheid  de  troepen  van  den Dipati van  
 Soerabaja,  slechts  in  schijn;  doch  de  Europeesche  troepen deden  
 voortreffelijk  hun  plicht,  en  de  bommen en handgranaten richtten  
 in  de  gelederen  des  vijands  vreeseljjke verwoestingen aan. Na een  
 uur  strijds  bleef  Knol  overwinnaar  en  joeg  den  vijand  uit  zijne  
 Stelling.  Nu  meende  hij  dat  de  weg  naar  Pasoeroean  voor  hem  
 open  lag;  doch  wederom  bleek  het  dat  hij  door  de  Javanen'  om-  
 trent  de  gesteldheid  van  het  terrein  was  misleid.  De  Dipati  van  
 Soerabaja  durfde  nu  zijne  verraderlijke  rol  niet  langer volhouden  
 en  maakte  zieh  met  zijn  geheele  leger  uit  de  voeten,  onder  
 voorwendsel  dat  hij  zijn  eigen  gebied  tegen  een  inval des vijands  
 moest  gaan  verdedigen.  Door  gebrek  aan  koeli’s  en  de  hevige  
 regens  was  Knol,  zeer  tegen  zijn  zin,  genoodzaakt  naar  Soerabaja  
 terug  te  keeren.  Ook  kapitein  de  Roode  had het,  eveneens  
 wegens  het  verraad  der  Javanen,  bij  zijn  marsch  naar  Kediri  
 niet  verder  kunnen  brengen  dan  tot  Kertä  Sana.  De  veldtocht  
 van  1706  scheen  mislukt.  Toch  was  inderdaad  een  groot  voordeel  
 bevochten.  Soerapati  was  bij  de  bestorming  van  Banggil  
 gewond  en  overleed  kort  daarna  te  Pasoeroean  aan  de gevolgen. 
 Hiermede  was  echter  de  strijd  niet  geeindigd.  Soerapati  liet  
 drie  zonen  na;  Soenan  Mas  erkende  den  oudsten als zijns vaders  
 opvolger  in  het  gebied  van  Soerabaja  en  kende  ook  aan  de  
 overigen  titels  en  gronden  toe.  De  Hooge Regeering  begreep dat  
 de  waardigheid  en  veiligheid  der  Compagnie  de  geheele  onder-  
 drukking  van  den  opstand  vorderde.  Tevens  werd  aan  Knol  belast  
 zieh  van  den  Dipati  van  Soerabaja  meester  te  maken  en  
 hem  tot  nader  bevel  te  Samarang  gevangen  te  houden;  maar  
 hij  durfde  dit  bevel  niet  uitvoeren,  want  de  Dipati  kwam  nooit  
 dan  onder  sterk  geleide  in  de  vesting  der  Compagnie.  Met  de  
 gedachte  om  nader  met  hem  af  te  rekenen,  zoodra  de  gelegen-  
 heid  günstig  zou  zijn,  trachtte  men  hem  door  geveinsde  vriend-  
 schapsbetuigingen  in  slaap  te  wiegen,  opdat  hij  zieh  niet met de  
 zonen  van  Soerapati  zou vereenigen. Overigens werd Knol met een  
 zending  naar  Kartasoera  tot  regeling  der  zaken  met  den  Soesoe-  
 hoenan  belast,  terwijl  het  bevel  over  het  leger  op  nieuw  aan  
 de  Wilde  werd  toevertrouwd.  In de keizerlijke hofplaats  heerschte  
 veel ontevredenheid  over  het  bestuur  van  den Soesoehoenan,  die  
 zieh  geheel  door  zijne  Ratoe  liet  leiden  en  wiens  zonen zieh aan  
 allerlei  buitensporigheden  schuldig  maakten.  Het  kostte  veel  tijd  
 en  moeite  eer  met  den  zwakken  vorst  eenige  maatregelen  tot  
 voorbereiding  van  den  nieuwen  veldtocht  getroffen  waren. 
 Terwijl  Knol  zieh te  Kartasoera met onderhandelen bezig hield ,  
 deden  de  scharen  van  Soerapati’s  zonen,  aangevoerd  door  zeke-  
 ren  Sjeikh  Abdoe’llah,  een  inval  in  het  Soerabajasch  gebied,  
 dat  zij  te  vuur  en  te  zwaard  verwoestten,  terwjjl  de  sterkte der  
 Compagnie  ter  hoofdplaats  slechts  door  de  groote  waakzaamheid  
 van  kapitein  Sergeant  voor  overrompeling  bewaard bleef.  Tjakra-  
 ning-Rat,  die  oud  en  ziek  was,  bleef  werkeloos,  even  als  zijn  
 schoonzoon  de  Dipati  van  Soerabaja.  Intusschen  pleit  de  inval  
 op  het  grondgebied  van  dezen  laatsten  toch  geenszins  voor  de  
 hem  toegeschreven  verstandhouding  met  Soerapati.  De  onpartij-  
 dige  geschiedschrijver  moet  huiverig  zijn  omtrent  de  schuld  van  
 dien  regent  uitspraak  te  doen  en  zieh  afvragen  of  niet  veel