
 
        
         
		De  zending  van  Tak  omvatte  ook  de  regeling  der  zaken  van  
 Tjeribon,  waar  de  drie  breeders alweder met elkander in twist waren  
 ,  en  eene inspectie van de verschillende kantoren der Compagnie  
 in  Oost-Java.  Den  3den  November  1685  van  Batavia vertrokken,  
 legde  hij  eerst  de onderlinge geschillen der Tjeribonsehe Pangerans  
 zoo  goed  mogelijk  bij.  Daar  de  oudste,  aan  het  gebruik  van  
 opium  verslaafd,  tot  den  diepsten  graad  van liohaamszwakte was  
 afgedaald,  en  de  jongste  in  zijn  verstand  was  gekrenkt,  wasal-  
 leen  met  Pangeran  Anom  iets  uit  te  richten.  Met  veel  moeite  
 haalde  Tak  hem  over  om  met  hem  naar  Kartasoera te gaan,  ten  
 einde  aan  den  Soesoehoenan  hulde  te  bewijzen  en  eindelijk  de  
 betrekking  tusschen  Tjeribon  en  Mataram  naar  behooren  te  
 regelen. 
 Den  2Osten  December  vertrok  Tak  naar  Samarang,  vanwaar  
 hij  kapitein  Leeman  met  twee compagnien Soldaten tot begeleiding  
 van  de  pakgoederen  en  geschenken  vooruit  naar  Kartasoera  
 zond.  De  komst  dezer  voorwacht  verwekte  ter  hoofdplaats groote  
 onrust  en  spanning.  Soerapati  met  zijn  talrijken  aanhang  was  
 als  lijfwacht  des  Soesoehoenans  nabij  den  kraton gelegerd;  maar  
 de  vrees  voor  den  toorn  of  de  hoop  op  de  gunst der reeds schier  
 alvermogend  geaehte  Compagnie  bracht  den  rijksbestuurder,  in  
 overleg  met  Pangeran  Sampang  en diens schoonzoon Djajengranä,  
 regent  van  Soerabaja,  beide  destijds  te  Kartasoera  vertoevende,  
 tot  het  heimelijk  aanbod  aan  Tak  om  nog  voor  zijne komst Soerapati  
 en  zijn  aanhang  te  omsingelen  en  af  te  maken.  Tak nam  
 het  aanbod  aan,  maar  de  uitvoering  werd  öf  door  verraad,  öf  
 door  gebrek  aan  beleid  en  moed  verijdeld.  Soerapati,  door  het  
 volk  van  Pangeran  Sampang  omsingeld,  verbrak  den  kringdoor  
 een  plotselingen  aanval,  deed  de  helden, die  hem  vangenzouden  
 uiteenstuiven  en  ontkwam  naar  het  open  veld.  Juist  op  dat  
 oogenblik  kwam  Tak  te  Soerakarta.  Onmiddelijk  zond  hij  van  
 Yliet  tot  den  Soesoehoenan  om  hem  aan  te zeggen,  dat de Compagnie  
 zieh  niet  liet  bespotten  en  de  dadeljjke  uitlevering  van  
 Soerapati  eischte;  maar  deze  kwam  terug  met  de  boodschap  dat  
 de  Soesoehoenan  zieh,  onder  voorwendsel  van  Soerapati  na  te  
 zetten,  uit  den  dalam  verwijderd  had.  Tak  liet  den  vorst  ijlings 
 terugbrengen  en  door  eene  wacht  onder Grevink  bewaken,  maar  
 misleid  door  een  valsch  bericht  van  den  Regent  van  Djapara,  
 toog  hij  met  drie  compagnien  uit  om  Soerapati  ten  oosten  der  
 stad  te  zoeken.  Het  hevig  schieten  en  het  uitslaan  der  vlammen  
 aan  de  zijde  van  den  dalam  riep  hem  wel  is  waar  spoedig  van  
 dezen  ijdelen  tocht  terug;  maar  bij  zijne  wederkomst  vond  hij  
 de  moskee  in  brand,  Grevink  met  zijne  Soldaten  doodgeslagen  
 en  Soerapati  in  den  dalam  genesteld. 
 Tak  aarzelde  geen  oogenblik  om  Soerapati  aan  te tasten, wien  
 geen  uitweg  uit  den  omsingelden  kraton  scheen  opengebleven,  
 maar  hij  stiet  op  wanhopigen  wederstand  en  moest  bovendien  
 een  deel  zijner  manschappen  afzonderen  om  het  fort  der  Compagnie  
 te  beschermen  en  zieh  een  wijkplaats  open  te  houden,  
 daar  op  de  goede gezindheid  der Javanen  niet  veel  staat  scheen  
 te  maken.  Onder  het  schreeuwen  van  „amok,  amok“  deed  Soerapati  
 tot  tweemaal  toe  een  woedenden  uitval  en  brak  eindelijk  
 door.  De  wijkende  Madoereezen  brachten  ook  de  gelederen  der  
 Nederlanders  in  wanorde.  Er  ontstond  eene  vreeselijke  verwar-  
 ring,  nog  vermeerderddoor  den  rook  derbrandende  huizen,  die  
 het  uitzicht  belemmerde. Weldra zocht alles een  goed heenkomen;  
 Tak  zelf  vond,  terwijl  hij  te  paard wilde stijgen,  een roemloozen  
 dood.  Kapitein  Leeman  verzamelde  het  overschot  der Nederland-  
 sche  troepen  in  het’fort,  waar  hij  zieh  zoo  goed  mogelijk  ver-  
 sterkte,  en  dreigde  den  Soesoehoenan,  dien  hij  van  verraad  
 verdacht  hield,  met  de  wraak  der  Compagnie,  zonder  naar  de  
 verontschuldigingen  te  willen  hooren  die  Pangeran  Sampang  
 hem  uit  naam  van  den  vorst  kwam  aanbieden.  Terwijl  Soerapati  
 met  zijn  aanhang  in  zuidoostelijke  richting  voorttoog,  bleef Leeman  
 ruim  zes  weken  lang  met  het  zwakke  garnizoen  in  de  Ne-  
 derlandsche  sterkte  opgesloten.  De  Soesoehoenan  bezocht  haar  
 herhaaldelijk,  maar  werd  steeds  met  het  grootste  wantrouwen  
 ontvangen.  Ten  laatste  gelukte  het  Leeman  den  20sten  Maart  
 1686  ongemoeid  en  door  den  Tjeribonschen  prins vergezeld naar  
 Djapara  af  te  trekken,  waarheen  hij  het  lijk  van  Tak  mede-  
 voerde.  Inmiddels  had  de  Hooge  Regeering,  nadat  zij  van  het  
 gebeurde  te  Kartasoera  kennis  had  bekomen,  de  noodige  maat