
door hoogst drukkende wijze verkregen. Aan eene vaste verhou-
ding tot de opbrengst der akkers werd niet gedacht; van
betaling was zelden sprake en bij misgewas bleef dikwjjls aan
de arme Javanen niet genoeg om hun gezin te onderhouden,
welk een en ander weder gedurige verhuizingen van het eene
regentschap naar het andere, in de hoop op een betere behandeling,
ten gevolge had. Yele regenten verhuurden, door geldgebrek
gedwongen, een deel der desa’s aan Chineezen. Waar dit het
geval was, steeg de nood der bevolking het hoogst; want het
ééne deel werd door zijne onbarmhartige landheeren uitgezogen,
en de contingenten drukten nu te zwaarder op het andere deel,
dat alleen met de geheele opbrengst belast bleef. Van de
zijde der Compagnie had met het lot der inlandsche bevolking
niet de minste bemoeienis plaats; zij liet haar geheel aan het
goeddunken der regenten over, en dezen werden geacht aan al
hunne verplichtingen voldaan te hebben, indien zij slechts voor
de levering der contingenten zorg droegen *).
Het is niet gemakkelijk zieh een overzicht te verschaffen van
het bedrag der contingenten, dewijl in de overeenkomsten daar-
omtrent van tijd tot tijd veranderingen werden gebracht. Yolgens
den Heer Hageman, die van onuitgegeven bescheiden heeft
gebruik gemaakt, maar zijn bronnen niet nauwkeurig genoeg
aanwijst en daarbij doorgaans te slordig en onkritisch is om ons
volkomen vertrouwen in te boezemen, zou in 1795 de gezamen-
lijke opbrengst van het Gouvernement der Noordoostkust aan de
Compagnie bedragen hebben 5624 kojans rijst, waarvan 1148
om n ie t, de overige grootendeels tegen den uiterst geringen prijs
van nog geen / 20 het kojan; voorts 350 pikols katoenen garens,
12\ pikols was, 2 pikols lange peper, 88 pikols indigo, 42,250
kannen olie, 800 kannen aardolie en 9300 stuks balken uit de
bosschen, alles mede voor een kleiner deel om niet, voor een
grooter tegen prijzen die altijd zeer matig gesteld waren.
Andere producten, zooals koffie, suiker, zwarte peper, karda-
mom, koriander, tamarinde, kassia en zout, moesten mede door
*) D. t. Hogendorp, Bericht. 16—18; Hageman in T. v. I T. Id , en Vk. IX. 268.
de bevolking voor hare regenten gekweekt of gefabriceerd en
door deze aan de Compagnie tegen vaste prijzen geleverd worden
*). Maar van de meeste dezer producten was de levering
gering, wat ten deele aan de zonderlinge maatregelen der Re-
geering moet geweten worden, die, om een enkel voorbeeld te
geven, in Mei 1796 last gaf om de koffiecultuur in het Gouvernement
der Noordoostkust te staken, en in September van
hetzelfde jaar dat verbod herriep, met bevel om den aanplant
van koffie ten krachtigste te bevorderen2). Overigens werden
in de meeste regentschappen nog eenige belastingen in geld on-
der verschillende benamingen ten behoeve der Compagnie
geheven; maar wanneer men alleen op het geringe cijfer van
het bedrag le t, kunnen zij niet zeer bezwarend geacht worden.
De druk waaraan de bevolking onderworpen was, moet dus
minder als het rechtstreeksch gevolg van hare opbrengsten aan
de Compagnie worden beschouwd, dan als ontstaan uit de gruw-
zame knevelarij, ten behoeve harer Europeesche en inlandsche
ambtenaren, waartoe haar ellendig stelsel aanleiding gaf.
Het laatste gedeelte van Java waarin wij den toestand der
inlandsche bevolking in dit tijdvak hebben na te gaan, zou
men het best „Batavia en Onderhoorigheden“ noemen. Het wordt
echter in de geschriften van dien tijd veelal Jakatra of Koning-
rijk Jakatra geheeten 3) , omdat het rijkje Djakarta, van welks
voormaligen omvang en gewicht men zieh zeer overdreven voor-
stellingen vormde 4) , als de kern van dat gebied werd aange-
merkt. Men kan het nader splitsen in de volgende onderdeelen:
a. de Stad zelve, bestuurd door een collegie van Schepenen,
b. de Ommelanden, onder het bestuur van Heemraden, c. de
Jakatrasche en d. de Preanger Bovenlanden, onder het bestuur
van inlandsche regenten. Tot de Ommelanden behoorden, behalve
een klein deel der tegenwoordige afdeeling Tangeran, dat in particulière
handen was overgegaan, bijna de geheele afdeelingen
0 Hageman in TijJachr. v. I. T. Ld. en Vk. IX. 268 w .
a) D. van Hogendorp, Bericht. 67.
3) Zie b. v. Batavia in derzelver gelegenheid, I. 9 .; Hnysers, O. I. établissementen,
4—6; Radermacher in Verh. v. h. Bat. Gen. I . 19.
4) Zie boven, blz. 273—275 en 317.
II. 34