
 
        
         
		Zeker  zijn  vele  historische  elementen  in die overleveringen bevat  
 in  zooverre  zij ,  als  scheppingen  van  den  Javaanschen geest, niet  
 anders  dan  Javaansche  toestanden  en  Javaansche  begrippen k.011-  
 den  terugkaatsen.  Bene  zorgvuldig  kritische  beschouwing  kan  
 daarom  veel  historische  stof  aan  die  verhalen  ontleenen;  maar  
 deze  is ,  om  het  zoo  eens  uit  te  drukken,  geheel  van  onpersoon-  
 lijken  aard.  Men  kan  er  veel  uit  opmaken  omtrent  den  toestand  
 der  maatschappij  in  het  algemeen,  maar  de  personen  die  ereen  
 rol  in  speien,  als  werkelijke  helden  der  Javaansche geschiedenis  
 te  willen  voorstellen,  is  een  gevaarlijke,  een  wanhopige  onder-  
 neming,  die  men  eenigermate  kan  gelijkstellen  met  het  streven  
 dier  schrijvers  over  Grieksche  ep  Romeinsche  geschiedenis,  die  
 de  helden  van  Homerus  en  de  koningen  van  Rome  als  historische  
 personen  voor  ons  hebben  opgevoerd,  en  getracht  het  
 beleg  van  Troje  door  Agamemnon  en  de  stichting  van  Rome  
 door  Romulus,  door  verwijdering  van  het fantastische en  wonder-  
 baarlijke,  tot  nuchtere  geschiedenis  terug te  brengen.  Ik voor mij  
 houd  mij  overtuigd  dat  men  op  deze  wijze  slechts  de  wolk  voor  
 Juno  omhelst,  en  stel  mij  liever  die  echt  kritische  geschied-  
 sehrijvers  ten  voorbeeld,  die,  zooals  Grote  in  zijne  geschiedenis  
 van  Griekenland,  de  legenden  van  den  voortijd  geheel  van  de  
 geschiedenis  scheiden,  maar  dan  00k  onverminkt  als  eene  inlei-  
 ding  tot  de  werkelijke  geschiedenis  verhalen,  of,  gelijk  Mommsen  
 in  zijne  geschiedenis  van  Rome,  zelfs  de  namen  van  de  
 helden  der  legende  laten  rüsten  en  in  die  tafereelen  van  den  
 voortijd  alleen  het  doek  waarop  de  gestalten  en  lotgevallen  dier  
 helden  gepenseeld  zijn,  als  van  waarde  voor den geschiedschrijver  
 beschouwen. 
 Wat  wij  dus  uit  de  Javaansche  legenden  omtrent  de  geschiedenis  
 van  het  Hindoe-tijdperk  kunnen  leeren,  is  over  het  
 algemeen  van  soortgelijken  aard  als  wat  wij  kunnen  afleiden  uit  
 de  menigvuldige  en  diepe  sporen  die  de  Hindoes  in  de  taal,  
 de  letterkunde,  den  maatschappelijken  toestand  en  de  godsdien-  
 stige  denkwijze  der  hedendaagsche  Javanen hebben achtergelaten.  
 Dit  alles  —-  en  men  kan  er  nog  bijvoegen  de  vergelijking  van  
 den  tegenwoordigen  toestand  van  Bali,  waar  zieh  bij  de  invoering  
 van  den  Islam  op  Java  het  Javaansche  Hindoeisme  gered  
 heeft,  —  kan  veel  bijdragen  om  ons  den  algemeenen  geest  van  
 het  Hindoe-tijdperk  te  leeren  kennen,  maar  leert  ons  niets  omtrent  
 de  mannen  die  aan  het  hoofd  der  zaken  stonden,  niets  
 omtrent  de  bijzondere  gebeurtenissen  en  hare  tijdsorde. 
 De  getuigenissen  van  Arabische  en  Chineesche  en  tegen  het  
 einde  van  dit  tijdperk  00k  van  Europeesche  schrijvers  zijn  te  
 weinig  in  getal,  te  onbepaald,  te  veel  door  onkunde  en  mis-  
 verstand  ontsierd,  om  veel  tot  onze  kennis  te  kunnen  bijdragen,  
 ofschoon  ons dat niet mag verleiden om ze geheel te verwaarloozen. 
 Doch  gelukkig  bezitten  wij  00k  nog  andere,  rechtstreeksche  
 en  volkomen  onwraakbare  getuigen  van  hetgeen  door  de Hindoes  
 op  Java  is  tot  stand  gebracht.  Het  zijn  de  uit  den  tijd  hunner  
 heerschappij  zelven  stammende  opschriften  op  steen  en  metaal  
 en  de  tallooze  overblijfselen  van  hunne  bouw-  en  beeldhouw-  
 kunst  die  over  een  groot  gedeelte  van  Java  verspreid  zijn.  Jammer  
 slechts  dat  zij  ons  voor  als  nog  voor  de  ontsluiering  van  
 Java’s  oude  geschiedenis  niet  die  diensten  bewijzen,  die  volgen-  
 de  geslachten  daarvan  mögen  hopen.  De  ontcijfering  der  inscription  
 is  nog  slechts  weinig  gevorderd,  en  de  overblijfselen  der  
 Hindoekunst  zijn  ons  nog  in  vele  opzichten  onverstaanbaar:  wij  
 kunnen  den  tijd  waarin  ze  verrezen  niet  bepalen,  den  onderlin-  
 gen  samenhang  niet  beoordeelen,  en  slechts  voor  een  klein  deel  
 de  voorstellingen  begrijpen  die  zij  ons  in  tallooze  bas-reliefs  te 
 aanschouwen  geven. 
 Het  komt  mij  onmisbaar  voor  van  deze  overblijfselen  uit  den  
 Hindoetijd  en  van  den  stand  hunner  verklaring  een  eenigszins  
 nauwkeurig  overzicht  te  geven,  aleer  ik  poog,  met  behulp  der  
 verschillende  genoemde  bronnen,  een  beeid  van  den  maatschappelijken  
 toestand  van  Java  voor  de  invoering  van  den  Islam  te  
 ontwerpen.  Beginnen  wij  met  de  opschriften. 
 Sedert  men  begonnen  is  aan  de  oudheden  van  Java  een meer  
 dan  voorbijgaande  aandacht  te  schenken,  heeft  men  eene  groote  
 menigte  opschriften  ontdekt,  uit  het  Hindoe-tijdperk  afkomstig,  
 meestal  öf  op  koperen  platen  öf  op  groote,  platte  steenen  in  
 den  vorm  van  grafzerken  gegrift,  bijna  altijd  van  nauwkeurige