
 
        
         
		scheen  te  zullen  komen, liet  de Adipati, waarschijnlijk door vrees  
 voor  de  overmacht  van  zjjn  tegenstanders  genöopt,  zieh bewegen  
 om  de  aangeboden  bemiddeling  van  den  Soenan  van  Griri  aan te  
 nemen.  Diensvolgens  kwam  eene  schikking  tot  stand,  krachtens  
 welke  de  Adipati  de  suzereiniteit  van  Mataram  zou  erkennen,  
 maar  met  het  gezag  over  al  de  oosteljjke  gewesten  zou  bekleed  
 bljjven. 
 Het  duurde  echter  niet  lang  of  de  Adipati  voelde  berouw  
 over  dezen  stap,  en  maakte  zieh  gereed  om  de  vjjandelijkheden  
 te  hernieuwen.  Hij  vereenigde  zijne  troepen  met  die  van  de  
 regenten  van  Madioen  en  Pänärägä  en  rukte  tegen  Mataram  op.  
 Een  bloedige  krjjg  was  hiervan  het  gevolg,  waarin  de Senäpati,  
 half door sluwheid, half door geweld, ten slotte over al zjjne vjjanden  
 zegevierde.  Nadat  hij  de  aanrukkende  vijanden  had  teruggedron-  
 gen,  keerde  hij  het  eerst  zjjne  wapenen  tegen  de  nauw  Verbünden  
 regenten  van  Pänärägä  en  Madioen.  Sommige  berichten  
 gewagen  van  een  verraderljjke  list,  waarvan  hij  zieh  bediende  
 om  de  samenwerking  dier  beide  hoofden  te  breken.  Hij  zond  
 eene  schoone  vrouw  van  hoogen  rang  als  afgevaardigde  tqt  den  
 regent  van  Madioen,  om  dien  van  zijne  goede  gezindheid  te ver-  
 zekeren  en  den  eerbied te  betuigen  dien  zjjne  strenge levenswijze  
 als  boeteling  hem  inboezemde,  maar  tevens  met  den  heimelijken  
 last  om  te  trachten  dien  vorst  in  hare  netten  te  verstrikken ,  en  
 dan  van  haren  invloed  gebruik  te  maken om hem van het verbond  
 af  te  trekken.  Toen  de  Senäpati  dus  den  regent  van  Madioen  in  
 slaap  had  gewiegd,  viel  hjj  onverwachts  op dien van Pänärägä aan  
 en  behaalde  op  hem  eene  gemakkeljjke  overwinning,  waarna  hjj  
 zjjne  wapenen  zonder  omwegen  tegen Madioen  keerde,  den dalam  
 van  den  regent  bestormde,  hemzelven  en  zijn  zoon  tot  de  vlucht  
 noodzahkte  en  eene  dochter  die  hjj  achterliet tot  vrouw  nam. Ver-  
 volgens  trok  de  Senäpati  tegen  Pasoeroean  o p ,  waar  de  regent  
 het bevel over  zijne  troepen  had  opgedragen  aan een dapper -officier  
 uit  Balambangan  afkomstig,  Adipati  Kaniten  geheeten,  die  den  
 strijd  tegen  de  overmacht  een  tjjd  lang  met  günstig  gevolg  vol-  
 hield.  Maar  op  zekeren  dag  ontmoette  deze  bjj  eene  verkenning  
 buiten  de  muren  den  Senäpati,  die  met  zjjne  ljjfwacht  tot gelijk 
 doel  was  uitgetogen.  De  beide  hoofden  daagden  elkander  tot  een  
 tweegevecht  uit  en  het  gelukte den Senäpati zjjn tegenstander met  
 zjjne lans  te  wonden  en  uit  den  zadel  te  werpen.  Hjj  hief  daarop  
 Adipati  Kaniten  van  den  grond op en liet hem in schamele kleeding  
 op  een  kreupele  merrie  ‘)  binden,  om  door  een  om  zjjn  hals  
 gehangen  brief  zijne  schände  aan  zijn  vorst  te  melden.  Deregent  
 van  Pasoeroean,  zjjn  legerhoofd  in  dien  toestand  van  diepe  ver-  
 nedering  ziende,  besloot  zieh  aan  den  Senäpati  te  onderwerpen  
 en  zond  hem  ten  teeken daarvan het afgehouwen hoofd van Adipati  
 Kaniten,  dat  hjj  met  gesmolten  tin  had  laten  volgieten. 
 Niet  lang  daarna  onderwierp  zieh  ook  de  regent  van  Kediri,  
 met  wien  de  Senäpati  zoozeer  was  ingenomen,  dat  hjj  hem zelfs  
 tot  bevelhebber  over  zijne  troepen  aanstelde,in  welke  hoedanig-  
 heid  hjj  aan  het  Mataramsche  rijk  gewichtige  diensten  bewees  
 door  het  fnuiken  van  allen  tegenstand  die  nog  in  vele  der  
 westeljjke  provincien  aan  ’s vorsten  gezag  werd  geboden.  Ook  
 Tjeribon  werd  genoodzaakt  de  suzereiniteit  van Mataram te erkennen, 
   en  wij  vinden  zelfs  een  bericht  dat  in  1599 de Panembahan  
 van  dat  gewest  in  persoon  te  Mataram  kwam, om den oppervorst  
 hulde  te  bewjjzen  2).  Door  de  veroveringen  van  Senäpati  Balek  
 —  dit  is  de  titel  dien  de gewezen regent als krjjgoverste voerde —  
 werd  dus  het  gebied  van  den  vorst  van  Mataram,  dat  zieh oost-  
 waarts  uitstrekte  tot  aan  het  Tengersche  gebergte,  de  grens  
 tegen  het  gebied  van  Balambangan,  westwaarts  bevestigd  tot  
 aan  de  Tji  Taroem,  waar  het  rijk  van  Banten  een  aanvang nam.  
 Inmiddels  waren  nog  onderscheiden  malen  oproeren te bedwingen  
 geweest;  maar  steeds  bleef  de Mataramsche vorst door zjjn gewoon  
 geluk  vergezeld.  In  1587  verbonden  zieh  de  Oost-Javanen  met  
 Padjang.  De  legerscharen  van  Mataram  leverden  hun  slag  en  
 behaalden  een  schitterende  overwinning,  maar  ten  koste  van het  
 leven  van  hun  aanvoerder,  Senäpati  Balek,  die  zoovele  over-  
 winningen  in  zjjns  meesters  dienst  behaald  had.  In  hetvolgende  
 jaar  werd  Demak,  dat  tegen  Mataram  in  opstand was gekomen, 
 *)  Slechts  het  geringste  volk  zat  op  Java  een  merrie  als  rijdier  gebruiken.  Vgl.  D.  
 1 ,  blz.  586. 
 s)  Roorda  v.  Bysinga,  Handboek,  I I I ,   1.  476.