
 
        
         
		De  Pangeran  rijksbestuurder  van  Bauten,  die  zieh  door  Koen  
 in  al  zijne  plannen  ten  opzichte  van  Djakarta  zoozeer  had  ge-  
 dwarsboomd  gezien,  was  ook  door  de  blokkade  niet  te  bewegen  
 een  stap  tot  herstel  der  vriendschap  te  doen.  Yeeleer  trachtte  hij  
 zijn  vijand  ook  in  ’t  geheim  lagen  te  leggen,  en  in  October  1619  
 had Koen  het alleen aan zijne tegenwoordigheid van geest te danken,  
 dat  hij  aan  het  staal  van  drie  in  het  fort gedrongen  moordenaars  
 ontkwam.  Inmiddels  was  Koen,  die  na  al  het  gebeurde  geen reden  
 zag  de Engelschen te ontzien, er in geslaagd die vijandige natie  
 uit  den  Archipel  te  verdrijven,  toen  hij  met  grooten  weerzin  
 vernam,  dat  nieuwe,  langdurige  onderhandelingen  tusschen  de  
 Nederlandsche  en  Engelsche  compagnien  in  Juli  1619  tot  een  
 tractaat  hadden  geleid,  dat  hem  dwong  de- lästige  mededingers  
 weder  nevens  zieh  te  dulden  en  te  ontzien,  ja  zieh  zelfs  over  de  
 gemeenschappelijke  belangen  der  beide  compagnien  met hen  te  
 beraden.  Er  werd  een  raad  van  defensie  opgericht,  waarin  een  
 gelijk  getal  Engelschen  en  Nederlanders  zitting  hadden,  en  door  
 dien  raad  werden  gezanten  naar  Banten  afgevaardigd,  om  den  
 Pangeran te melden, dat de vrede tusschen de Engelschen en Neder-  
 landers  hersteld  was,  en  hem  aan te bieden Banten daarin te doen  
 begrijpen.  Gelukkig  voor  de  plannen  van  Koen,  die  Batavia  ten  
 koste  van  Banten  wilde  groot  maken,  weigerde  de  Pangeran  
 alle  schikking;  maar  daar  nu  ook  voor  de  Engelschen  de  gele-  
 genheid  vervallen  was  om,  naar  hun  voornemen, zieh een rendez-  
 vous  te  Banten  te  stichten,  gelijk  de  Nederlanders  te  Djakarta  
 bezaten,  moest  Koen  hen  te  Batavia  dulden,  waar  hunne  ver-  
 houding  tot  het  Nederlandsch  gezag  tot  eindelooze  twisten  en  
 moeielijkheden  aanleiding  gaf.  Intusschen  scheen  in  1622,  toen  
 de  vrede  tusschen  de? Compagnie  en  den  Panembahan  van  Ma-  
 taram  hersteld  was,  ook  de  rijksbestuurder  van  Banten  tot vrede  
 te  neigen.  Koen  kon,  ook om den wil der Engelschen, de aangebo-  
 den  onderhandeling  niet  weigeren,  ofschoon  hij  van  oordeel  bleef  
 dat  vrede  met  Banten  voor  de  Compagnie  niet  zeer  te  wenschen  
 was,  en  de  tijd  het  verschil  beter  zou  slijten,  dan  eenig  verdrag.  
 Het  bleek  echter  weldra  dat  het  den  Rijksbestuurder  slechts  te  
 doen  was  geweest  om  achter  den  waren  aard  van  het  verbond 
 tusschen  de  Compagnie  en  Mataram  te komen,  en  toen hij begreep  
 dat  dit  voor  Banten  niet  gevaarlijk  was,  trok  hij  zieh  terug.  
 Koen  gelastte  toen  dat  de  blokkade  gehandhaafd,  maar  verder  
 geen  vijandelijkheden  gepleegd  zoüden  worden;  hij  wilde  de plannen  
 van  Mataram  tegen  Banten  niet  in  de  hand  werken. 
 De  zwakke  en  kwalijk  gelegde  band  die  de Engelsche  en  Ne-  
 derlandsche  Compagnien  te  zamen  hield,  werd  in  1623  geheel  
 verscheurd  door  het  informeele  en  bloedige  rechtsgeding  dat  on-  
 der  den  naam  van  „moord  van  Amboina“  bekend  is.  De  Engelschen  
 trokken  zieh  terug  van  de  meeste  posten  waar  Nederlan-  
 ders  gevestigd  waren,  en  wilden  aanvankelijk op  een  der eilanden  
 in  straat  Soenda  een  anti-Batavia  stichten,  maar  werden  door  de  
 maatregelen  van  de  Carpentier  en  door  de  ongezondheid  van  het  
 eiland  Lagoendi,  waarop  zij  zieh  gevestigd  hadden,  daarin  be-  
 lemmerd.  Eindelijk  in  1628  slaagden  zij  er  in , de handelsbetrek-  
 kingen  met  Banten  voor  zieh  alleen  te  hersteilen.  Zij  verlieten  
 Batavia  geheel  en  vestigden  te  Banten  hun  hoofdkantoor,  dat  
 echter,  tegen  de  mededinging  der  Hederlanders  niet  opgewassen,  
 slechts  een  kwijnend  leven  leidde,  en  in  1684,  toen  de  Neder-  
 landsche  Compagnie  een  uitsluitend  handels-  en  vredestraktaat  
 met  Banten  sloot,  geheel  werd  opgebroken. 
 Inmiddels  had  in  1624  de  oude  Pangeran  rijksbestuurder  van  
 Banten  het  bewind  nedergelegd  en  twee  jaren  daarna  was  hij  
 overleden.  Op  het  verkeer  met  Batavia  hadden  deze  gebeurte-  
 nissen  een  günstigen  invloed.  Er  bestonden  wel  is  waar  slechts  
 onderhandsche  betrekkingen,  maar  bij  oogluiking  vergunde  de  
 Bantensche  regeering  aan  Chineesche  kooplieden  den  uitvoer  van  
 peper  naar  Batavia.  Evenwel  werd  de  blokkade  gehandhaafd,  
 omdat  men  geloofde  dat  de  opheffing  slechts  in  het  voordeel  der  
 Engelschen  zou  zijn,  en  omdat  men  voor  de  ontwikkeling  van  
 Batavia  niets  schadelijker  achtte  dan  de  opening  van  Banten. 
 Koen,  voor de tweede maal als Grouverneur-Generaal opgetreden,  
 zond  echter  een gezantschap naar Banten, om den Pangeran Ratoe,  
 of  regeerenden  vorst,  daarvan  kennis  te  geven;  want  nu de Engelschen  
 zieh,  afgescheiden van  de Nederlanders, te Banten wilden  
 vestigen,  begon  hij  op  het  volledig  herstel  der  vriendschappelij- 
 21