
 
        
         
		politie  toegevoegd,  en  door  de  aanwijzing  van  Sragen,  Klaten,  
 Bojolali en Karang Pandan als hunne standplaatsen over het geheele  
 rijk  verdeeld.  Het  gezag  van den vierden adsistent-resident strekte  
 zieh  vooral  uit  over  de  samenhangende  Mangkoe-negäräsche  
 landen  in  het  Oosten  en  Zuidoosten  der  Residentie,  waarom  in  
 1874  zijne  standplaats  van  Karang  Pandan  naar  Wänägiri,  als  
 meer  in  het  centrum  dier  landen  gelegen,  werd  overgebracht *).  
 In  hetzelfde  jaar  werd  ook  aan  de  reeds  genoemde  kleinere  
 rechtbanken  eene  betere  organisatie  gegeven. Met eenige wijziging  
 in  de  indeeling  werd  het  rijk  buiten  de  hoofdstad  gesplitst in zes  
 kaboepatens  of  regentschappen:  Klaten,  Ampel,  Bojolali,  Kar-  
 tasoera,  Sragen  en  Soekä-ardjä,  en  in  ieder  dezer  regentschappen  
 een  Pradätä  kaboepaten,  uit  den  Boepati  of  Regent  als  
 voorzitter  en  eenige  mindere  hoofden  als  leden  bestaande,  inge-  
 steld.  In  tegenstelling  met  deze  nieuwe  rechthanken  heet  nu  de  
 burgerlijke  rechtbank  ter  hoofdplaats  Pradäta  gede  of  Pradäta  
 negri.  Met  uitzondering  van  eenige  zware  misdrijven  en  van  de  
 zoodanige  die  door  amhtenaren  en  bloedverwanten  van  den  Soe-  
 soehoenan  gepleegd  zijn,  omvat  thans  de  rechtspraak  der  kleine  
 Pradätä’s  alle  burgerlijke  en  strafzaken  die  vroeger  door  de  
 Pradätä  ter  hoofdplaats  werden  behandeld 2).  Yoor  de  Mangkoe-  
 negäräsche  landen  was  in  1848,  nevens  eene  geestelijke  rechtbank  
 of  Soerambi,  ook  eene  Pradätä Mangkoe-negaran ter hoofdplaats  
 opgericht, maar thans werd ook nevens deze eene plaatselijke  
 rechtbank  te  Wänägiri  onder  den  naam  van  Pradätä  kawedanan  
 ingesteld 3).  Eene  belangrijke  schrede  op  den  weg  der  openstel-  
 ling  van  de  Yorstenlanden  voor  Eüropeeschen  invloed  is  einde-  
 lijk  gedaan  door  de  van  den  Soesoehoenan  en  prins  Mangkoe  
 Negärä  verwtftven  toestemming,  dat  door  de Pradätä’s de straffen  
 mögen  worden  opgelegd  die  bij  het  in  1872  vastgestelde,  schier  
 geheel  op Europeesche leest geschoeide Strafwetboek voor Inlanders  
 zijn  voorgeschreven 4). 
 Deze  nieuwe  organisatie  heeft  nog  te  kort  gewerkt,  om  een  
 gegrond  oordeel  over  hare  uitkomsten  toe  te  laten.  Yoorloopig 
 1)  Stbl.  1873,  n°  136»;  1874,  n°  186.  2)  Stbl.  1874,  n°  209. 
 3)  Stbl.  1848,  n°  9;  1874,  n°  211.  *)  Be  Louter,  Handl.  2 '  dr.  274, 
 schijnen zij niet ongunstig te wezen,  en volgens hetjongste Koloniaal  
 Yerslag  schijnt  thans  zelfs  de  veiligheid  in  Soerakarta  beter ver-  
 zekerd  dan  in  Jogjakarta,  waar  alles  nog  bij  het  oude  b le e f1). 
 Terwijl  de  Indische  Regeering  de  Yorsten  van  Soerakarta  en  
 Jogjakarta  voor  de  gedurige  inkrimping  hunner  wezenlijke  macht  
 door ruime inkomsten, ridderkruisen en andere eerbewijzen troostte,  
 en  zoowel  hunne  weidsche  titels  als den luister hunner hofhouding  
 onaangetast  liet,  werden  op  de  Javaansche  Maatschappij  in  de  
 Gouvernementslanden  beurtelings  de  beginselen  der. strijdige  stel-  
 sels  toegepast,  die  elkander  sedert  de  dagen  van  Dirk  van  
 Hogendorp  en  Nederburgh  den  voorrang  betwist  hadden,  en nog  
 steeds  de  weinigen  verdeelen  die  zieh  in  Nederland  aan  de  
 koloniale  politiek  laten  gelegen  zjjn.  Met  du  Bus  scheen  het  
 economische  stelsel  over  de  tegenwrijting  van  van  der  Capellen  
 te  hebben  gezegevierd,  maar  de  toepassing  zijner  denkbeeiden  
 was  even  onvolledig als kort van duur.  Gebonden aan voorwaarden  
 die  bezuiniging  in  alle  takken  van  bestuur  op  den  voorgrond  
 stelde'n,  de  begunstiging  der Handelmaatsehappij  door consignatie  
 der  Gouvernementsproducten  als  plicht  oplegden, de  beseherming  
 der  Nederlandsche  nijverheid  door  differentieele  tarieven  tot  be-  
 ginsel  hadden,  en  overigens  den  Commissaris-Generaal  wel  
 vergunden  ten  aanzien  der  inlanders  de  vrijheid  van  cultuur  en  
 handel  te  handhaven,  maar  ten  opzichte  der  toelating  of wering  
 van  de  particuliere  industrie  der  Europeanen  zijne  taak  tot  
 onderzoeken  en  adviseeren  beperkten,  werd  het  bestuur  van  
 du  Bus,  zooals  de  heer  Pierson  het  kernachtig  uitdrukt,  be-  
 langrijker  door  wat  bij  voorstelde,  dan  door  wat  hij  tot  stand  
 bracht  ?).  Wel  werd  tegelijk  met  de  publicatie  tot  wering  
 der  landverhuringen  ook  die  tegen  het  verblijf  der  Europeanen  
 in  de  binnenlanden  ingetrokken  3).  Wel  werd  de  koffiecultuur  
 gehandhaafd  op  den  voet  waarop  zij  door  Commissarissen-Ge-  
 neraal  was  geregeld,  en  bood  du  Bus  stand vastig  het  hoofd  aan  
 den  aandrang  der  amhtenaren  om  de  verplichte  levering  aller  
 koffie  aan  het  Gouvernement  weder  in  te  voeren  4).  Wel bevor- 
 !)  Kol.  vsrsl.  1877,  bl.  4.  s)  Kolon!  Polit.  bl.  70.  3)  Stbl.  1827,  n°.  55. 
 *)  Du  Bus  wenschte  de  meer  algemeene  toepassing  van  het zoogenaamde Tjeribonsohe