
 
        
         
		peren  Gillespie  en  door  Baffles  in  persoon  vergezeld, in de eerste  
 plaats  tegen  Jogjakarta  op, dat in naam door ruim 8000 man verde-  
 digd  werd.  Hieronder  waren  echter  de  troepen  van  den  Kroon-  
 prins  en  zjjne  aanhangers,  die  inderdaad  de  Engelschen  begun-  
 stigden,  en  veel  ongedisciplineerd  dessa-volk,  zoodat  het  aantal  
 dergenen  die  werkelijk  tegenstand  boden,  nog  geen  1200  man  
 bedroeg.  Na  vooraf  uit  het  fort  bescboten  te  zjjn,  werd  de  kra-  
 ton  den  20sten  Juni  1812  bestormd,  en  na  eene  zwakke  verde-  
 diging,  waarbij  de  Kroonprins  en  de  zijnen  zieh  geheel  lijdeljjk  
 hielden,  met  niet  noemenswaardig  verlies  veroverd.  Al  de schatten  
 door  den  Sultan  verzameld  en  op  750,000  Spaansche  mat-  
 ten  in  geld  en  kostbaarheden  geschat,  vielen  als  krijgsbuit  in  
 banden  der  Engelsche  troepen.  Bij  proclamatie  van  28  Juni  
 werd  Sultan  Sepoeh  van  den  troon  vervallen  verklaard  en  naar  
 Poelo  Pinang  verbannen,  en  de  Kroonprins  werd  onder  den  
 titel  van  Sultan  Amangkoe  Boewänä  III  in  het  verloren  gezag  
 bersteld. 
 Zoodra  Baffles  op  de  zaken  van  Jogjakarta  voorloopig  orde  
 had  gesteld,  begaf  bij  zieh  naar  Soerakarta,  waar  hij,  toegerust  
 met  de  bewijzen  van  des Soesoehoenans verraderlijke handelingen,  
 die  in  den  veroverden  kraton  gevonden  waren,  dien  vorst zooda-  
 nig  in  de  engte  bracht,  dat  hij  toestemde  in  al  de  harde  voor-  
 waarden  waaronder  de  Engelsche  Landvoogd  zieh  alleen  wilde  
 verbinden,  hem  den  troon  te  laten  hehouden.  Nieuwe  contrac-  
 ten  werden  den  l*ten  Augustus  met  den  Sultan,  den  4d™  met  
 den  Soesoehoenan  gesloten.  De  macht  die  daarbij  aan  de vorsten  
 werd  overgelaten,  was  zoo  gering,  dat  men  van  dat  oogenblik  
 af  het  Europeesch  gezag  als  meester  van  geheel  Java  mag  
 heschouwen.  Beide  vorsten  werden  verplicht  hunne troepenmacht  
 tot  de  sterkte  eener  bloote  lijfwacht  in  te  krimpen  en  al  hunne  
 verdedigingsmiddelen  in  handen  der  Engelschen  te  stellen.  Jogjakarta  
 moest  zijn  deel  van  Kadoe  en  Patjitan,  benevens  Dja-  
 pan,  Djipang  en  Grobogan,  Soerakarta  het  andere  deel  van  
 Kadoe  en  Paijitan,  Blorä  en  Wiräsäbä  afstaan,  zoodat  nu  de  
 reeds  door  Daendels  bedongen,  maar  onuitgevoerd  gebleven  
 afstand van  grondgebied,  ofschoon  met  eenige wijziging en zonder 
 de  vroeger  toegekende  vergoeding, werkelijk zijn beslag kreeg. De  
 inkomsten  der  pasars  en  tolpoorten  werden  door  den Sultan tegen  
 eene jaarljjksche  uitkeering  van  100,000  Spaansche  matten  afge-  
 staan, terwijl de afstand dierzelfde middelen door den Soesoehoenan ,  
 in  hoofdzaak  reeds  in  het  vorige  contract  bedongen, zoowel als de  
 uitkeering aan hem van  120,000 Spaansche matten, bevestigd werd.  
 Yoorts  erlangden  de  Engelsehen  in  beide  rijken  den  afstand  der  
 Vogelnestklippen  en  der  djatibosschen  en  het  uitsluitend  recht  tot  
 verkoop  van  opium,  welk  laatste  trouwens  Speelman  reeds  in  
 1677  van  den  Soesoehoenan  voor  de  Compagnie verworven had‘).  
 Daarentegen  werd  aan alle verplichte en onevenredig betaalde leve-  
 rantien aan het Gouvernement een einde gemaakt.  De jurisdictie  der  
 Vorsten  werd  strikt  beperkt  tot  de  Javanen  in  hun  gebied;  
 pijniging,  verminkende  straffen,  het  laten  vechten  van  misdadi-  
 gers  met  tijgers,  werden  afgeschaft;  en  onder  vele  andere bepa-  
 lingen  die  het  toezicht  der  Europeesche  gezagvoerders  op  de  
 politie,  het  onderhoud  der  communicatie-  en  verdedigingsmiddelen  
 en  de  keuze  der  rijksbestuurders  verzekerden,  moesten  de  
 Vorsten  ook  de  opperheerschappij  der  Britten  over  geheel  Java  
 en  hun  recht  om  zieh,  waar  zij  dit  noodzakelijk  achtten,  steeds  
 in  de  zaken  van  hun  bestuur  te  mengen,  onvoorwaardelijk  erkennen  
 2).  En  alsof  dit  alles  nog  niet  genoeg  was,  besloot  
 Baffles  ook  in  Jogjakarta  een  van  den  Sultan  onafhankelijken  
 prins  nevens hem  te  plaatsen,  op  soortgelijken  voet  als  de  Compagnie  
 prins  Mangkoe  Negärä  naast  den  Soesoehoenan  had  gesteld. 
   Nata  Koesoema  werd  daartoe  verkoren  en  tevens  op  deze  
 wijze  voor  zijne  diensten  beloond.  De  Sultan  werd  verplicht hem  
 vierduizend  tjatjah’s  3)  land  af  te  staan,  terwijl  hij  daarentegen  
 het  landschap  Selo  of  Seselo  terug  ontving,  waarop  hij  hoogen  
 prijs  stelde,  omdat  daarop  de  graven  van  vele  zijner  voorouders  
 lagen.  De  dus  verheven  prins  ontving  den  titel  van  Pangeran  
 Pakoe Alam  en  van  het Gouvernement, tegen de verplichting om te 
 ’)  De  Jonge  VII.  168;  Baud  in  Bijdr.  t.  d.  I.  T.  L.  en  Vk.  I.  95 
 3)  Het  contract  met  Jogjakarta  is  te  vinden  bij  Nahnvs,  Verzam.  v.  offic.  rappor-  
 ten,  I.  125;  dat  met  Soerakarta  in  Jav.  tekst  bij  Roorda,  Javaansche  brieven,  berichten  
 enz.,  n°.  I.  8)  Zie  over  dit  woord  bl.  452,  noot.