
 
        
         
		Java,  en  zal  men  hetgetal  bewoners  vanhettoch  zoo zeer toege-  
 nomen Batavia niet veel hooger dan 70,000  zielen  kunnen stellen '). 
 Beeds  sedert  het  midden  der  17de  eeuw  vindt  men  melding  
 van  pogingen  om  door  het  ophoogen  van  läge  gronden,  het  
 afleiden  van  rivieren  en  het  graven  van  grachten  den  landbouw  
 in  de  Ommelanden  der  stad  te  gemoet  te  komen.  In  1647  werden  
 de  Antjolsche  vaart  en  de  Amanusgracht,  in  1648  het  
 Molenvliet,  in  1677  de  Mookervaart  begonnen,  en  in  1680 werd  
 het  collegie  van  Heemraden  ingesteld,  dat  met  het  opzicht  over  
 de  politie,  de  wegen,  bruggen  en  vaarten  in  de  Ommelanden  
 belast  werd;  maar  hoe  primitief  desniettemin  de  toestand  was,  
 blijkt  uit  het  rapport  van  twee gecommitteerde Heemraden,  die,  
 in  het  laatst  van  1681  naar  Tangeran  vertrokken  om  de  werken  
 aan  de Mookervaart  te  gaan  opnemen, in weerwil dat hun een  
 militair  escorte  en  een  goed  aantal  arbeiders  was  medegegeven,  
 haiverwegen  moesten  terugkeeren,  daar  het  hun  niet  mogelijk  
 was  verder  door  de  dichte  bosschen  heen  te  dringen 2).  De  lan-  
 derijen  hadden  dan  ook  bijna  geen  waarde.  De Hooge Begeering,  
 die  er  het  recht  van  den  veroveraar  op  liet  gelden,  gaf ze  voor  
 niet  of tot  belooning  van  geringe  diensten  aan  inlandsche hoofden  
 in  leen  of  eigendom,  of  stond  ze  af  naar  de  geschatte  waarde,  
 die,  altijd  gering,  steeds  minder  was  naarmate  zij  verder  van  
 de  stad  verwijderd  waren3).  Het  duurde  tot  het  begin  der  
 achttiende  eeuw  eer  een  Europeaan  eene  landbouwonderneming  
 in  de  Ommelanden  tot  stand  bracht.  De  Directeur  Generaal  
 Chastelein  legde  toen  het  landgoed  Depok  aan  ),  dat  hij,  
 te  gelijk  met  de  vrijheid,  bij  testament  aan  zijne  slaven  
 schonk,  onder  voorwaarde  dat  zij  binnen  twee  jaar  na  zijndood  
 het  Christendom  zouden  omhelzen.  Op  deze  wijze  werd  tevens 
 *)  Debevolking  van Batavia wordt in het  Aardr.  en Stat. Wdbk.  van  N.  I. op 55,000,  
 in  den  derden  drnk  van  de  Holländers  Ld.  en  Vk.  op  roim  63,000 zielen geschat. Over  
 het  gezag  dier  cijfers  darf  ik  niet  oordeelen.  In  de  Regeeringsverslagen  en Regeerings-  
 almanakken  vindt  men  nooit  iets  over  de  bevolkingstatistiek  van  bijzondere  plaatsen,  
 wat  bij  het  gemis  van  gemeentelijke  instellingen  niet  te  verwonderen  is. 
 s)  J .  Hooyman,  Landbouw  in  de Ommelanden,  in Verh. v. h. Bat. Gen.  1 .185  188. 
 8)  Veeckens  in  T.  v.  N.  I .  1849.  I.  245. 
 4)  Hooyman,  t.  a.  p.  188.  Is  soms  het  daar  nevens  Depok  genoemde  Siringsing  
 verbastering  van  Tjilintjing ? 
 de  grond  gelegd  tot  eene  inlandsche  Christengemeente,  die  nog  
 bestaat ‘). 
 Onder  de  takken  van  den  landbouw  die  nu  allengs  in  de  
 Ommelanden  eenige  ontwikkeling  erlangden,  neemt  de  suiker-  
 oultuur  de  eerste  plaats  in,  en  zij  zou  ongetwijfeld  nog  veel  
 grooter  vlucht  hebben  genomen,  zonder  het  ongelukkig  stelsel  
 der  Compagnie  om  telkens  de  productie  te  regelen  naar  den  
 vermeenden  stand  der  markt.  In  1710  telde  men  in  de  Ommelanden  
 131  suikermolens.  De  Hooge  Begeering  oordeelde  dit  te  
 veel,  en  bepaalde  dus  dat  geen  nieuwe  molens  mochten  worden  
 opgericht,  terwijl  iedere  molen  tot  eene  jaarlijksche  levering van  
 300  pikols  werd  beperkt.  Men  schijnt  zelfs  vermindering  van  
 het  aantal  fabrieken  gewenscht  te  hebben,  en  die  wensch  werd  
 vervuld,  maar  op  minder  gewenschte  wijze,  door  de verwoestin-  
 gen  die  de  Ommelanden  in  den  Chineeschen  oorlog  teisterden.  
 In  1745  waren  nog  slechts  52  molens  werkzaam,  doch  zij  werden  
 dat  jaar  met  13  vermeerderd.  De  Begeering,  vreezendedat  
 de  suiker  weder  te  overvloedig  zou  worden,  bepaalde  nu dat het  
 aantal  70  niet  zou  mögen  overschrjjden.  In  1750  werd  vergund  
 het  tot  80  te  vergrooten.  Bij  een  onderzoek  in  1767  door  de  
 Heemraden  gehouden,  bleek  dat er 82 aanwezig waren,  maar dat  
 enkele  stil  stonden  bij  gebrek  aan  brandhout.  Daar  de  beschik-  
 bare  voorraad  hiervan  met  het  jaar  verminderde,  was  in  1779  
 het  aantal  molens  gedaald  tot  5 5 ,  waarvan  24  aan  Europee-  
 sche,  26 aan  Chineesche  eigenaars  behoorden,  en 5 , die op grond  
 van  de  Compagnie  stonden,  verhuurd  werden.  Men  verwachtte  
 toen  dat  dezelfde  oorzaak  het  aantal  spoedig  nog  verder  zou  
 doen  afnemen.  Intussehen  was,  bij  de  vermindering van het  aantal  
 der  fabrieken,  toch  de  hoeveelheid  vervaardigde  suiker voor-  
 uitgegaan,  daar  omstreeks  1780  de  gemiddelde  opbrengst  per  
 molen  op  1800  pikols  werd  begroot2).  Behalve  de  suiker moesten  
 ook  de  koffie,  peper,  indigo,  kurkema  en  garens,  benevens  
 een  tiende  van  de  padi  op  de  particulière  landen  voortgebracht,  
 aan  de  Compagnie  tegen  vaste  prijzen  geleverd  worden.  De 
 ')  Vau  Rhijn,  Reis  door  den  Ind.Arch.  5 6 ;  Buddingh,  Neerl.  O.  I .  I.  34,  51. 
 3)  Hooyman,  t .   a.  p.  238—241,  247.