
ke betrekkingen hoogeren prijs te stellen. Werkelijk waren
nieuwe vredesonderhandelingen daarvan het gevolg, maar terwijl
deze in vollen gang waren, drong den 24sten December 1627 een
troep gewapende Bantenners in Batavia, met het voornemen om
den Gouverneur-Q-eneraal te vermoorden en het kasteel te over-
rompelen. Koen, door eenige Chineezen gewaarschuwd, liet de
wachten verdubbelen. De Bantenners, vermoedende dat hun plan
ontdekt was, maakten amok enontkwamen, na eenige Niederländers
te hebben overhoop gestoken. Een tweede bende, die den
volgenden dag voor den boom kwam, nam, toen men haar ont-
wapenen wilde, tot hetzelfde wanhopige middel de toevlucht,
en nu bleek het de volgende dagen, dat talrijke benden Bantenners
zieh in de tuinen en bosschen ten zuiden van Batavia
gelegerd hadden en daar groote verwoestingen aanrichtten, en
dat een menigte gewapende vaartuigen van Banten in zee waren,
die zieh nu eens vöör de monding der rivier, dan bij Oentoeng
Djawa, dan weder bij Onrust vertoonden. Koen liet door zijne
ruiterij eenige der Bantensche benden uiteenjagen, maar was
niet sterk genoeg om de strooperijen geheel te beletten. Niemand
begreep te Batavia waarom de houding der Bantenners plotse-
ling zoo vijandig was geworden; de waarschjjnlijkste onderstelling
is , dat de Bantensche regeering, onderricht van de voornemens
die de Soesoehoenan van Mataram tegen Batavia koesterde, hem
wenschte te voorkomen door zelf zieh bij verrassing in het be-
zit van die stad te stellen. Yoor de Nederlanders had die aan-
slag van Banten het gelukkig gevolg, dat zij hunne waakzaam-
heid vermeerderde en hen noopte de verdedigingswerken in goe-
den staat te brengen. ’t Was inderdaad hoog noodig.
Den 13^en April 1628 kwam een gezant van den Soesoehoenan
met 14 prauwen met rijst te Batavia, en richtte aan de
Hooge Regeering het verzoek om weder een Nederlandsch ge-
zantschap naar Mataram te zenden en den vorst hulp te verleenen
tegen Banten. Het antwoord was, dat men de hulp tegen Banten
in beraad zou houden, maar dat men niet geneigd was een ge-
zantschap te zenden, zoolang de Toemenggoeng Baoe-raksä, de
vijand der Nederlanders, ’svorsten bijzonder vertrouwen genoot-
De Soesoehoenan, die het Nederlandsch gezantschap verlangde als
blijk van leenhulde, schijnt de vragen in zijn naam door zijn
afgevaardigde gedaan, als een soort van Ultimatum, en de wei-
gering, hoe beleefd ook in den vorm, als een casus belli be-
schouwd te hebben. Hij besloot nu gevolg te geven aan zijn lang
gekoesterd voornemen om Batavia de kracht van zjjn arm te doen
gevoelen. Den 22sten Augustus versehenen daar 59 goraps '), be-
mand met 900 koppen, en geladen met 120 lasten rijst, 150
runderen en een grooten voorraad van andere levensmiddelen ten
behoeve der stad. Die aanvoer was ten hoogste welkom, maar
wekte tevens verdenking, vooral wegens het sterk geleide; want
ofschoon in April des vorigen jaars eene overeenkomst voor de
levering van 800 stuks slachtvee in eene der havens van Oost-
Java voor de Compagnie was aangegaan, had Baoe-raksä tot
dusverre de versebeping naar Batavia niet veroorloofd. En nu
vernam men dat na weinige dagen nog 27 prauwen met de
overige runderen zouden volgen. Yoorzichtigheidshalve liet Koen
de vaartuigen, naarmate ze gelost waren, buiten den afsluitboom
brengen. En toen twee dagen later weder zeven sterk bemande
schepen, volgens hun verklaring naar Malakka bestemd, ter reede
versehenen, liet hij den boom sluiten, de wachten verdubbelen
en door kleine vaartuigen de gemeenschap tusschen de vroeger
en later aangekomen Javaansche schepen afsnijden. Zooais hij
verwacht had poogden zij zieh werkelijk des nachts te vereenigen,
en toen de Nederlanders dit wilden beletten, viel de bemanning
van twintig schepen, die nog binnen den boom lagen, de buiten-
wacht op de markt v6or het kasteel plotseling op het lijf, dreef
haar naar binnen en drong met haar de poort in , ofschoon ze
spoedig gestuit werd. Te gelijker tijd deden de Javanen der buiten
liggende schepen, zieh door het water een weg banende,
een verwoeden aanval op het bolwerk de Parel, dat het zwakste
van het kasteel was; maar zij werden door het musketvuur der
onzen, na een strijd van vijf uren, met achterlating veler dooden,
teruggedreven.
*) Het woord is Javaansch en beteekent een soort van kleine vaartnigen.