
 
        
         
		grooten  aanstoot,  doordien  hij  onder  zijn  dampar  ‘)  een  bankje  
 wilde  doen  plaatsen,  dat  hem  een  voet  hooger  dan  Raffles  
 zou  hehben  doen  zitten.  Toen  bet  bankje  door  een  der  aan-  
 wezige  Engelscben  werd  weggeschopt,  trokken  onderscheiden  
 Grooten  hunne  krissen.  De  Sultan  was  echter  wijs  genoeg  de  
 vijandige  gezindheid  in  toom  te  houden  en  zieh  te  vergenoegen  
 met  het  voordeel  dat  zijne  duizenden  gewapenden  tegenover  het  
 klein  getal  Engelschen  hem  bij  het  voeren  der  onderhandelingen  
 verschaffen.  Hij  verkreeg  concessien,  die  zeker  niemand  verwacht  
 had;  want,  met  ingewikkelde  goedkeuring  der  terugzet-  
 ting  van  den  Prins-Regent,  zag  hij  zieh  in  de  waardigheid  van  
 Sultan  bevestigd,  en  de  nieuwe  rijksbestuurder,  Siendä  Negärä,  
 dien  hij,  zonder  overleg  met  het  Europeesch gezag, in plaats van  
 den  vermoorden  Danoe  Redjä  gesteld  had,  werd  erkend  en  tot  
 den  gewonen  eed  toegelaten.  Yan  den  verlangden  afstand  der  
 inkomsten  van  de  tolpoorten  tegen  teruggave  der  aan  Daendels  
 afgestane  landen,  wilde  de  Sultan  niet  hooren,  op  grond  dat die  
 landen  nog  werkelijk  in  zijn  bezit  waren,  en  hier  bleef  het  dus  
 bij  een  uti possidetis,  dat  geheel  in  het  voordeel  van  dien  vorst  
 was.  Het  contract  dat  den  28sten  December  met  hem  gesloten  
 werd,  is  uit  de  arehieven  verdwenen,  en  het  vermoeden  ligt  
 voor  de  hand,  dat  Raffles  zelf  later  zoo  veel  mogelijk  de  
 sporen  heeft  willen  vernietigen  van  eene  onstaatkundige  zwak-  
 heid,  die  men  niet  zelden  heeft  toegeschreven  aan  de  omstan-  
 digheid,  dat  zijn  geweten  ten  aanzien  van  den  Sultan  niet  zui-  
 ver  was.  Die  vorst  heeft  bij  zijne  tweede  troonsbeklimming  
 openlijk  verklaard,  dat  zijne  handelingen  berustten  op  de  belüften  
 hem  gedaan  in  geheime  brieven,  waarin  Raffles  hem  tot  
 opstand  tegen  het  Europeesch  gezag  had  aangespoord  2). 
 1)  Een  groote  vierkante  tabouret  met  draperiën,  die  tot  de  rijksinsiguiën  behoort  en  
 waarop  de  vorst  bij  plechtige  gelegenheden  gezeten  is. 
 )  T.  v. ; N.  I.  VI.  4.  29,  38.  Met  het  oog  op  hetgeen  wij  weten  van  de  brieven  
 van  Raffles  aan  den  Sultan  van  Palembang,  durf  ik  dit  niet  als  een  praatje verwerpen.  
 Hageman,  in  T.  v.  I .  T.  L.  en  Vk.  VI.  419,  meent  dat ook het  contract met den  Soe-  
 soehoenan  verdwenen  is;  maar  de  wel  onderrichte  schrijver  in  T.  v.  N.  I.  (bl.  34)  
 spreekt  alleen  van  dat  van  Jogjakarta,  en  werkelijk  heeft  Levyssohn  Norman het eerst-  
 genoemde  uit  de  Archieven  medegedeeld.  Deze  laatste  schrijver  meent  dat  het  traktaat 
 De  toegefelijkheid  van  den  Engelschen  Landvoogd  schijnt  den  
 Sultan  slechts  minachting  voor  diens  macht  te  hebben  ingeboe-  
 zemd,  en  het  werd  niet  beter  toen het hem bleek dat hij  straffeloos  
 de  grootste  euveldaden  kon  verrichten.  Den  vader  van  den  vermoorden  
 rijksbestuurder verbände hij naar Patjitan en liet hij op den  
 weg  derwaarts  ombrengen.  Eenige  aanhangers  van  den  Prins-  
 Regent  werden  van  kant  gemaakt  en  andere  opgeeischt;  de  
 prins  zelf  werd  van  zijn  titel  beroofd  en  zocht  bescherming  bij  
 den  Resident,  daar  hij  zieh  niet  tegen  vergiftiging  veilig  achtte.  
 Inmiddels  versterkte  de  Sultan  den  kraton  en  vermeerderde  hij  
 het  getal  zijner  krijgers,  terwijl  hij  volstandig  bleef  weigeren  
 over  den  afstand  der  tolpoorten  in  onderhandeling  te  treden.  
 Eindelijk  kreeg  men  door  tussChenkomst  van  Natä  Koesoemä  de  
 zekerheid  dat  tusschen  den  Sultan  en  den  Soesoehoenan  eene  
 drukke  briefwisseling  werd  onderhouden,  met  het  doel  om geza-  
 menlijk  hunne  eischen  omtrent  de  vernieuwde  betaling  van  de  
 strandgelden,  het  herstel  van  het  oude  ceremonieel  en  de teruggave  
 der  afgestane  gewesten  door  te  zetten,  en  als  dat  zonder  
 gevolg  bleef,  vereenigd  het  Gouvernement  den  oorlog  aan  te  
 doen.  Yooral  schijnt  de  afwezigheid  van  een  groot  deel  dertroe-  
 pen  onder  kolonel  Gillespie  hen  overmoedig  te  hebben  gemaakt.  
 Het  was  voor  de  Engelschen  hoog  tijd  geworden,  om  zoowel  
 den  Soesoehoenan  als  den  Sultan  te  straffen,  toen  Gillespie,  na  
 een  schitterende  zege,  van  Palembang  terugkeerde.  Een  corps  
 van  1200  man  Engelsche  keurtroepen,  versterkt  door  800  man  
 van  Pangeran  Prang  Wedänä1),  trok ,  onder  bevel van den dapmet  
 den  Sultan  van  dat  met  den  Soesoehoenan  voornamelijk  daarin  verschild  heeft,  dat  
 Soerakarta het afgestane  land terughekwam  en  Jogjakarta  niet.  Doch  zoo  nitgedrnkt  lijkt  
 dit  in  het  nadeel vaq Jogjakarta te zijn, terwijl  het stellig een voordeel was; want de Saltan  
 had  de  landen  nog  in  hezit  en  behoefde  das  de  teruggave  niet  door  andere  offers  te  
 koopen.  Bjj  de  onderhandelingen  in  December  1811  is  zeker  die  quaestie  onafgedaan  
 gebleven;  want  volgens  T.  v.  N.  I.  VI.  4.  36,  heeft  nog  in  1812 de Britsche resident  
 den  afstand  der  tolpoorten  tegen  ternggave  der  landen  pogen  te  verwerven,  maar  wei-  
 gerde  de  Saltan  op  den  zoo  even  aangevoerden  grond,  dien  hij  ongetwijfeld  ook  wel  
 reeds  bij  de  onderhandelingen  in  Dec.  1811  zal  hebben  laten  gelden.  De  nitdrukkiDg  
 in  de  proclamatie  van  28  Jnni  1812:  »the  lands  and  districts,  ceded  to  the  late  Government  
 and  confirmed  to  the  British  by  the  last  treaty,»  zullen  dns  vermoedelijk  
 op  een  geimpliceerde,  niet  op  een  uitdrukkelijke  hevestiging  hetrekking  hebben.  Vgl.  
 overigens  nog  Thorn,  p.  123..  i)  Zie  biz.  611.