
 
        
         
		genooten  uit  Soerabaja  te  verdrijven  en  het  sedert  lang belegerde  
 Pasoeroean  te  ontzetten,  maar  bij  het  vervolgen  der vijandelijke  
 troepen  tweemaal  een  gevoelig  verlies  leed,  nog  zeer  verzwaard  
 door  de  verwoestingen  die  koortsen  en  andere  ziekten  onder  
 zijne  scharen  aanrichtten.  Echter  werd  een  der  zonen  van  Soe-  
 rapati  gevangen  gemaakt  en  naar  Batavia gevoerd, vanwaar hij in  
 1719  naar  de  Kaap  de  Goede  Hoop  werd  verbannen.  Onder-  
 scheidene  andere  hoofden  trof  een  dergelijk  lot,  terwijl  Djäjä  
 Poespitä,  een  der  Soerabajasche  regenten,  zjjn  natuurlijken dood  
 stierf.  Doch  een  andere  zoon  van  Soerapati,  AYirä Negärä gehee-  
 ten,  bleef  gespaard  en  wist  zieh  nog  eenige  jaren  in  het  bezit  
 van  Malang  te  handhaven  *). 
 Inmiddels  waren  aan  het  hof  te  Kartasoera,  in  weerwil  van  
 de  in  1 7 1 2   geregelde  troonsopvolging,  de  kuiperijen  der prinsen  
 die  elkander  des  Soesoehoenans  gunst  betwistten, weder in vollen  
 gang.  De  zeventigjarige  en  geheel  versufte  vorst  liet  zieh  als  
 een  riet  heen  en  weer  slingeren,  en  het  baatte  niet  veel  dat  
 de  Regeering  Gobius  naar  Kartasoera  zond  om  hem  van  raad  
 te  dienen  en  hären  kandidaat  te  handhaven,  want  deze  wist  
 zelf  zoo  weinig  het  roer  in  handen  te  houden,  dat  hij,  zonder  
 verlof,  de  hofplaats  verliet,  om  met  den  aan  het  hoofd  van  het  
 leger  naar  Soerabaja  getogen  Rijksbestuurder  te raadplegen,  die  
 zelf  den  erkenden  troonsopvolger  vijandig  en  de  partij  van  zijn  
 broeder  Pangeran  Poerbäjä  toegedaan  was  s).  Te  midden  dier  
 verwarringen  overleed  Pakoe  Boewänä,  den  2 2 s to n   Eebr.  1 7 1 9 .   
 Onder  bescherming  van  de dienaren  en  de pas versterkte bezetting  
 der  Compagnie  aanvaardde  haar  kandidaat,  de lOjarige Pangeran  
 Praboe,  zonder  tegenstand  de  regeering.  Hij  nam  den  naam aan  
 van  Amangkoe-Rat,  dien  v6ör  hem  Tagal  AYangi  en  diens  op-  
 volger,  alsmede  de  van  den  troon  gestooten  Soenan  Mas  gedra-  
 gen  hadden 3) ;  maar  wordt  gewoonlijk  Soenan  Praboe  geheeten, 
 *)  Hageman,  Handleiding  I.  185.  J&\  Zwaardecroon  bij  de  Jonge,  IX.  37. 
 3)  Zie  bl.  341,  368,  419.  Evenwel  noemen  de  geschiedschrijvers  den  in  1719  opge-  
 treden  vorst  gewoonlijk  Amangkoe-Rat  I I .  Het  is  begrjjpelijk  dat  zij  Soenan  Mas niet  
 mederekenen,  maar  ook  zoo  blijft  bij  Amangkoe-Rat  I I I .  Nu  is  het  waar  dat  men  
 Tagal  Wangi  veelal  Mangkoe-Rat  noemt;  maar  dat  verändert  niets  aan  de  zaak,  daar  
 men  dien  voorslag  o  naar  willekenr  bijvoegen  of  weglaten  kan. 
 bij  welken  naam,  tot  vermijding  van  verwarring,  hij  ook hier in  
 het  vervolg  zal  genoemd  worden. 
 De  nieuwe  Soesoehoenan  trachtte  zijne  mededingers  door  ge-  
 schenken  en  eertitels  te  verzoenen;  maar  zijne  pogingen  bleken  
 ijdel.  Twee  oudere,  uit  goendiks  geboren  breeders  des  Soesoehoenans  
 ,  Dipä  Negärä  en  Dipä  Santa,  waren  reeds  bij het leven  
 van  Pakoe  Boewänä  tot  de rebellen  overgeloopen  ').  Nu verlieten  
 ook  zijne  twee  wettige  breeders,  de  Pangörans  Poerbäjä  en  Elitär  
 ,  alsmede  zijn  oom  Aq'ä  Mataram  het  hof en voerden zelfs den  
 zoon  des  vorsten,  Mangkoe  Negärä,  met  zieh. Een groot deel van  
 Java  was  nu  weder  in  rep  en  roer,  en  de  hoop  die  men  tegen  
 het  einde  van  1718  een  oogenblik  te  Batavia  gekoesterd  had,  
 dat  men  er  in  slagen  zou  den  opstand  rondom  Soerabaja  te  on-  
 derdrukken,  was  op nieuw  in rook vervlogen. Dipä Säntä werd wel  
 is  waar  gevat  en  op  last  van  Soenan  Praboe  geworgd;  maar  
 den  25sten  Juni  1719  deden  de  Pangerans  Poerbäjä  en  Blitar  
 een  woedenden  aanval  op  den  kraton  te  Kartasoera,  met  het  
 plan  om  zieh  van  den  persoon  des  Soesoehoenans  meester  te  
 maken.  Alleen  door  de  dapperheid  der  Nederlandsche  bezetting,  
 die  de  aanvallers  met  groot  verlies  afsloeg,  werd Soenan Praboe  
 gered,  die  nu  natuurlijk,  door  den  nood gedwongen, zieh geheel  
 in  de  armen  van  de  Compagnie  wierp.  Deze  maakte  van  de  
 gelegenheid  gebruik  om  hare  vesting  te  Kartasoera  zoo  in  te  
 richten  en  te  versterken,  dat  zij  de  hofplaats  geheel  in  bedwang  
 hield  2). 
 Om de uitgeweken prinsen had zieh een groote aanhang verzameld  
 en  onderscheidene  bovenlandsche  regenten  hadden zieh bij hen ge-  
 voegd.  Maar  gelukkig  voor  Soenan  Praboe  werden  zjjne  vijanden  
 door  hunne  onderlinge  tweedracht verzwakt. Terwijl Arjä Mataram  
 zieh  Soesoehoenan  Panoetoep  liet  noemen,  maakte  ook  Blitar op  
 den  titel  van  Soesoehoenan  aanspraak  en  nam  Poerbäjä  dien  
 van  Panembahan  aan  3).  Eene  geheele  scheiding  tusschen  den  
 oom  en  de  neven  was  daarvan  het  gevolg.  Ook  de  rebellen  in 
 ’)  Zwaardecroon  bij  de  Jonge,  IX.  23,  38,  46. 
 sj  Zwaardecroon  bij  de  Jonge,  IX.  48.  3)  Zwaardecroon  bij  de  Jonge ,  IX.  49.