
 
        
         
		digheden,  voor  de  moeite  en  zorgen  die  de  Inlander  daaraan  
 besteedde,  geene  voldoende  belooning  meer  opleverde,  werdna-  
 tuurljjk  het  voorwerp  van  zijn  tegenzin.  De  hooge  marktprijzen  
 van  het  artikel  konden  op  den  lust  der  inlanders  om  koffie  te  
 telen  hoegenaamd  geen  günstigen  invloed  oefenen, daar, behalve  
 het  Gouvernement,  dat  een  groot  deel  der  koffie  als  landrenten  
 in  handen  kreeg,  alleen  de  opkoopers,  die  den  Javaan  van  de  
 moeite  onthieven  om  zelf  zijn  product  ter  markt  te  brengen,  en  
 het  aan  zijne  onervarenheid  en  weerloosheid  tegen  spotprijzen  
 wisten  af  te  troggelen,  de  voordeelen  daarvan  genoten,  ja  het  
 niet  zelden  gebeurde,  dat  de  Inlander  meer  aan  landrenten  van  
 de  koffie  had  te  betalen,  dan  het  geheele product hem opleverde.  
 Maar  juist  die  hooge  marktprijzen  waren  voor  de  Regeering  
 een  prikkel,  om  maatregelen  te  nemen  ten  einde  de  koffieteelt,  
 als  vrije  cultuur  gedood,  als  vermomde  dwangcultuur  te  doen  
 herleven.  Vele  residenten,  nog  van  den  ouden  zuurdeesem door-  
 trokken,  wenschten  niets  liever  dan  van  de  tusschenkomst  der  
 regenten  gebruik  te  maken  om  de  dorpshoofden  tot  het  aan-  
 vaarden  van  de  huur  en  de  bevolking  tot  de  hewerking  
 van  de  koffietuinen  te  dwingen.  En  toen  in  1823  de  voor  
 zes  jaren  gesloten  huurcontracten  ten  einde  liepen,  werd,  bij  
 publicatie  van  2  December  ' ) ,  de  voorloopige  instandhouding  
 daarvan  eenvoudig  van  regeeringswege  gelast,  zonder  dat  
 men  zieh  om,  de  neiging  of  het  belang  der  zoogenaamde  
 huurders  bekreunde.  Op  deze  wijze  gelukte  het  de  productie  
 van  koffie,  in  weerwil  van  den  tegenzin  der  bevolking,  allengs  
 wat  hooger  op  te  voeren;  maar  zooals  de  Commissaris-Generaal  
 du  Bus  terecht  opmerkte,  „in  de  gansche  vrije  koffiecultuur  op  
 Java  was  ten  slotte  niets  te  vinden  dat  vrij  mocht  heeten,  dan  
 de  naam  alleen 
 Maar  nog  erger  was  in  aantocht.  In  Juli  1822  ondernam  de  
 Gouv.  Gen.  eene  nieuwe  reis  over  Java,  bij  welke  gelegenheid  
 hij  wederom  een  bezoek  bracht  aan  de  hoven  der  Javaansche 
 *)  Stbl.  n°  51. 
 2)  Da  Bus,  t .  a.  p.  Vgl.  over  de  koffiecaltnur  onder  v .  d.  Capellen,  Pierson  
 Kolon.  Politiek.  58—61,  en  Bijdr.  tot  de  kennis  der  voora.  voortbr.  v. N .  1.  uitg.  
 d.  d.  M.  t .   N .  v.  ’t   A.  I I .  De  Koffie.  21—24. 
 vorsten.  Vooral  in  Jogjakarta  waren  de  landverhuringen  aan  
 Europeanen  zeer  toegenomen;  maar  even  groot  voorstander als de  
 resident  Nahuys  daarvan  was,  even  groot  tegenstander  had  zieh  
 de  waarnemende  Hoofdinspecteur  van  financien  van  de  Graaff  
 daarvan  betoond.  De  beschouwingen  van  dien  ambtenaar  over  de  
 landverhuringen  zijn  hoogst merkwaardig:  hij  vindt juist  daar het  
 meest  te  berispen,  waar  ieder  ander  het  meest  te  prijzen  zou  
 hebben  gevonden.  De  belangrijke  vermeerdering  der  inkomsten  
 van  de  tolpoorten  en  passers  geeft  blijken  van  eene  welvaart  
 der  bevolking,  die  hij  met  achterdochtige  blikken  gadeslaat.  De  
 Europeanen,  niet  meer  stil  levende  burgers  of  schamele kooplie-  
 den  in  die  weinige  artikelen  die  buiten  het  monopolie  waren  
 zooals  in  de  dagen  der  Compagnie,  maar  kooplieden  van  betee-  
 kenis,  die,  door  vreemde  kapitalen  ondersteund,  dr e ig e n   
 (horribile  dictu!)  binnen  weinige  jaren  een  oogst  van  200,000  
 pikols  koffie,  d.  i.  van  het meest  winstgevende  product  dat  Java  
 oplevert,  op  de  markt  te  werpen,  vervullen  hun  met  ängstige  
 zorg  dat  het  land  zal  te  gronde  gaan  '). 
 De  Gouverneur-Generaal  had  reeds,  bij  hesluit  van  den 3 0 st™  
 October  1821  J) , den resident der Yorstenlanden (Nahuys bekleedde  
 destijds  die  betrekking  aan  beide  hoven)  gelast,  een bericht over  
 den  aard  en  de  uitgestrektheid  der  landverhuringen  in te dienen,  
 en  bepaald  dat;  hangende  de  deliberation  daarover,  geen verdere  
 uitgifto  van  landen  in  huur  of  erfpacht  aan  particulieren  zonder  
 uitdrukkelijke  toestemming  der  Hooge  Regeering  zou  plaats hebben. 
   Nahuys  verdedigde  de  landverhuringen  met  warmte,  maar  
 daar  hij  bemerkte  dat  de  stroom  hem  tegen was, verzocht en ver-  
 wierf  hij  verlof  om  naar  Nederland  te  vertrekken. 
 In  baron  de  Salis  kreeg  hij  een  opvolger  die  een  geheel andere  
 denkwijze  was  toegedaan  en  voorstelde al de huurovereenkomsten,  
 als  strijdig  met  de  Javaansche  wetten  en  zeden,  tegen  een  be-  
 paalden  tijd  op  te  helfen.  De  Gouverneur-Generaal,  die  langge-  
 aarzeld  had,  werd  nu,  bij  zijn bezoek in de Vorstenlanden, geheel 
 1)   Brief  van  v.  d.  Graaff  bij  Nahuys,  t.  a.  p.  I .  281;  Rapport  van  23  Maart,  
 1822,  in  T.  v.  N.  I.  1852.  I I .   373. 
 s)  Den  tekst  van  dit  besluit  vindt  men  tweemaal  bij  Nahuys,  I .   42  en  302.