
 
        
         
		VOORREDE. 
 Bij  de  voltooiing  van  het  tweede  deel  van  mijn  Java,  gevoel  
 ik  de  noodzakelijkheid  om  mij  op  enkele  punten  kortelijk  te  
 verantwoorden. 
 Het  eerste  deel  verscheen  volledig  in  het  begin  van  1875,  
 ruim  drie  jaren  zijn  sedert  verstreken  eer  aan  het  tweede  de  
 laatste  hand  werd  gelegd.  Dit  lange  tijdsverloop  was  aangenaam  
 noch  voor  de  lezers,  noch  voor  de  uitgevers  van  mijn  werk,  
 allerminst  voor  mijzelven.  De  trage  voortgang  was  het  gevolg  
 van  zware  beproevingen,  overstelping  van  bezigheden  en  de be-  
 hoefte  aan  rust  en  ontspanning,  voortvloeiende  uit  geschokte  
 gezondheid.  Wie  overigens  een  blik  werpt  in  dit  tweede  deel  
 van  mijn  werk,  zal  zieh  gemakkelijk  overtuigen  van  het  veel  
 omvattende  en  bezwarende  der  taak  die  ik  op  mij  had genomen,  
 toen  ik  beloofde,  zoo  goed  ik  vermocht,  de  geschiedenis  van  
 Java  te  schrijven,  niet,  gelijk  zij  tot  dusverre  door  al  mijne  
 Nederlandsche  voorgangers  behandeld  werd,  als  de  geschiedenis  
 der  vreemde  overheerschers,  maar  als  de  geschiedenis  der over-  
 heerschte  inlanders.  Dat  ik  die  taak  slechts  gebrekkig  vervuld  
 heb,  kan  niemand  dieper  gevoelen  dan  ik  zelf;  maar  dat,  zelfs  
 om  ze  zoo  gebrekkig  te  vervullen,  nasporingen  van  grooten om-  
 vang  vereischt  werden  ,  zal  de  rekenschap  die  ik  in  de  aantee-  
 keningen  van  mijne  bronnen  gegeven  heb,  iederen  billijken  
 beoordeelaar  gereedelijk  doen  inzien. 
 De  lange  duur  der  bewerking  is  inzonderheid  nadeelig bij  een  
 werk  dat  in  afleveringen  in  het  licht  verschijnt.  In  sommige  
 gevallen  was  de  uitgave  der  verschillende  afleveringen  door  een  
 tusschenruimte  van  maanden  gescheiden, — van maanden waarin  
 niet  zelden,  door  de  verschijning  van  andere  boeken  of  tijd