
 
        
         
		Javanen  bebouwd  waarvoor  men  zieh  beriep  op  de  door Raffles,  
 zoo  men  zeide, geconstateerde  eigendomsrechten  van  het  Gouvernement, 
   mocht  schjjnbaar  overeenstemmen  met  zjjne  woorden,  
 —  met  zijne  bedoelingen  was  zjj  in  lijnrechten  strjjd 1). 
 Vond  de  Britsche  wetgever  het  noodig  de  van  den  oogst  
 der  Javanen  geheven  inkomsten  der  Regeering,  die  sedert  den  
 door  hem  gebezigden  naam  van  Landrenten  behouden  hebben,  
 door  een  beweerd  eigendomsrecht  van  den  Souverein  op  zjjn  
 grond te rechtvaardigen, voor ons  zijn zij  eenvoudig eene belasting,  
 eene  bijdrage van  den  Javaanschen  landbouwer  voor  de  instand-  
 houding  eener  Regeering  die  hem  veiligheid  van  persoon  en  
 goed  verzekert,  geheven  op  de  wjjze  die  vooralsnog  het  best  
 met  zjjn  maatsehappeljjken  toestand  schijnt  overeen  te  komen.  
 Zoolang  de  praktijk  goed  en  billjjk  is ,  kan  men  de  theorie  
 waarop zjj  rust, in zeker opzicht als onverschillig beschouwen; maar  
 eene  valsche  theorie  kan  ook  in  de  praktijk  tot  groote verkeerd-  
 heden voeren. Daarom is het goed  en  nutttig  dat zieh in  de  laatste  
 jaren  van  verschillende  zjj den  tegen  de  verkeerde  opvatting  van  
 Raffles’  theorie  krachtige  stemmen  hebben  verheven. 
 De  wijze  waarop  de  lantrenten  zouden  geheven worden,  werd  
 vastgesteld  bij  de  Instructie  voor  de  landeljjke  inkomsten  van  
 11  Febr.  1814.  De  aard  van  dit  werkgedoogt  slechts  den  alge-  
 meenen  standaard  voor  de  heffing  te  vermelden  en  verbiedt  in  
 de  tallooze  bijzonderheden  af  te  dalen.  De  heffing  was  evenredig  
 hooger naarmate de grond  beter  was  en  dus öf een  geljjken arbeid  
 ruimer  beloonde,  öf  even  rjjke  vrucht voor  minder  arbeid schonk.  
 De  sawa'ns  werden  verdeeld  in  drie;  soorten:  van  de  beste  zou  
 de  helft,  van  de  daarop  volgende  twee  vjjfden,  van  de  minste  
 een  derde  van  de  opbrengst  worden  geheven.  Yan  de  minder  
 vruchtbare  tegalgronden  zou,  naar  gelang  hunner  hoedanigheid,  
 | ,   J-  of  (  van  de  opbrengst  gevorderd  worden.  Men  verwachtte  
 intusschen  dat  in  den  eersten  tijd  de  heffingen  merkelijk  
 minder  dan  het  aangegevene  zouden  bedragen,  en  gaf  aan  de 
 l)  Dat  de  Javanen  zelven,  aan  willekeurige  beschikking  over  hunne  bezittingen  ge-  
 woon, hnnne  Vorsten  in  veel  absoluter  zin  dan  door  Kaffles  bedoeld  werd,  als eigenaren  
 van  den  grond  erkenden,  is  D.  I.  bl.  351  Vt\  aangetoond. 
 ingezetenen  de  stellige  verzekering  dat  de  maatstaf  nooit  zou  
 verhoogd  worden.  De  opbrengst  kon  geschieden  in  natura  of  in  
 eene  sequivaleerende  geldsom,  het  eerste  echter  alleen wat de rijst  
 der  sawah s  betrof,  die gebolsterd of als padi kon geleverd worden ;  
 de  maïs,  die  als  maatstaf  voor  de  schatting  van  het  product  
 der  tegalvelden  werd  aangenomen  ‘) ,  werd  steeds  tot  geld  herleid. 
   Yan  de  tweede  gewassen  werd  niets  gevorderd. 
 Ofschoon  de  heffing  der  landrenten  aan  bjjzondere  collecteurs  
 werd  opgedragen,  bleef  zij  in  vele  streken  in  handen  der  residenten, 
   en  wat  de  wijze  van  aanslag  betreft,  schijnt  Raffles  
 zeer  onzeker  te  zijn  geweest  of  hij  aan  den  dorpsaanslag  of  
 aan  den  individueelen  aanslag  de  voorkeur  zou  geven.  De  pro-  
 clamatie  van  15 Oct.  1813,  gewagende  van  verhuur  aan  dehoof-  
 den  der  dorpen,  die  de  akkers  weder  aan  de  bijzondere  land-  
 bouwers  verhuren  zouden,  had  klaarbljjkeljjk  het  oog  op  eene  
 overeenkomst  met  het  dorpshoofd  voor  de  opbrengst  der geheele  
 dessa,  op  hare  voor  eigen  rekening  landbouwende  ingezetenen  
 te  verhalen.  Zoodanige inrichting schijnt dan  ook met den  aard van  
 het  Javaansche  dorpsgenootschap  het  best  in  overeenstemming te  
 zjjn, en het hersteld Nederlandsch gezag heeft zieh altijd daaraan ge-  
 houden; maar in de Instructie van 11 Febr. 1814 wordt deze wjjze van  
 aanslag slechts als een maatregel van overgang voorgesteld, en aange-  
 kondigd  dat  in  het  vervolg  het  Gouvernement  door  zjjne  ambte-  
 naren  rechtstreeks  met  de  individueele  landbewoners,  de  tiang  
 ngalit2) ,  zou  handelen.  Raffles  drukt  de meening  uit  dat  dit stel-  
 sel  voor  de bevolking aangenamer,  voor  het  Gouvernement  voor-  
 deeliger  zou  zjjn3).  Ten  gevolge  dier  snelle  verwisseling  van  
 denkwjjze,  die  wegens  gebrek  aan  personeel  of  wegens  den  
 bjjzonderen  toestand  der  bevolking  niet  overal  even  snel  door  
 eene  verwisseling  van  handelwjjze  kon  gevolgd worden, heerschte  
 weldra  in  de heffing der landrenten  in  de  verschillende residentiën 
 ')  Deze  uitdrukking  wordt  in  de  instructie  van  11  Febr.  1814,  n°  46,  due  verklaard, 
   dat  de  productie  der  tegalgronden  zou  getaxeerd  worden  naar  de  hoeveelheid  
 maïs  die  daarvan  had  kunnen  verkregen  worden,  indien  ze  met  dit  gewas  waren  be-  
 plant  geweest.  Op  dezelfde  wijze  was  padi  de  maatstaf  voor  de  productie  der  sawahs,  
 ook  al  waren  er  andere  gewassen  op  geteeld. 
 3)  D.  i.  de  kleine  man.  Zie  D.  I.  bl.  663.  3)  Zie  vooral  n.  63  en  64.