
waren, hadden, met de hulp der opgestane Javanen, de löge te
Tagal zeer in het nauw gebracht, en deze bleef door hunne
bondgenooten ineengesloten, toen zij zelven zieh voegden bij de
belegeraars van Samarang, die er met günstig gevolg naar
streefden aan die stad de gemeenschap met de zee af te snijden.
Rembang, Djapara, Demak en andere posten werden door de
Chineezen ernstig bedreigd. Op heimelijke aansporing uit Kar-
tasoera vielen schier alle strandregenten de Chineezen toe en
verliet zelfs de regent van Samarang de hofplaats met vijan-
delijke bedoelingen tegen de Compagnie. Wel werden Toeban,
Gresik en Lamongan door Tjakra-ning-Rat en zijn zoon, den
regent van Sidajoe, bezet; maar dien Sampangschen prinsen
was het daarbij alleen om bevestiging en uitbreiding van hun
eigen gezag te doen. Van den angst der benarde bedienden van
de Compagnie te Samarang had Tjakra-ning-Rat eene acte ver-
worven, waarbij h g , namens de Hooge Regeering, van de ge-
hoorzaamheid aan den Soesoehoenan werd ontslagen; maar
ofschoon de Gouverneur-Generaal en Raad van Indie daarin be-
rustten, waren zij volstrekt niet geneigd hem het verlangde
bestuur over de Oosterdistricten van Java toe te kennen, waar-
door eenige spanning ontstond die de goede samenwerking
belemmerde. Inmiddels werd Soerabaja door de Javanen bedreigd,
nadat zieh de regent door de vlucht aan de waakzaam-
heid der Compagnie’s dienaren had onttrokken. De Hollandsche
troepen te Pasoeroean werden door afsluiting der rivier van de
gemeenschap met Soerabaja afgsneden. Rog hield de Soesoehoenan
vol dat de afval der Javanen buiten zijne voorkennis had
plaats gehad; dat hij troepen zou uitzenden om de Chineezen te
verdelgen en zijne onderdanen tot hun plicht te brengen, en
dat van Velsen, de kommandant van het garnizoen te Karta-
soera, veel te veel het oor leende aan de kwade geruchten die
zijne vijanden omtrent hem uitstrooiden; maar den 2Osten Juli
wierp hij eensklaps het masker af. De wacht in den kraton werd
overvallen en verdreven en een verraderlijke aanslag op het
fort beproefd. Ofschoon de Javanen werden afgeslagen, werd de
kommandant van Velsen gekwetst, en de zonder eenige veerkracht
gevoerde verdediging eindigde daarmede, dat een deel der
bezetting de witte vlag heesch en het fort verliet om zieh over
te geven. De Javanen drongen binnen, plunderden het fort,
maakten van Velsen en eenige anderen van kant, dwongen de
overigen den Islam aan te nemen en verdeelden hen als lijf-
wachten of bedienden onder hunne Grooten. Het schijnt intus-
schen dat van Velsen door zijn onbeschoft gedrag de Javanen
goede reden had gegeven om hem te haten, en dat hem
slechts werd vergolden wat hij rjjkelijk aan de onderdanen des
Soesoehoenans verdiend had'). Middelerwijl was den 27sten Juli
ook de löge te Rembang na dappere verdediging door de Chineezen
veroverd en verbrand. De opstand verbreidde zieh nu
over geheel Java en zelfs in Tjeribon en de Preanger werd de
bevolking in naam des Soesoehoenans tot den heiligen krijg
opgeroepen.
De Hooge Regeering, ofschoon door hoogloopende geschillen
in eigen boezem verlamd, besloot nu tot ernStige pogingen om
de wanhopige gesteldheid harer zaken in Java te verbeteren, en
benoemde den Ontvanger-Generaal Verijssel tot expres-Commis-
saris voor de Oostkust. Te Samarang gekomen besloot deze, na
overleg met den krijgsraad, in weerwil van de onvoldoende
sterkte der bezetting, tot een aanval op de werken der belegeraars.
Het waagstuk gelukte volkomen. Onder de aanvoering
van kapitein Mom werden den 7 d e n . gden en 1 3 den Nov. 1741
al de werken der belegeraars veroverd en gesiecht. Onder het
geschut dat daarbij werd buit gemaakt, bevonden zieh ook stuk-
ken uit den kraton te Soerakarta. Deze overwinning verwekte te
Batavia groote blijdschap. Men kon nu ook de kantoren te Tagal
en Djapara te hulp komen, terwijl de hulptroepen door Soeme-
nep en Pamakasan geleverd, onder aanvoering van kapitein
Constanz, naar Pasoeroean oprukten.
Deze door de Compagnie bevochten voordeelen hadden onl)
Munnik, Kort verhaal van de Javasche oorlogen, 1741—1757 (in D. X II der
Verhh. v. h. Bat. Gen.), bl. 92—95. Zie ook A. Gerrite, Verhaal van het gepas-
aeerde te Kartasoera in 1742, in Bijdr. t. d. I. T. L. en Vk. N. V. VII. 106—139,
en het door Meinsma uit inlandsche bronnen geputte verhaal »Het fort te Kartasoera
in 1741//, in hetzelfde Tijdschrift N, V. VI. 366.