
 
        
         
		tan  Hadji  in  zijn  angst  had  laten  doen,  om  der Compagnie voor  
 hare  hulp  een  octrooi  van  den  gansoheh  handel,  met  uitsluiting  
 van  alle  andere  personen  en  natien,  te  verleenen *).  De  uitgele-  
 zen  manschappen  die  de  hulpbende  uitmaakten,  werden onder de  
 bevelen  van  een  der  bekwaamste  officieren  in  dienst  der  Compagnie, 
   den  kommandeur  Tak,  gesteld.  In  overleg  met  de  St.  
 Martin  werd  eene  betere  landingsplaats  gezöcht  en bij  Kapatian,  
 eene  thans  niet  weer  te  vinden  plaats,  ontdekt.  Onvoorziens  en  
 onbemerkt  door  den  vijand  werd  hier  den  7den  April,  voor  den  
 dageraad,  de  landingsdivisie  aan  wal  geworpen,  en  de verwoede  
 aanvallen  der  Bantenners  konden  niet  verhinderen,  dat  zij,  tot  
 onuitsprekelijke  vreugde  van  den  jongen  Sultan,  over  devalbrug  
 het  kasteel  Soeroesoean  binnenrukte.  Later  op  den  dag  werd  
 de  omtrek  van  het  kasteel  zonder  veel  moeite  van  vijanden  ge-  
 zuiverd. 
 Inmiddels  had  de  Hooge  Regeering  den  12den  Maart  een  ander  
 legerkorps  onder  bevel  van  kapitein  Hartsinck  gezonden om  
 de  versterkingen  aan  te  tasten  die  Sultan  Ageng  op  den  linker-  
 oever  der  rivier  van  Tangeran  had  opgericht.  De  positie  des  
 vijands  bleek  echter  zoo  sterk,  dat  het  de  onzen  niet  gelukte  
 beslissende  voordeelen  te  behalen.  Maar  te  Banten  ging  alles  
 naar  wensch;  want  Sultan  Hadji,  slechts  zinnende  op  wraak  
 tegen  allen  die  zijn  vader  hadden  bijgestaan,  werd  het  willig  
 werktuig  in  handen  der  Compagnie  om  alle  Europeanen,  En-  
 gelschen,  Denen,  Franschen  en  Portugeezen,  van  daar  te  ver-  
 drijven;  en  de  Hooge  Regeering  had  zelfs  alle  moeite hem terug  
 te  houden  van  gewelddadige  handelingen  jegens  hare  mededin-  
 gers,  wier  verwijdering  wel  is  waar  een  harer  dierste  wenschen  
 was,  maar  die  zij  om  goede  reden  scnroomde  meer  dan  noodig  
 was  te  verbitteren.  Zij  toonde  zieh  zefs  bij zonder  bereid willig  
 om  aan  de  uitgezette  concurrenten  hulp  te  verleenen, maar kon,  
 in  weerwil  van  dat  alles,  het  verwjjt  niet. ontgaan, dat de handelingen  
 van  Sultan  Ageng  aan  hare  inblazingen  waren  toe  te  
 schrijven,  noch  het  Opperbestuur  in  het  moederland  vrij waren 
 J)  Stukken  bij  de  Jonge,  V II.  399. 
 voor  de  klachten  en  protesten  die  nog  lang  daarna  tegen  de  
 uitbreiding  van  het  monopolie  der  Compagnie  tot  Banten  werden  
 ingebraQht. 
 Sultan  Ageng  had  middelerwijl  den  strijd  niet  opgegeven,  
 maar  hield  in  het  oosteljjk  deel  des  rijks,  tusschen  de  rivieren  
 van  Pontang  en  Tangeran,  kloekmoedig  stand,  terwjjl  hij  de na-  
 burige  wateren door zwermen van  rooversprauwen onveilig maakte.  
 Het  duurde  tot  October  eer  de  Regeering  te Batavia de middelen  
 kon  bijeenbrengen  om  hem  in  zijn  hoofdkwartier  Tirtajasa  aan  
 te  tasten.  Toen  de  landing  onzer troepen den 26sten December onder  
 ongeloofelijke  bezwaren  gelukt was,  en de dappere Ambonsche  
 kapitein  Jonker  zieh  verschanst  had  op  een punt dat hem meester  
 maakte  van  den  op  Tirtajasa uitloopenden dijk,  liep Sultan Ageng  
 groot  gevaar  van  te worden ingesloten. Hartsinck had namelijk den  
 2den  December,  na  hardnekkigen  tegenstand, den overgang der rivier  
 van  Tangeran geforceerd en de voornaamste sterkte des vijands  
 veroverd  en  gesiecht.  Daarna  was  hij het gebied van Sultan Ageng  
 verder  binnengerukt.  Deze,  begrijpende dat alles verloren was, gaf  
 bevel  dat  men  zijne  versterkte  lustplaats,  in  den  nacht  van  28  
 op  29  December  1682,  door  buskruid  in  de  lucht  zou  doen  
 vliegen,  en  nam  met  zjjn  geliefden  zoon  Pangeran Poerbaja,  dien  
 hij  in  plaats  van  Sultan  Hadji  op  den  troon  had  willen  stellen,  
 de  wijk  eerst  naar  Lebak  en  vandaar  verder  zuidwaarts  in  het  
 gebergte.  Door  zijn  oudsten  zoon  meedoogenloos  vervolgd  en  
 ten  laatste  door  allen  verlaten,  gaf  hij  zieh  eindelijk  in  1683  
 over.  Alleen  aan  de  tusschenkomst  der  Nederlandsche  bevelheb-  
 bers  had  hij  toen  het  behoud  van  zijn  leven  te  danken.  Sedert  
 sleet  hij  eerst  nog  een  tijd  lang  te  Banten,  maar  later  te  Batavia, 
   zijne  dagen  in  gevangenschap,  tot  dedood  hem in  1692 van  
 zijn  lijden  verloste. 
 Het  tractaat  met  Sultan  Hadji,  dat  der  Compagnie  het monopolie  
 van  den  handel  met  Banten  verzekerde,  werd  niet  meer  
 door  Speelman  onderteekend,  die  den  1 l den  Januari  1684  over-  
 leed,  maar  door  zijn  opvolger  den  Grouv.-Gren.  Camphuis.  Het  
 werd  gesloten  den  17den  April  en  den  28sten  daaraanvolgende  
 bekrachtigd.  Op  de  punten  die  bij  de  onderhandeling  van  1680  
 H.  26