
 
        
         
		schitterender  eerbewijs.  Hij  had  in  1825  aan  het  hoofd  zijner  
 troepen  groote  diensten  bewezen  in  den  veldtocht  tegen  Boni,  
 en  toen  later  in  dat  jaar  de  door  Dipä Negärä verwekte onlusten  
 op  Java  uitbraken,  verseheen  hij,  na  Celebes den 25stel> Augustus  
 verlaten  te  hebben,  reeds  den  8sten  September  met  zjjne troepen  
 te  Samarang,  om  ook  hier  zijne hulp  aan het Gouvernement aan te  
 bieden.  De  Gouverneur-Generaal  van  der Capellen meende terecht  
 dat de  trouwe  vazal minstens  aanspraak had op denzelfden titel, die  
 aan  den  Begent van Bangkalang als belooning, zoo het scheen, van  
 zijn verraad  was  geschonken.  Op  een  prächtig gastmaal, waaraan  
 de  Landvoogd  den  30sten  November  een  aanzienlijk  gezelschap  
 vereenigd  had,  deelde  hij  den  Panembahan  mede,  dat  hem  de  
 persoonlijke  titel  van  Sultan  van  Soemenep,  onder den naam van  
 Pakoe  Nata-ning-Rat,  als  erkenning  zijner  hooge  Verdiensten  
 was  toegedacht.  De  Panembahan  ontving  deze  gunst  met  tränen  
 in  de  oogen  en  verklaarde,  diep  getroffen,  dat  zijn  trouw  aan  
 het  Gouvernement  er  niet  door  kon  vermeerderd  worden,  omdat  
 zij  reeds  volkomen  was,  maar  dat  hij  er  naar  streven  zou  om  
 den  Sultan  niet  minder  aangenaam  aan  het Gouvernement te doen  
 zijn,  dan  de  Panembahan  geweest  was. De brave vorst heeft woord  
 gehouden  totdat  hij,  den 31sten Maart 1854, in 73jarigen ouderdom  
 in  zijn  kraton  overleed  '). 
 De  uitbreiding  van  het rechtstreeksch gezag van het Europeesch  
 Gouvernement  was  een  voorname  oorzaak  van  de  vermeerdering  
 van  het  aantal  prefecturen  of  landdrostambten,  die nu weder den  
 naam  van  residentien  ontvingen.  Op  het  einde  van  het  tusschen-  
 bestuur  bedroeg  hun  aantal achttien, in geene van welke echter  de  
 stad Batavia met hare Ommelanden westwaarts tot aan de Tji Djani,  
 later  tot  aan  de  Tji  Kandi,  en  oostwaarts  tot  aan  de  Tji  Ta-  
 roem  begrepen  was.  Maar  de  zuidelijke  helft  der  Ommelanden,  
 hoofdzakeljjk  uit  het  regentschap  Bogor  bestaande,  werd  ge-  
 heel  van  Batavia  gescheiden,  en  onder  den  naam  van  Buiten-  
 zorg,  ontleend  aan het landgoed dat door den Gouverneur-Generaal  
 werd  bewoond,  tot  eene  afzonderlijke  residentie  verheven.  De 
 >)  Van Hoevell,  Reis,  B .  53— 6 4 e nT .  v.  N .I .  1854  ,  I I .   7 4 ;M ije rin T .  v .  N . 
 I .   V II.  3.  85. 
 door  Daendels  gevormde  prefectuur  Krawang,  waartoe  ook  de  
 ten  westen  der  Tji Manoek  gelegen  deelen  van Tjeribon  behoor-  
 den,  werd  weder  ingetrokken  en  hereenigd  met  de  Bataviasche  
 regentschappen,  van  nu  af  gewoonlijk  Preanger  Regentschappen  
 genoemd.  De  residentie  Banten  werd  vergroot  door  de  opheffing  
 van  het  laatste  overblijfsel  van  het  Sultanaat,  terwijl  de  residentie  
 Tjeribon  de  grenzen  behield  haar  laatstelijk  door  Daendels  
 toegekend'). In Midden-Java werden Tagal, Pekalongan, Samarang  
 en  het  laatstelijk  door Daendeis met Djewana vergrootte Djapara s)  
 behouden;  uit een deel der gewesten  door  de  Torsten afgestaan de  
 nieuwe  residentie  Kadoe  gevormd;  Rembang,  na  met  Toeban  
 hereenigd  te  zijn,  als  residentie  hersteld.  Ook  werden  van  toen  
 af  de  tot  grooter  afhankelijkheid  gebrachte  rijken  Soerakarta  en  
 Jogjakarta,  aan  wier  hoven  politieke  agenten  met  den  titel  van  
 resident  geplaatst  waren,  onder  de  residentien  medegeteld.  
 Patjitan,  schoon  aan  het  Europeesch  gezag  afgestaan,  schijnt  
 onder  den  resident  van  Soerakarta  te  zijn  gebleven.  De  insge-  
 ljjks afgestane landschappen  Grobogan  en  Djipang,  eerst als een op  
 zieh  zelf  staand  gewest  bestuurd 3) ,  moeten  later  bij  Samarang  
 en  Rembang  zijn  ingedeeld.  Nog  gewichtiger  waren  de  verande-  
 ringen  in  de  indeeling  van  Oost-Java.  Hier  werden  in  den Oost-  
 hoek  drie  geheel  nieuwe  residentien  gevormd:  Pasoeroean,  Pro-  
 bolinggo  met  Basoeki,  Panaroekan  met  Banjoewangi.  Gresik,  
 onder  Daendels  reeds  een  onder-prefectuur,  werd  nu  een  residentie, 
   ofschoon  door  de  afscheiding  van  Toeban  tot  de  regentschappen  
 Gresik,  Sidajoe  en  Lamongan  beperkt.  Wat  daarna  
 nog  van  de  voormalige  prefectuur  „Java’s  Oosthoek“  overbleef,  
 vermeerderd  met  de  door de Torsten afgestane distrieten Djapan en  
 Wiräsäbä,  vormde  de  residentie  Soerabaja,  waartoe  ook  Bangkalang  
 en  Pamakasan  op  Madoera  gebracht  werden,  terwijl  
 Soemenep  een  eigen  resident  erlangde  4). 
 >)  Zie  blz.  574.  3)  Zie  blz.  571. 
 s)  Zooais  blijkt  uit  de  tabellen  bij  Raffles,  Java.  I I .  298;  vgl.  van  Deventer,  Bij-  
 dragen,  1.167,  240.  Omtrent  Patjitan  zie  men  dezelfde  tabellen,  t.  a.  p.  332.  Vreemd  
 is  het  dat  Blora  in  die  tabellen  nergens  genoemd  wordt. 
 4)  Volgens  Levysshon  Norman.  130  en  Meinsma  I I .  110  waren  er  16  residentien,  
 Geen  van  beide  telt  daaronder  Soemenep  mede;  maar  toch  blijven  er  bij  eerstgenoem- 
 38*