
 
        
         
		gelast  naar  Batavia  op  te  komen  en  volledige  registers  van  de  
 bevolking  onder  hunne  bevelen  staande  over  te  leggen,  met  het  
 doel  om  de  gevestigde  ingezetenen  van  de  zwervende  benden  te  
 kunnen  onderscheiden.  Dezelfde  maatregel  werd  ook  op  het  oude  
 Djakartasche  gebied  toegepast  *).  Naar  Tjeribon  werd  de  opper-  
 koopman  de  Hartog  als  Commissaris  afgevaardigd.  De  twisten  
 tusschen  de  drie  broeders  waren  daar  met  vernieuwde  woede  
 uitgebarsten,  en  Pangeran  Sepoeh  had  de  trouw  van zijn broeder  
 Pangeran  Anom  door  velerlei  beschuldigingen  bij  de  Regeering  
 in  verdenking  gebracht.  Het  zorgvuldig  onderzoek van de Hartog  
 bracht  de  volkomen  onschuld  van  den  Prins.  aan  het  licht,  en  
 werd  in  1688  gevolgd  door  eene  nieuwe  regeling der verhouding  
 tusschen  de  drie  vorsten,  die  wederom  verklaarden  van den Sul-  
 tanstitel  afstand  te  doen,  maar  in  het  vervolg  allen  dien  van  
 Panembahan  zouden  voeren,  en  zieh  verbonden  bij  nieuw  opko-  
 mende  geschillen  de  tusschenkomst  van  den  resident  der Compagnie  
 te  Tjeribon  in  te  roepen. 
 Ook  de  bekrachtiging  of  wijziging  door  den  Soesoehoenan van  
 de  door  van  Yliet  op  oostelijk  Madoera  getroffen  schikkingen  
 was  door  den  dood  van  Tak  achterwege  gebleven,  en  de  onee-  
 nigheden  waren  ook  daar  met  nieuwe  woede  uitgebroken.  Een  
 der  door  van  Yliet  voorloopig  over  Soemenep  gestelde  regenten  
 was  gestorven.  De  andere  voerde  nu  het bestuur over het geheele  
 landschap,  maar  dit  werd  hem  door  den  aanhang  van  Raden  
 Soedermä  betwist.  In  October  1686  kwamen  beide  pretendenten  
 met  groot  gevolg  te  Batavia  om hunne  aanspraken door  de Hooge  
 Regeering  te  doen  beslissen.  Deze  handhaafde  den  regent  in  het  
 voorloopig  bewind,  totdat  Raden  Soedermä  de  meerderjarigheid  
 zou  bereikt  hebben,  en  gelastte  dezen laatsten inmiddels  tot  vol-  
 tooiing  zijner  opvoeding  te  Batavia  te  blijven.  De  regent  keerde  
 zeer  voldaan  naar  Soemenep  terug  en  Raden  Soedermä  scheen  
 zieh  te  onderwerpen.  Maar  in  1689  wikkelde  hij  zieh  in  de  sa-  
 menzwering  van  Jonker,  ontsnapte  naar  Madoera  en  trachtte  
 den  regeerenden  prins  uit Soemenep  te verdrijven. Soedermä leed 
 de  nederlaag  en vluchtte,  door allen verlaten ,  naar Soerabaja, van-  
 waar  hij  als  gevangene  naar  Batavia  werd  teruggevoerd.  Sedert  
 werd  ook  op  oostelijk  Madoera  het  oppergezag  der  Compagnie  
 door  jaarlijksche  geschenken  en  bezendingen  feitelijk  gehuldigd. 
 Met  Sultan  Hadji  van  Banten  leefde  de  Compagnie  in de beste  
 verstandhouding.  Haar  peper-monopolie  werd,  ook  in  de  be-  
 zittingen  van  Banten  op  Sumatra,  waar  de  Engelschen  wederom  
 trachtten  daaraan  afbreuk  te  doen,  door  in  onderling  
 overleg  getroffen  maatregelen  zoo  goed  mogelijk  gehandhaafd.  
 Doch  ook  van  deze  zijde  werd  de  vrede  op  nieuw bedreigd door  
 het  plotseling  overlijden  van  Sultan  Hadji  op  1 2   Oet.  1 6 8 7 .   Die  
 vorst  had  op  zijn  sterfbed  zijn  oudsten  zoon,  den  Pangeran  
 Ratoe,  onder  de  leiding  van  den  rijksbestuurder  Dipa-ning-Rat  
 tot  zijn  opvolger  aangewezen,  maar  er  was  alle  reden  om  te  
 vreezen  dat  sommige  hoofden  voor  de  andere  zonen  van  den  
 overleden  vorst  partij  zouden  trekken,  en  dat  de  aanhang  van  
 den  ouden  Sultan  Ageng  en  van  Pangeran  Poerbaja,  die  nog  
 te  Batavia  leefden,  in  het  troebele  water  zou  trachten  te  vis-  
 schen.  Eene  commissie  uit  de  Hooge  Regeering,  den  1 7 d e n   
 October  naar  Banten  gezonden,  wist  echter  met  zooveel  na-  
 druk  en  beleid  te  handelen,  dat  de  nieuwe  vorst  reeds  den  
 24sten  November  door  al  de  Bantensche  en  daartoe  opontboden  
 Lampongsche  hoofden,  onder den  titel en naam van Sultan Aboe’l-  
 Padhl  Mohammed  Jachja  ') ,  werd  erkend  en  gehuldigd,  en kort  
 daarna  de  traktaten,  in  1 6 8 4   met  zijn  vader  gesloten,  bekrach-  
 tigde  en  op  nieuw  bezwoer  J).  Evenwel  bleek  het  spoedig  dat  
 de  vrees  voor  nieuwe  beroerten  niet  geheel  ongegrond was.  Aan  
 Dipa-ning-Rat  werd  door  velen  de  voet  zoozeer  dwars  gezet,  
 dat  hij  zijn  ambt  moede  werd  en door de Hooge Regeering slechts  
 met  veel  moeite  werd  bewogen  om  het  te  blijven  waarnemen.  
 En  toen  de  jeugdige  Sultan  den  2 4 s t e n   Augustus  1 6 9 0   aan  een  
 kwijnende  ziekte  bezweek,  zonder  iets  omtrent  zijn  opvolger 
 *)  lk   schrijf  de  Arabische  namen  dezer  vorsten  overal  naar  de  gewone  wijze  van  
 transscriptie  van  het  Arabisch,  n i e t   naar  de  uitspraak  der  bevolking  van  Insulinde,  
 vooreerst  omdat  deze  zieh  niet  gelijk  blijft,  ten  tweede  omdat  zij  de  namen  totonken-  
 baarheid  toe  misvormt. 
 ? )  Camphuys  bij  de  Jonge,  V I I I .  50  v.