
 
        
         
		meer  een  samenloop  van  ongelukkige  omstandigheden  dan  wer-  
 kelijk  verraad  hem  aan  de  achterdocht  van  Knol  heeft  blootge-  
 steld.  Zeker  is  het  althans  dat  hij  in  den  veldtocht  van  1707  
 getrouw  zijn  plicht  deed,  wat  toen  echter  door  hen  die  hem  
 bleven  verdacht  houden,  slechts  aan  wraak  over  de verwoesting  
 van  zijn  land  werd  toegeschreven  *). 
 Bedoelde  veldtocht,  eerst  in  Juli  van  dat  jaar,  onder  de  lei-  
 ding  van  de  Wilde  als  eersten  en  van  Knol  als  tweeden  bevel-  
 hebber,  uit  Kartasoera  aangevangen,  leidde  spoedig  tot  een  af-  
 doend  resultaat.  Bij  de  komst  der  troepen  te  Kediri  was Soenan  
 Mas  reeds  gevlucht,  zoodat  de  plaats  zonder  slag  of  stoot  bezet  
 werd.  Nu  rukte  men  in  noordoostelijke  richting  voort  tot  Wirä-  
 säbä  2),  om  vandaar  het  Ardjoenä-gebergte  ten  noorden  om  te  
 trekken.  Yerder  oostwaarts  marcheerende  ontmoette  inen  den  
 15den  September  den  vijand  in  eene  sterke  stelling  te  Tjarat3) ,  
 niet  ver  van  het  ons  reeds  bekende  Kapar  4) ,  maar  dreef  hem  
 na  een  strijd  van  twee  uren  vooral  door  het  hevig kanonvuur op  
 de  vlucht.  Inmiddels  hadden  zieh  ook  de  van  Soerabaja  opge-  
 rukte  troepen  onder  kapitein  Sergeant  met  de  hoofdmacht  ver-  
 eenigd.  De  gezamenlijke  macht  dreef  den  vijand  voor  zieh  uit,  
 bracht  hem  op  den  28sten  September  eerst  bij  Wangkal  en  ver-  
 volgens,  na  feilen  strijd,  op  de  vlakte  van  Sangiri  de  nederlaag  
 toe,  en  bezette  den  volgenden  dag  Pasoeroean,  terwijl  het over-  
 schot  van  Soerapati’s  scharen  in  de  richting  van  Malang  ont-  
 vluchtte  5). 
 De  Wilde  regelde  nu  namens  den  Soesoehoenan  het  bestuur  
 in  Pasoeroean.  Hij  verdeelde  het  in  twee  districten  en  stelde  
 die  onder  de  beide  zonen  van  den  voormaligen,  door  Soerapati  
 verdreven  regent.  Door  den  Dipati  van ■ Soerabaja  liet  hij  de  re-  
 genten  van  Djapan  (Mädjäkertä),  Wiräsäbä  (Mädjä  Agoeng), 
 *)  De  Wilde  bij  de  Jonge,  V III.  305. 
 2)  De  hoofdplaats  van  het  distrikt  M ä d jä 'Agoeng,  regentschap  Madjäkerta, thans 
 Ngoemplak  of  ook  Mädjä  Agoeng  geheeten. 
 3)  De  plaats,  ook  Pintoe  Larat  genaamd,  komt  op  onze  kaarten  niet voor;  maar 
 vgl.  met  van  Hoorn  en  de  Wilde  bij  de  Jonge,  V III.  133  en  304, het  bericht  van 
 Valentijn  IV.  I.  194.  Valentijn  verzelde  het  leger  op  dezen  tocht  als  veldprediker. 
 . 4)  Zie  boven,  bl.  386.  5)  Valentijn  IV.  1.  195,  196, 
 Kediri,  Madioen  en  omliggende  gewesten  aanmanen om  zieh aan  
 Pakoe  Boewänä  te  onderwerpen,  en  Soenan  Mas,  die  in  het  
 Malangsche  omzwierf,  tot  den  dood  toe  te  vervolgen. Yoorts liet  
 hij,  tot  waarborging  der.rust  in  Pasoeroean,  drie versterkingen,  
 eene  te  Kali  Anjar  en  twee  nabij  de  hoofdplaats,  aan  de  rivier  
 en  aan  het  strand,  oprichten  en  met  voldoende  macht  bezetten.  
 Stuitend  is  de  onedele  wraak  die  Soerapati  tot  in  zijn  graf  ver-  
 volgde.  De  Wilde  liet  zijn  gebeente  opgraven,  tot  asch  verbran-  
 den  en  deze  in  zee  strooien. 
 Middelerwijl  hadden  ook  op Madoera gewichtige gebeurtenissen  
 plaats  gegrepen.  Yan  der  Horst  was  er  niet  in  geslaagd  om  
 Raden  Soedermä  in  handen  te krijgen;  integendeel was het dezen  
 gelukt,  na  met  Soerapati’s  zonen  in  verbond  te  zijn  getreden,  
 zieh  werkelijk  van  een  deel  van  het  betwiste  gebied  meester  te  
 maken.  Maar  toen  nu  de  Wilde  in  Juli  1707  van  der  Horst  
 andermaal  naar  Madoera  zond,  werd  deze  spoedig  verrast  door  
 het  bericht  dat  Soedermä  met  eenige  zijner  bloedverwanten door  
 zijn  eigen  mantri’s  was  van  kant  gemaakt.  Het  was  daardoor  
 eene  gemakkelijke  taak  Tjäkrä  Negärä,  onder  zijns  grootvaders  
 voogdij,  in  het  bestuur  van  Soemenep  en  Pamakasan  te  her-  
 stellen. 
 Tjakra-ning-Rat,  de  regent  van  Sampang,  had  zieh  inmiddels  
 de  troebelen  van  den  successie-oorlog  ten  nutte  gemaakt  om zjjn  
 gezag  en  invloed  gedurig  uit  te breiden.  Aan den zwakken  Pakoe  
 Boewänä  had  hij  allerlei  gunsten  afgeperst.  Onder  den  titel  van  
 Panembahan  tot  Groot-Gouverneur  der  oostelijke  strandgewesten  
 benoemd,  had  hij  als  een  onafhankelijk  vorst  geregeerd  en  met  
 olifanten  en  vorstelijke  gongs  een  grooten  staat  gevoerd.  Den  
 regent  van  Gresik  had  hij verjaagd,  dien van Sidajoe naar Toeban  
 verplaatst,  zieh  de  inkomsten  hunner  gewesten toegeeigend,  zjjn  
 kleinzoon  tot  regent  van  Pati  aangesteld,  en  zijn  invloed  ver-  
 sterkt  door  op  verschillende  plaatsen  van  Java  kolonien  van  
 Madoereezen  te  vestigen.  Maar  den 4den Augustus  1707  was deze  
 prins  in  hoogen  ouderdom  overleden,  en de Wilde kreeg daardoor  
 de  gelegenheid  om  zonder  tegenstand  de  uitgebreide  gewesten  
 waarover  hij  zieh  het  gezag  had  aangematigd,  tot  de  gehoor