G e m e e n e B r em , Genifla v ulgaris ^
groeit aloinme in Italië , Spanje , Portugal
en Vrankryk: men kweekt dezelve in den
omtrek van Parys aan, vermits haare fteelen
zeemgoed tot. bezemen zyn.
Men vint in het Journal Economique van
de maand November 1756. dat deze plant tot
een veel nuttiger einde in den omtrek van
Piia is gebruikt. Men zamelt in dit land dit
‘lbort van Brem in: laat het in de zon droo-
gen , en lecht het geduurende drie o f vier
daagen in een bron van warm water te wee-
ken, die in een plaats is die Bagno ad aqua
genaamt wort, en welkers warmte de thermometer
van Reaumur ,tot op acht graden
doet ryzen. Wanneer de Brem in deze fontein
. geweekt h e e ft, fcheid men het houtachtige
gedeelte van het vlasachtige af; het
kattoenachtige Hof dat uit hetzelve voort-
fcoomt dient om floelkuflens op te vullen
vermits het eenige veerkracht bezit. Men
fpint het vlasachtige dat een draad geeft die
zoo goed als die van de kennip i s , en die
vry wel de kleuren in het verw;en aanneemt.
Het fchynt echter dat deze bearbeiding na-
tuurlyke. warme wateren vereifcht. In de
maand Juny 1763. vertoonde men aan de
Franfche Koninglyke Akademie der Wetenschappen
, lynwaat dat van Brem gemaakt
was : dit lynwaat fcheen goed , maar was
zeer grof.
S paansche B rem is de aangenaamste
om den Heffelyken reuk van haare bloemen:
zy fchiet met een menigte van fcheuten ter
hoogte van tien o f twaalf voeten op. Haare
groote onderfcheid haar van alle de foorten
van Brem, dus doet mede den lieffelyken
reuk van haare bloemen die - behalven dit
•een aangenamen fmaak hebben.
Deze Brem groeit natuurlyk in Spanje ,
Portugal, én Languedoc. Z y heeft dit by-
zonder dat haare bladeren niet drie aan drie
op een fteel gefchikt z y n , gelyk die van
de andere foorten van Brem. Deze heefters
vatten niet ligt weder wanneer zy verplant
worden. Wanneer zy tot een zekere groote
gekomen zyn, brengén z y ’s jaarlyks een
menigte bloemen voort, die een buikzuiverende
kracht bezitten ; zy wederftaan den
winter dn Engeland,, en haar zaad koomt
daar tot rypheit.
Alle foorten van Brem werden zonder veel
.moeite door zaad aangekweekt , en konnen
op dkanderen gegriffelt worden doof aan-
nad.ering en okuleering; dit is het eenigfte
middel om de Brem met dubbele bloemen te
vermenigvuldigen, deze brengen geen zaden
voort en doen een fraije uitwerking in de
lente luftbosjes. De bloemen van- alle foorten
van Brem,. konnen gelyk die van de
Akkerbrem, een geele verf verfchaffen.
Men maakt de Bremknoppen in azyn, op
de wyze van kappers jn , doch haaren fmaak
is zoo verheven niet.
De Brem wert afzettende gefchat. Wanneer
men de jonge takjes op een tafelbord
brand, vloeit ’ er een brandende olie uit,
die goed voor de gebreken der hult gehóuden
wort.
Men zecht dat- wanneer men de planten
die door de rupzen geknaagt worden, met
water befproeit in ’t welk Brem geweekt
is; dit water-de rupzen dóet Sterven zonder
eenig nadeel aan de planten toe te brengen.
De ïoog uit de affchen van Brem wert, in
zekere gevallen, met veel nut tegens de
waterzucht gebruikt.
B R O M M E L B E Z I E N , zie B raam-
B E Z I E N .
B R O Q D B O O M . Dit is een dier Boo-
men welkers naam alleen de aandacht opwekt.
Hy groeit natuurlyk op het Eiland
Tiniani hy fchiet vry hoog op, én is met
een fraai hooft bezet dat gekante bladeren
voortbrengt, die van een bevallige groene
kleur zyn en de lengte van een voet tot ach-
tien duimen hebben. Zyne vruchten komeh
onverfchillig aan alle de deelen der takken
voort; haare gedaante is veel eer eirond als.
rond: z y zyn omtrent zeven o f acht duimen
lang en met een dikke en harde fchors
bedekt.
De Indianen noemen deze vrucht Rirna;
maar het . Scheepsvolk van den Admiraal
A n f o n by zyne reistocht om' den Aardkloot,
noemden haar Broodvrucht. Z y aten
dezelve alle in plaats van brood geduurende
hun verblyf op dit Eiland : en zy fehatten
haar zelfs hooger als het brood; in diervoegen
dat geduurende hun verblyf op het gelukkige
Eiland Tinian, op ’t welk het fchip
van den Heer Anfon , wiens Scheepsvolk
deerlyk door het fcorbut was aangetaft, gelukkig
was.aangeland, geen brood wierd uit-
gedeelt-
Deze vruchten groeijen afzonderlyk en
nooit in trollen: men eet "dezelve niet voor
dat zy haare volkoomen groote verkregen
hebben., In dezen Raat hebben zy. den fmaak
van
van de Stóelen van artichokken wanneer die
gekookt zyn. Wanneer zy geheel ryp zyn-,
hebben zy een zoeten fmaak , en aangenamen
reuk, die met die van rype perfikken ovei-
eenftemt; maar men wil dat zy dan ongezont
zyn en buikloop verwekken. Zie de Reize
van den Admiraal Anfon , Amfteldamfche
uitgave*
B R O O D V R U C H T , zie B r o o d -
B 0. O M.
B R U I N E T T E N , dezen naam geeft
mén mede aan een foort van fchelpen, die
men anders Rollen o f Dadels noemt. Zie deze
woorden.
B R U I N V I S C H . Men kan zyn artikel
op het woört W a l v i s c h vinden. De Chi-
neezen geven den naam van Chiang-chu of
Rivier-barken aan een foort van vifch, die
vry Wél naar den Bruinvifch gelykt.
B R U N E L , S t . A n t h o n y K r u id ,
een plant die gelyk als de kleine 'waalwortel
in dè' weiden groeit, van welke zy op het
eerfte aanzien weinig verfchilt. Maar het
onderfcheid is'gemakkelyk in de bloemen te
befpeuren, die uit een fluit beitaan en beks-
wyze van gedaante z yn , welkers boven gedeelte
een helm verheelt. Haare eigenfchap-
pen komen met die van de kléine waalwortel
overeen; zie dit woort.
B R Y O N I E , W i l de w y n g a a r t of
W y n g a a r t swo r t e l , Bryohia. Men
onderfcheid twee foorten van dit gewas,
waar van het eene roode en het andere~zwar-
te beziën voortbrengt. Het eerfte foort,
van ff welke men het meefte gebruik maakt,
heeft een wortel die meer o f min groot is ,
welkers zelfïlandigheit met kringen geteekent
i s , van een fcherpe», onaangenamenfmaak,
en viezen reuk. Deze plant ichiet kruipende
ranken u i t , die met klaauwtjes , o f lange
gekrulde rankjes bezet zyn , met welke zy
zich aan de .heggen vaflhechten. Haare bladeren
gelyken eenigzins naar die van den
wynitok, maarzy zyn veel kleindcr en eenigzins
ruuw; uit den fchoot der bladeren komen
bloemen van een witachtig, groen te voor-,
fchyii, die de gedaante van. een bekken hebben,
en in v y f deelen ingefnedenzyn. Men
heeft twee foorten van deze bloemen ; het
grootfle foort is niet vruchtbaar, hét andere
dat kleinder is , werd van beziën gevolgt die
de groote van een erweét hebben, zy werden
rood by het rypen, en zyn met een fap vervult
dat walging verwekt wanneer zy gegeten
worden.
De wortel heeft de gedaante van een knol,
en een .fcherpen fmaak, waarom hy van
zommige Duivelsknol genoemt word. Deze
wortel verfch zynde, is by uitflek krachtig
om. de taaije flym los te maken : hy is een.
fcherp en geweldig purgeermiddel ; maar
wanneer zyne krachten door zout van wyn-
fleen o f eenig ander zout gematigtzyn, zoo
is hy nuttig 111 de waterzucht en verfcheide
andere ziektens.
B U C A R O S o f B a r r o s . De Schry-
veren van de Dictionaire Encyclopedique zeggen
, dat men in Spanje en Portugal dezen
naam aan een foort van gezegelde aarde geeft
die men in deze Landen vint. Zie G e z e g
e l d e A a r d e .
Men fchryft aan deze aarde veel eigen-
fchappen en deugden to e ; z y is zeer bloed-
ftempende en zamentrekkende ; men zecht
dat zy in verfcheide ziektens goed is , en
men wil dat zy mede een uitmuntent tegengift
tegen alle foorten van vergift is. De
Spaanfche Vrouwen hebben zich indiervoe-
gen het geitadig kaauwen van de Bycaros
aangewent, dat men wil dat haare Biegtva-
ders haar geen geftrenger boetdoening op
konnen leggen, als haar het gebruik van dezelve,
zelfs maar voor eenen dach, te verbieden
, ’t zy dat de krachten die men ’ er
aan. toefchryft, haar overhaalt om dezelve
zoo halftarrig te gebruiken , ’ t zy dat de
kracht der gewoonte haar dezelve noodzake-
lyk maakt. .
Dè wyn die in vaten , welke van. deze aarde
gemaakt zyn , bewaart word , neemt der-
zelver reuk en fmaak aan,. die vry aangenaam
is. Dit gefchiet dus. mede met het water;
maar wanneer men ’er het zelve ingiet, ger
fchiet’ er een foort van opbruifing en koking;
en zoo het ’ er eenigen tyd in ftaan blyft,
vloeit het ’er eindelyk u it , om dat de floffe
van deze vaten zeer fponsachtig en poreus
is-
B U F F E L , een foort van dier van het
geflacht van den Stier. Het gelykt v ry wel
naar deze, maar is veel grooter;. het is met
zwarte hairen bedekt, die kort en in een
geringe hoeveelheit zyn, en de flaart is geheel
van dezelve ontbloot: zyn buit is dik
en. zeer hard. Men heeft Buffels in Azia.,
H 3 Grio