
minften veertien. Eindelyk heeft men ’er,
welke men hondert beenen , en duizent beenen
noemt, om het groot getal van hunnen‘poo-
•ten.O
nder de Infeélen .welke pooten hebben,
zyn eenige gevleugelt, en andere n ie t; en
onder deze heeft men ’ er-die dezelve verkry-
gen zoo ras z y van gedaante verandert zyn,
gelyk de rupzen, welke in Vlinders veranderen
; die geene welke geen vleugelen bekoo-
men , zyn dat foort van rupzen , die men
dulzentpooten noemt; en eenige andere van
.denzelfden aart.
Onder de Infeélen welke vleugelen hebben,
heeft men ’er , die dezelve altoos uitfgepreid
houden, gelyk de Vlinders, Vliegen, Byën
en andere; andere hebben dezelve in fchee-
deri beflooten ; tot deze behooren de Spaan -
fche Vliegen en de verfchillende foorten der
torren: onder deze laatfle heeft men ’er welke
twee vleugelen hebben , en andere die ’er
vier hebben.
De Natuurkundige vinden noch kenmerken
in de Infeden, welke genoegzame byzonder-'
heden behelzen om de geflachten in foorten
te verdeden , ’t geen die der vleugelen zyn ,
van welke wy iets gezegt hebben.
Men onderfcheid dit foort van dieren ,
welkers vleugelen in fcheeden beflooten zyn ,
felyk de mefl-torren, het vliegent-hart, de
evers, de agrettor, de kalander, en de krek
e l, onder de naam van fcbildvleugelige. Z y
die niet meer als halve vleugelen hebben, gelyk
de Cicaden, de vliegende weegluizen, de
de fprinkhaanen, de Kermes, de moeras-fcor-
pioen , en de Poolfche rups , onder de naam
van Halffcbildige.
Die geene welke zenuuwachtige vleugelen
hebben, gelyk de fcorpioen-vliegen, de vlieg-
van de Leeuw-Mier , en de Ha ft, onder de
naam van Peesvleugelige.
Die , welke fchubachtige vleugelen hebben
, gelyk de dach en nacht Vlinders , onder
de naam van Donsvleugelige.
D ie , welke vliesachtige vleugelen hebben,
gelyk de Wespen, Ichneuinon-Vliegen, Byën,
en vliegende Mieren , onder den naam van
VUesvleugelige.
• D ie , welke twee vleugelen hebben, gelyk
de gemeene Vlieg en, onder dën naam van
Tweevleugelige.
D ie , welke geen vleugelen hebben , gelyk
de luizen , piflebedden , vlooijen , ziertjes,
en fpinnekoppen, onder 3en naam van Ongevleugelde.
Wat de Infedien betreft welke in
het water leeveh, en die , o f met fchelpen o f
fchaaleu bedekt zyn , men geeft hen dezen
naam,met den bynaam van ongevleugelde water
Infe eten.
Deze rangfehikking welke voor een gedeelte
die van den Heer Linnaus is , doet noch
een meenigte zaaken begeeren , vermits men
infedten heeft welkers vleugelen meer o f min
geheel zyn, hart, zacht, meelachtig o f glad;
eenige der infedlen hebben hairen, fïekels*
knoppen v meer o f min lange fprieten , die
opgeblazen o f wollig zyn; andere hebben ny-
pers om hunnen prooi te vatten , o f tanden,
o f een angel, die dient om zich te verdeedi-
gen, -of om te eeten, o f om hunne eijeren te
leggen ; eindelyk , men heeft Infedlen welke
byna naar geen dieren gelyken, gelyk de Gal-
Infetèten, de Pro-Gal-Infehen, enz. Zie deze
woorden.
Zou men de Infeclen , niet in Infedlen met
vier vleugelen , twee vleugelen , vleugelen in
fcheeden beflooten, zonder vleugelen; in naakte
, o f met korf en bedekte onderscheiden kon-
nen?
Befchryving van de verfchillende werktuigen
der InfeSten, als de Netswyze Oogen , de
fidteekens, de Stem, en de Oor en.
De hiftorie die w y voorneemens z y n , om
hier van deze werktuigen te geeven j verdient
eenige oplettenheit van den Leezer; w y hebben
deze verfchillende zaaken hier onder een
oogpunt, by elkanderen gevoegt, om dat zy
aan het grootile gedeelte der Infedlen eigen
zyn : wat de werktuigen betreft welke byzonder
aan ieder foort van Infedl zyn; wy zullen
’ er op de naam van het Infedl zelfs vanfpree-
ken.
De Netswyze Oogen zyn moogelyk , van alle
de leeden van het Infedl, die geene , welke
bekwaam zyn , om ons te doen zien met
welke eene Verbazende konfl de Natuur hen
te zamen geflelt h e e ft, en om ons in ’t algemeen
te bewyzen , hoe veel wonderen zy
vooftbrengt, welke onze oogen ontflippen.
De grootfte Waarneemers, welke microfcopi-
fche navoriïingen gedaan hebben, verzuimden
n ie t, om het zonderlinge zamenllel van
deze Oogen te onderzoeken. Die der Vliegen
, Torren , Vlinders , en verfcheide andere
foorten verfchillen niet wezèntlyk van
elkanderen. Deze Oogen, zyn alle ten naasten
b y , een gedeelte van een cirkel , hun uitwendig
bekleedzel kan als een hoornvlies be-
fchouwt
fchouwt worden.' Men noemt Hoornvlies het
uitwendig omkleedzel van alle Oogen, dat,,
het geen den vinger zou aanraken, zoo men
een oog aanroeren wilde , en wanneer de oog-
leeden geopent. bleeven. Die der Infedlen
van welke wy fpreeken , hebben een -foort
van glans , die zomtyds zoo. veel verfchillende
kleuren als den regenboog vertoont.. Z y
fchynen aan het bloote oog , zoo glad als glas;
maar wanneer men hen door een vergrootglas
befchouwt , fchynen zy ruitswys, gelyk de
Diamanten geüeepente zyn; deze ruiten zyn
in een wonderbaare order, gefchikt, en maken
een verbafent getal nit. Leeuwenhoek
heeft berekent , dat men ’ér 3.181, op een
hoornvlies van een T o r , en 8000, op dat van
een Vlieg, heeft. Het wonderbaaiiykfte hier
van is , dat alle. deze ruiten waarfchynelyk
zoo veel oogen zyn ; in diervoegen, dat in
plaats van ..'twee oogen, welke eenige naauw-
lyks aan: de Vlinders toegeflaan hebben , wy
’ér qp de twee hoornvliezen van deze Infec-
ten 34650 Hellen moeten ; 16000 op die van
een Vlieg,, en op die der andere, meer o f min,,
maar altoos een zoo verbazent getal..
. Zie hier een proèfneeming van deze geleerde
Waarneemers , die ontegenzeggelyk be-
w y f t , dat iedere ruit een kriflallyn vocht
heeft, en dat ieder kriflallyne vocht van alles
vergezelt i s , wat een volleedig oog uitmaakt.
Z y hebben'de hoornvliezen van de oogen. van
de verfchillende foorten van Infeëten afge-
fcheiden , ’ ér de flofFe uitgedaan , welke ’ér
in bevat is , en na dat zy de inwendige oppervlakte
naauwkeurig gezuivert hadden, hebben
zy dit vlies-in de plaats van de Uns, o f
hec voorwerp glas van een microfcoop , ge-
plaatfl.. Dit hoornvlies' dus bereid , en voor
een kaars geplaatll zyndé, vertoonde een zeer
talryke verlichting. De groote Leeuwenhoek
heeft de ontlediging van deze oogen zoo verre
voortgezet, dat Hy aangetoont h eeft, dat
ieder, dezer kriflallyne vochten zyn gezicht
zenuuw heeft. Hoe is-het mogelyk zal men
zeggen , dat een infeét met verfcheide duizenden
van oogen , een voorwerp enkelvoudig
zien kan? Wanneer zy naauwke.urig be-
grypen , hoe dat wy zelfs met twee oogen ,
de voorwerpen enkelvoudig zien, zoo. zullen
w y gemakkelyk bevatten dat de voorwerpen
zich enkelvoudig aan Infééten, met verfcheide
duizenden van oogen vertoonen kon-
nen. De Natuur die gewilt heeft dat hunne.-
oogen onbeweeggelyk: waaren, heeft dit
door het getal en de plaatzing, vergoed. Beha!
ven deze. duizende. van .oogen , uit welke
de twee oogballen zaamengeflelt z y n , zoo
heeft het grootile gedeelte der vliegen, noch
drie andere oogen , welke als één driehoek
tuffehen het bekkeneel en den hals geplaadt
zyn. Deze drie oogen welke meede een kriftallyne
vochtigheit bevatten, zyn niet ruitsw
y s , zy zyn glad en vertoonen zich als flippen
; deze verfchillende grootheden van oogen
in een zelfde infeét, de verfchillende
plaatzen op welke zygeplaatfl zyn, doen met .
eenige waarfchynelykheit vermoeden, dat de
Natuur de. Infeéten met oogen begaaft heeft,
die . gefchikt zyn om de voorwerpen te ontdekken,
welke naby hen zyn , en met andere,
om de ver afzynde voorwerpen te befchou—
wen, dat zy hen-, om dus-'te fpreeken, met
microfcoopen en telefcoopen , begaaft heeft*.
Men moet aanmerken , dat het grootfte gedeelte
dezer netswyze oogen, met hairen bedekt
zyn , die men vermoed, dat het uitwerk-:
zei van de hairen van onze oogen te weeg
brengen , dat is te zeggen, om den te groo-
ten overvloed van lichtflralen a f te keeren
welke alleen diénen om het gezicht te belemmeren^
Indien. iemand twyffelft, dat déze geruite
bollen de werktuigen van het gezicht zyn y
zoo zal hy hier overtuigende bewyzen vinden.
De Heer de Peawnur, lag een laag on-
doorfchynende vernis op de netswyze. oogen,
van verfcheide’By ën , van een zelfde korf;
deze Byën wierden in een zandkoker met eenige
andere Byën , welkers oogen niet bedekt
waaren, op eenige affland van den Korf
geplaatfl. De eerfte vlogen ginsen herwaarts,
zonder dat men ontdekken kon waar zy vol-
einde o f bleven flil zitten, terwyl zich de andere
rechtflreeks naar den ko rf begaven. Wan-
n eer men een dezer Byën in de lucht opfehoot,
vloog zy fleil om hoog, zonder dat men zien
kon waar zy b le e f; op dezelve wys als de
kraayen, welke het vleefch weg willen nee-
men dat op den bodem van de met vogel-
lym beflreeken peperhuizen geplaatfl is , zich
’ ér kappen van maaken , en dus geblind zyn-
de , buiten het gezicht-opflygen, en krachtelo
o s , en byria dood , zoo men zecht, weder
nederflorten. De Vliegen , welkers gladde
oogen men alleen, gevernift heeft, vliegen
alomme op de planten zonder, zich verre te
verwyderen , maar zy heffen zich niet recht--
lynig in de hoogte op.
De lidteekens zyn openingen welke de gedaante
van mondjes hebben , en die men op
de uitwendige leden der. Infeéten ziet.. Dit
zyn hunne longen hunne werktuigen tot de
adem-?-
9 1
ui