
LÏNSEN. 670 l ïn s s t e e n e n , l in x .
De K l e in e L in .s m , , ^ w minor, hebben
dunne en vezelachtige wortelen; baare
fteelemzyn vry d ik , negen duimen hoog,
wollig, hoekig, ter aarde liggende, o f kruipende,
en van de wortelen af getakt* Haare
bladeren zyn langwerpig , gelykvormig aan
die der Wikken , maar zy zyn kleinder en
wolachtig , uit den fchoot der bladeren komen
dunne voetfleeltjes voort, welke ieder
twee o f drie bloemen voortbrengen welke
naar die van de peulvruchten gelyken , en
een witte kleur hebben. Op deze bloemen
volgen kleine korte peulen , die breed, en
met twee o f drie platte zaden vervult zyn,
welke bolachtig rond, geelachtig en van
eenige foorten roodachtig o f zwartachtig
zyn : deze plant brengt de gemeene Linfen
voort.
De G r o o t s L i n s e n , Lens major, zyn
de fchoonfle in allerlei opzichten , en veel
grooter als de gemeene Linfen: haare bloemen
zyn veel witter.
Men zaait een meenigte van de eene en andere
foort van Linfen in de velden in magere
en drooge gronden : dit foort van plant is
hartlevende.
Haare zaden werden meenigvuldig in de
keukens gebruikt. Uit de gefchriften der
Ouden, fchynt het te blyken dat de Fii-ofo-
fen elkanderen op Linfen vergallen ; want
Atheneus L. IV. t. 18, zecht, dat het een
grondregel van de Stoïfche Filofofen was,
dat een Wys man alles wel doed, en dat hy de
.Linfen een volmaakt gerecht doed zyn. Door,
welk eene tegenflrydigheit oordeelen onze
hedendaagfche Geneesheeren- geheel anders
over de Linfen? Zyn zy ontaart, gelyk onze
magen? Hoe-het ook zyn mag, de geheele
School der Geneeskunde Hemt toe, dat zy
noch als voedzel, noch als geneesmiddel nuttig
zyn: zy leert dat het meenigvuldig gebruik
van een diergelyk voedzel, het hooft beroert;
het verftand ontflelt, het gezicht verdooft,
angftvallige denkbeelden in den nacht veroorzaakt,
de zwaarmoedigheit voortbrengt,
de ingewanden verflopt, enz.
Men onderfcheid twee zelfïlandigheden in
de Linfen ; het vliesachtige , dat de balt i s ;
en het mergachtige , dat het yleefch is. De
balt is zamentrekkende , en verfchaft weinig
en Hecht voedzel ; het mergachtige is oneindig
beter. Een, ieder weet dat het Linfenfop
vry voedzaam is. De boeren in Vranke-
r y k ) bedienen zich van dit voedzel; maar
men heeft meede Landfchappen , in Welke
men ’er de paarden meede voed.
L I N S S T E E N E N , Lapis lentkularis.
Onder de lichaamen welke onder het geflacht
der fleenen behooren , befchouwen de Natuuronderzoekers
de Linsfieenen , welke dus
om hunne uitwendige gelykvormigheit met
de Linfen genoemt worden, als de zeldzaam-
fte. De Heer Dodprt, heeft ’er eenige aan
de Koninglyke Akademie der Wetenfchap-
pen van Parys , vertoont. Deze fleenen ,
waaren uit een Rots, van den Berg van Vau-
ciennes , naby Villers-Gotteret gehaalt. De
Linsfieenen zyn platte, ronde, in ’t midden
dikke , gladde , en zeer harde lichaamen , en
welkers oppervlakte meer o f min aanmerke-
lyk is ; de kleine hebben drie of-vier lynen
breedte, de middelbaare, zes o f acht; en de
grootfle, welke men zomtyds vind , hebben
vyftien lynen uitgebreidheil: deze fleenen
zyn van verfcheide laagen zaamengeftelt,
welke men gemakkelyk onderfcheiden kan ,
wanneer men hen tot op de helft van hunne
dikte afflypt: want men ziet ‘alsdan zes o f
zeven trekken, welke in een flangetrek voort-
loopen , waar van het .oog iiyhet midden van
deze doorfneedejis : de eerfle omkleedingen
zyn gekorrelt; wanneer men deze fleenen in
hunne grootfle middellyn doorfnyd, ziet men
éironde o f middelpuntige flreepen , welke
door een foort van zandachtige en kleiachtige
kalk van een gefcheiden worden , die zeer,
hart is , en geen order heeft. Zie P e n n in g s
t e e n . -
L I N X , L o g t , L u g t , Lupuscervarius.
De Linx, zecht de Heer de Bujfón; van welke
de Ouden gezecht hebb'en,'dathy,een zoo
fcherp gezicht had, dat hy ondoorfcnynende
lichaamen , doorzien kon , en welkers pis,
volgens hun gevoelen , de wonderbaare ei-,
genfchap bezat, om ,een hart lichaam, een
edel-gefleente te doen worden , dat men Lapis
Lyncurius noemden , is een verdicht dier,
zoo wel als alle de eigenfchappen welke men,
het toefchryft. De .verdichte Linx , heeft
geen andere overeenkomfl met de waare Linx,
als alleen de naam ; men moet dan n ie t ,
gelyk verfcheide Natuurkundigen gedaan hebben,
aan dit, dat een wezentlyk dier i s , de
eigenfchappen van dit ingebeeld die r , toe-
fchryven.
Onze Linx , vervolgt de Heer de Bujfon ^
ziet geenzins door de muurcn heen; maar het-
L IN X . ' L I N K S T E E N .
is waar , dat h y glansryke o o gen, een zagt-
aardig gelaat, een aangenaam en vrolyk aan-
ziemjieeft: zyne pis brengt geen edele geiteen
teirs voort; hy bedekt dezelve alleen
met .aarde, gelyk de katten doen, met welke
hy veel overeenkomfl heeft; en welkers zeden
en zinnelykheit, hy meede bezit. Hy
bezit niets van den W o l f , als alleen een zeker
foort van gehuil. dat, wanneer het van
verre gehoort w o rd, de Jagers bedriegen
moet, en hen doen gelooven , dat zy een
Wolfhooren. Dit is mogelyk alleen genoeg
ge w eeft, om hem de naam van Wolf te gee-
ven ; maar óm hem van den rechten W o lf te.
Onderfcheiden , hebben de jagers hem Har-
ten-Wolf gtxiQtmx.^ om dat hy de Herten aanvalt
., o f lie ver,. om dat zyn huit met vlakken|,
gelyk die der jonge Harten , gefpik-
kelt is. '
' De Linx , heeft gewoonelyk de groote
van een Vofch. Hy verfchilt van den Pan-
ther., en Onca , door de volgende kenmerken
: hy heeft langer hair , en zyne vlakken
zyn zoo levendig, niet , en eindigen niet zuiver
; zyne ooren zyn veel gfóoter, en zyn
aan het uiteinde met een kwafl van zwarte
hairen bezet;. zyn ftaart is veel korter, en
zwart aan het uiteinde ; den omtrek van zy ne
oogen is w it, en de gedaante van zyn aangezicht
is bevalliger en minder woeft. De
huit van het mannetje is boeter gevlakt, als
die van het w y fje : zyn klaauwen zyn gelyk
die van den Leeuw verdeelt, en zyne tong ■
is meede met punten bezet. Hy heeft geen
achtereen volgende lo o p , - gelyk de W o l f ;
fiy gaat en fpringt gelyk de Katten : hy leeft
Van de jacht, en vervolgt zynen pfooi, tot
op de 'toppen der booraen. - De wilde Katten,
de Marters, Hermelynen , en Eekhoorntjes
, • konnén hem niet ontkoomen : hy
vangt de vogeltjes : hy wacht de Harten-,
wilde Geiten en Haffen , in.de doortochten
a f , en valt op hen aan ; hy vat hen by de
k e e l; en wanneer hy zich meefler van zynen
prooi gemaakt heeft, zoo zuigt hy ’er het
bloed u i t , en hy opent hen de^kop , óm ’er
het brein uit te zuigen ; waar na , hy hen
dikwyls: verlaat, om een ander te zoeken.
De- L in x , heeft weinig vlakken, men vint
hem in het Noorden van Duitfchland , in
Rusland, in Siberië , in Kanada, en in de
andere Noordelyke Landfchappen ,, van de
beide Werelddeelen. Men maakt van de vel-
Je» der Liiïxen , zeer fchoone bontwerken £
welke menigvuldig in den koophandel , verhandelt
worden. De fchootffte veilen der
Linxen , köómen uit Siberië , onder den
naam 'van vellen , van Harten-Wolven , en
uit Kanada, onder die van vellen , van
Harten-Katten , om dat deze dieren , gelyk
alle andere, veel kleinder in de Oude , als in
de Nieuwe Wereld zyn , men heeft hen in
Europa, om hunne groote, by de W o lf , en
in Amerika , by de wilde K a t , vergeleken.
Vermits dit dier , gelyk men z ie t , veel liever
de koude , als gematigde luchtftreken bewoont,
zoo is het een diergeene welke langs
de Noordpool uit de Oude , in de Nieuwe
W ereld, hebben kennen overgaan; men
heeft hen- meede in Noord-Amerika gevonden
: het heeft dezelve gedaante, dezelve
agrt, en het verfchilt ’er maar alleen in groo-
te o f kleur van. De hairen van de Linx veranderen
, volgens de luchtftreken en jaargety-
deii , van kleuren ; de vellen van deze dieren
, welke in den winter gedood worden *
zyn beeter, fchöonder, en meer gedekt, als
die van de Linxen , welke men in den zomer
dood ; hun vleefch is , gelyk dat van alle
verfcheurende dieren , niet goed om te ee-
teri. ■
Uit deze befchryving van den Linx , ziet
men dat dit dier noch de Chaos, noch de Thos
is , waar van de Ouden gefproken hebben ,
’t geen zwakke en bloode "dieren zyn , en tot
het foort' der kleine dieren behooren.
: De Heer Perrault, heeft een ontleedkundige
befchryving van den Linx gegeeven.
Zie het derde D e e l, eerfle Stuk , van de Memorie
n van de Akademie der Wetenfcbappen
van Parys.
L I N X S T E E N , Belemnites. Dit is een
delf baar , hart, fleenaehrig, kalkachtig, en
kegelvormi-g lichaam, dat verfchillende groote
heeft, en in' byna alle foorten van lagen
van aarde, mergel, o f iteen gevonden word,
en byna altoos'van fchelpen, o f andere voortbrengzelen
van den Oceaan vergezelt is. In
alle taal en heeft men de Belemnitcs, Donder-
o f Blixemfleen genoemt, inde dwaaze voor-
onderftelling, dat hy in de wolken ge vormt,
en met den blixem op de aarde viel. De
naam van Linxfleen heeft hy verkreegen, om
dat men meede waanden, dat hy zich van de
pis. van den Linx vormden. De Natuur-On-
derzoekers fteromen met elkanderen niet overeen,
omtrent den aart van dit delfbaare lich-
haam : mèn heeft noch niet klaar genoeg bewee