
G Ë Ë L G O R S : een kleine vogel die aï-
leen Yail infe61 en leeft, en een zekere over-
eenkomfl met het Paapje heeft. Albin , die
weinig o f geen onderfcheid tuflchen deze vogelen
ftêï't, zecht dat de Geelgors een zeer
ïlaaggèlyke vogel is ; hy onthoud zich ge-
tvooBélyk op de heiden : zyne lengte is v y f
duimen , en die van zyne vlucht acht en een
halve : het opperfite gedeelte van zynen bek
is gék'rómt, en langer als het onderfte;, zyne
tóng is gefpleeten ; de regenboog van het
Oog van êèn nootekleur: de heenen, voeten
en kl'a'aüwen zyn zw a r t; zyn kop is groot %
en die van het mannetje is bynageheel zwart,
zoo ook de keel onder den bek: de kop van
het wyfje is. met zwart en een bemorfl rood.
gemengelt dezen vogel fchynt een witte
kraag om den hals te hebben.-; het middelfle
gedeelte van den rug is zwart, maar de bui—
tenïlé ónïtrèk van de vederen is met een blin-
kent geel geboort; de borft is geelachtig
rood; de buik bleek oranje; de vleugelen,
zoo wel van de wyfjes als van dé mannetjes,
zyn met een witte vlak op de:vederen, die
naby den rug z yn , verfiert.- {
Be Ion zecht dat de Geelgors zich mede op
de toppen van de verheventfle takken der
kreupelgewalfen onthoud , alwaar hy gefta-
dig. zyne vleugelen als de klapfpaan-van een
molen beweegt: hy vliegt zeldzaam- in ge-
zélfchap , uitgezóndert in den tyd der lief-
dens bedr.yven r hy bezit de behendigheit van
zyn nefl; zöó wel te verbergen, en ’er zoo
geheim uit èn in te gaan, dat men veel moeiten
heeft om denzelven.te ontdekken: hy nadert
zeldzaam, de Heden en bewoonde plaat-
zen*
Men geeft den naam Van witte Geelgor-
zen aan een vogel Van het gëflacht der
Leeuwrikkeh , dit is de witte Ember.tza van
Gesnerus, de Calandra van Ra y, en de
Cocberis van Belonius. Albin befchryft dezelve
mede..
G E E L E M A L U W E , Abutilon, Deze
plant die in de tuinen groeit, heeft een
getakte w o r te l, getakte ffceeien die omtrent
vier voeten hoog zyn , en is. met eenigzins
wolachtige bladeren b e ze t, welke naar die
van de kau woerd en gelyken. .Haare bloemen
koomen uit den fchoot der bladeren voo rt:
zy zyn geelachtig , en gelyken naar die der
Maluwe* Haaré vrucht is rondachtig, ge-
groeft, en uit verfcheide vliesachtige fcne-
den zamengeitelt, welke zich in twee deden
Jeheiden r en eenige. kleine, zwartachtige zaa.-
den bevatten, die de gedaante vaneen kleine
nier hebben.. Deze plant is pisdryvende,
borflzuiverende, aaneenlymende en verzachtende*
G E .E L K O P . Goedard geeft dezen naam
aan een foort van Vlinder -van een geelachti-
ge kleur, en die van eèn foort van rups
voortkoomt , welke zich met roozebladeren
voed.
G E E L E S C A M M O N I U M , Zie
G u t t e G om*
G E E L E T Y D E L O O Z E N , Bulbo-
eoditttn. Dit is een foort van wilde narcis
welkers bloemen geel èn goudkleurig zyn',
en waar van het middellte gëdeelte een blee-
ke klok vormt, die aan haaren grondflag met
zes geele ftukken bezet is op deze bloem
volgt een ronde vrucht, die aan drie hoeken
verheven is ;. haar wortel is bolachtig, fly-
merig en buikzuiverende* Deze plant groeit
öp vochtige plaatzen.
G E E L Z U C H T -W O R T E L * È |
K u r k uma .
G E E N S L A C H T I G N A T U U R -
L Y K Z O U T . Sal neutrum* Men moet
onder dezen gellacht-naam alle de natuurlyke
zouten begrypen , in welke men een zuur
heeft van wat foort het ook zyn mag , dat.
tot verzadigens toe met een grondflag veree-
nigt is. van wat aart die bok zyn mag;,
van dit foort zyn alle zouten , van welke
w y ieder op hun byzonder artikel, fpree-
ken , uitgezóndert de zuiire , en de al kal y -
né , by welke men- noch de volgende voegen
kan*
Men vint een geenflachtig zuiver zo u t, in.
de 'gedaante van holle pyramiden , in het
ooltelyk gedeelte van Bothnië y als. mede,
niet ver van Baden in. Zwitzerland. Het
Kalk-zóut, dat zich zomtyds aan de wanden-
der onderaardfehe hooien , en in eenige my-
nen vormt, heeft eigenschappen die geheel
van hetmuur-zout verfchillen; het is o f wit
o f geelachtig, en van een bitteren fmaak ;;
het verandert in de lucht in zoutbloemen
en bruifcht door de zuuren op ; maar den
©lie van wynlteen , die door afdruiping gemaakt
is , ploft ’ër een kalkachtige, o f fpat-
thifche aarde uit neder* ,
Men heeft mede een natuurlyk kalkachtig;
zo u t, dat % wanneer het in. water ontbonden;
Is..*
is , en hier in dezelve olie van wynfleen ge-
mengt word , ’ er een witachtige en kalkachtige
aarde doorzakt, welke met de zuure
vochten opbruifcht * het Epfoms Zout, dat
men mede Onbekent Zout noemt, is met een
geenflachtig kalkachtig Zout vermengt, en
heeft een kantzuilige en vierhoekige gedaante
; het ontbint ligtelyk in het water. Men
vint dit zout aan derf mond van de Fontein te
Epfom , ’t geen vyftien mylen van Londen
leekt ö het heeft een frifle en bittere fmaak.
Men heeft zich overreed dat het Natuurlyke
Epfoms Zout een geenflachtig zout is , za-
mengeflelt uit een mineraal alkalyn , dat met
vitrioolachtig zuur vermengt i s ; dus byge-
volg een zout van Glauberus : maar het is ,
gelyk w y gezecht hebben, met een geenflachtig
kalkachtig zout vermengt. Zie het
Eerlle deel der Mi n e r a a l k u n d e .
Het Z out v a n Se d l i t z , van S e i d s-
c h ü t z o f B o h e m e , het Z out v an
E g r a , van C a r l s b a d , van E s te r en
W i s b a d , zyn mede geenflachtige natuurlyke
zduten die uit dezelve grondbeginfelen
als het Epfoms'zout zamengeftelt fehynen:
echter brengen zy yerfchillende uitwerkzelen
tè weeg ; zy fmelten op het vuur , en
worden door hetzelve doorfchynende en
-vloeibaar: zy hebben een bitteren fmaak, en
maaken de blaauwe kleuren die uit de plant-
gewaffen getrokken wprden groen.
- Men heeft in den koophandel een zout dat
voor een geringe prys gegeeven w o rd , en
dat den'naam van alle deze verfchillende zouten
voert. Men bekoomt het uit Engeland
en Lotharingen, onder den naam van Epfoms
Zout,: om dit zamenteflellen bedient men
zich van zeewater dat met zee zout verdikt
is , ’t geen zout van Glauberus, en een geenflachtig
natuurlyk zout bevat. Men bewerkt
d i t , door middel van de ontbinding, door-
zyging, uitdamping, en kriflalfchieting, op
de gewoone wyze. Men kief! de fchoonfte
kriltallen van de eerfte kriflalfchieting u i t :
zie daar , zecht men , zout van Glauberus ;
dat van de tweede kriflalfchieting verkoopt
men in de Drogiflwinkels en Apotheken ,
onder de naamen van Epfoms zout, Lotha-
rings zout, o f zout van Egra, enz. Z y die
zich water van Epfom verfchaffen willen ,
/zonder hetzelve van de fontein te laaten koo-
men, konnen een en een vierde ons oprecht
Epfoms zout in een pint mineraal water van
deze fontein ontbinden , het ontlafl op een
gemakkelyke wyze de flym.
G E E P , Orpby. Dezen vifch is zeer ge*»
meen op de kuilen van Normandië. Hy is
zoo lang als een aal, maar dikker, vleeziger
en vierkantêr ; zyn vel is van blaauwachtige
zilverkleur; zyn vleefch is blank, v a l t , eenigzins
droog en van een vry goeden fmaak*
Hy is tot alle faufen goed. De Geep heeft
maar eene graat in dén rug die door het koq-
ken groen word , en zich ligtelyk van het
vleefch affcheid : hy heeft op den neus een
foort van.uitflek o f voorbek , die gewoone-
lyk het vyfde gedeelte van de lengte van het
lichaam beflaat.
Zie hier de' wyze op welke men deze vis-
fchen vangt, ’t geen van de maand Maart tot
in Juny duurt, en langer o f korter volgens de
gefteltheit der zeekullen langs welke deze
viflchen fchooren , gelyk alle die geene van
hun foort welke in troepen en flreepen zwemmen.
De Viflchers begeven zich des nachts
vier by elkanderen in hunne fchuiten ; een
plaatfl zich op het voorfle gedeelte met een
brandende toorts van flroo , welkers glans do
Ge epen tot zich trekt, en de drie anderen
hebben fchichten die op de wyze van een r y f
gemaakt zyn , en een yzeje koker hebben in
welke de fteel vaflgehecht is ; deze werktuigen
hebben ten minflen twintig gebaarde punten
, die zes; duimen lang zyn , en zeer dicht
by een flaan ; het bovenfte gedeelte is niet
meer als dertien o f veertien duimen breed ,
en den fleel is acht, tien o f twaalf duimen
lan^. Zoo ras de yiflchers de by een ge-
troepte Geepen ontdekken , werpen zy hunne
fchichten uit en vangen ’er zomtyds verfcheide
te gelyk. Vermits de fchuit zagjes
voortgaat, verfchrikt de beweging dezer
vangft de Geepen niet. De behendigfle o f
gelukkigfïe Viflchers konnen ’er twaalf o f
vyftien hondert in eenen nacht vangen;
maar hier toe is nodig dat de nacht zeer
duifler, en het weder zeer flil is , zoo wel
als tot alle andere vifchvangflen die met fakkellicht
in den nacht gefchieden. Ziet Diftio-
naire des Animaux, Tom. III.
1 Deze viflcherei gefchiet niét alleen om de
menfche fpyze te verfchaffen : het grootfle
gedeelte der Geepen dient om de hoeken der
lynen met welke men andere viflchen vangt
van aas te voorzien.
Men geeft mede den naam van Orpby , o f
Geep , aan een vifch van de Antillifche Eilanden,
die veel overeenkomfl met de-Zee-
Aal heeft. Zie dit woort. Hy begeeft zich
zomtyds in de lucht door fprongen die der-
X x 2 tig