
noemt die geene Rem gr i da die men in korfjes
do et omkomen, welke men in heet water
(leek t: deze is van een bruin roode kleur,
en , voor een gedeelte , ontbloot van dat
foort van wit H o f, met welk hét lichaam
van*' deze^ infecten bedekt is wanneer zy leven.
D ie , welke in de Temafcales ([een
foort van ovens} gedroogt word, is van eene
afchverwige o f jaspisachtige graauwe kleür:
z y is wit op een roode grond; men noemt
ze Jaspeada. Die , welke men op de platen
droogt, die men Comales noemt, welke dienen
om de mays o f het Indiaanfch koom te
bakken, is onderhevig van te fterk gedroogt
te z yn , en werd zwartachtig-; dit heeft haar
Negra doen noemen. Drie'ponden levendige
Cochenielje , wegen niet meer als een
pond wanneer zy gedroogt zyn: men geeft
-aan deze Cochenielje , in eenige landen in
welke zy op deze wyze behandelt word,, de
naam van Cochenielje JMeftequa, om dat men
dezelve te Metequa, in het landfchap Honduras
, vind: men geeft haar mede den naam
van fyne o f tamme Cochenielje. Deze Coche-
nielje., dus bereid zynde, kan meer als hon-
dert en dertig jaaren haare kleurende deelen
zonder eenige verandering behouden, gelyk
zulks de Heer Hellot bevonden heeft in
Cochenielje die- dezen ouderdom had. De
-Cochenielje die in de plantagiën van de In-
-diaanfche vyg verzamelt word, is de befte:
men heeft nóch een ander foort die men wilde
Cochenielje noemt, om dat men dezelve
Jiatuurlyk op een foort van Indiaanfche vyg
vind, die zonder aankweking .groeit, en die
men op deze plant, op de zelve wys vergadert,
als w y de Kermes op heefters inzamelen
die mede zonder aankweking groeijen.
De Indiaanfche vyg heeft meer ftekels op de
bladeren, als de aangekweekte nopal. Deze
Cochenielje levert veel minder kleur als de
-andere u i t ; z y is mede van veel geringer
prys.
De Landfchappen van Mexiko, in welke
men de grootfte meenigte Cochenielje inzamelt,
zyn die van Tlafcala, Guaxaca, Gua-
-timalo en Honduras. Het moet waar zyn. dat
een groot getal lieden zich met dezen arbeid
-ophouden; • om dat men in het jaar 1736.
rekende dat ’er jaarlyks m Europa , acht
■ hondert en tachtig duizent ponden Coche-
nielje overgëbracht wie rd , waar van maar
een derde -gedeelte wilde Cochenielje is.
Men begroot dezen koophandel in een gemeen
jaar op meer dan vyftien millioenen.
Dezen .rak van koophandel is van zoo veel
gewicht, dat de natuurlyke Mexikanen, eu
Spanjaarden, die hier maar alleen een foort
van kleine bezitting hebben, de Cochenielje
met de uiterfte zorgvuldigheit aankweeken.
Het fchynt dat het groote Vertier van deze
verfftof, wel waardig was dat men bezocht
om dezelve op de Amerikaanfche Eilanden
aan te kweeken ,. o f in andere ge wellen,
welkers luchtgefteltheit deze diertjes, en de
plant mee welke zy zich voeden, gunftig is;t
< De Cochenielje is zweetdryvent; de Ita-
liaanfche vrouwen maken, zoo men zecht,
van dezelve gebruik o® het miskramen voor
te komen; maar het grootfte gedeelte werd
tot het verwen van fcharlaken en karmozyne
ftoffen gebruikt, en om de Karmyn zamen te
ftellen; deze aangename roode drabbigheit,
die aan het oog zoo bevallig, en zoo dierbaar
in de fchilderkonft is , dient om de flaauwe
kleur van de wangen der fchoone fexe levendiger
en luifterryker te maken. Het is aan
de toiletten dat men deze konft met verwondering
befchouwt; en het is daar dat het pen-
feel, met karmyn ge wapent, met.de Natuur
om den prys dingt..
C O C H E N I L J E ( P o o l s c h e ) o f
N o o r d s ch e K e r m e s , Coccus Polonicus
tinftorius. Dit is volgens 4e C IV . Waarneming
in de Ephemerides des Curieux de la
Nature , door den Doctor Bernhardi de
Bernitz, een halffchildig infeét, dat klein,
rond, een weinig grooter als een koriander
zaad en met pufperachtig fap vervult is , men
vind het, omtrent het’einde van Juny, vaftfehecht
aan den wortel van een foort van
reupelgras, ’t geen door Ray de naam van
Polygonum cocciferum incanumfiore majore pe~
renni genoemt is , en dat door de Heer .Tour-
nefort als een foort van Leeuwenvoet befchouwt
is , Alchimilla gramineo folio, majo-
re flore.
Volgens de Heer Breyn, is de Polygonum
overvloedig in het Palatinaat van ICiowi, na
•by de Ukraine, omtrent de Steden Ludnow,
Piatka, Strobdyfzce., en in andere woefte en
zandachtige vlaktens van de Ukraine, Podo-
lië , Volhynië, het Groot Hertogdom Lithau-
wen, en zelfs in Pruiften naar de zyde van
Thorn. De Boeren en alle de geene die dezelve
inzamelen , weten dat. .de Polygonum
alle jaaren deze infeéien niet voortbrengt; de
inzameling mift vooral wanneer het weder
koud o f regenachtig i s : zy weten mede dat
de Coccus even na den zomer zonneftand ryp,
en met zyn purperachtig fap vervult is. Z y
heb-
Ifêbben een kleine holle fpade in de hand, die
cp de wyze van een herderftaf gemaakt is,
en een korte fteel heeft; zy houden de plant
met eene hand v a ft; trekken haar uit de
aarde; en met de andere hand, die met dit
werktuig ge wapent is , maken zy dit foort
van vallche beziën o f ronde infeéien van de
plant lo s , en plaatzen haar weder in ’ t zelve
gat om haar te behouden: zy verrichten dit
met een wonderbaare behendigheit en gaauw-
heit. Wanneer zy de Coccus van de aarde,
door middel van een zeef die hier toe gemaakt
is , afgefcheiden hebben, zoo gebruiken
zy voorzorgen om te beletten dat zy
zich in geen wormen veranderen. Om dit
voor te komen, befproeijen zy z£ met azyn,
en zomtyds ook met zeer koud water; hier
na brengen zy dezelve in een warme plaats
over , doch dit gefchied met voorzorgen;
o f wel ftellen zy ze voor de zonneftralen
bloot, om haar te doen droogen en fterven.
Wanneer zy te fchielyk gedroogt worden,
zoo verliezen zy haare fchoone kleur, Zomtyds
fcheiden z y deze infecten van haare
vliesjes a f, met haar zachtjes met de toppen
der vingeren te drukken; vervolgens kneden
z y ze tot kleine ronde balletjes. Men moet
deze uitdrukking met veel behendigheit en
oplettenheit verrichten; anders zou het kleurende
vocht door de fterke drukking weg-
vloeijen, en de purper kleur verlooren gaan.
De verwers betaal en een veel hooger prys
voor deze verfftof, wanneer zy tot balletjes
gevormt, als wanneer zy noch in korlen is.
Men leeft noch in dezelve Verhandeling,
dat eenige Poolfche Grooten die Landgoederen
in de Ukraine hebben, met veel voordeel
de inzameling van de Coccus aan de Joden
verpachten, en dezelve door hunne lyf-
eigenen of-leenmannen doen inzamelen; dat
de Turken en de Armeniërs, die deze dro-
gerye van de Joden koopen, dezelve gebruiken
om de w o l, zyde, leder, marrokyn, en
de ftaarten hunner paarden të verwen ; dat
de Turkfche vrouwen ’er de kleur met ci-
troenfap o f wyn uittrekken, en ’er zich da-
gelyks van bedienen om de toppen van haare
handen en voeten met een fchoone roode
vleefchkleur te verwen ; dat de Hollanders
yoormaals de Coccus mede tot een hooge prys
kochten, en dat z y ze met de helft Cochenielje
vermengden, om het laken fcharlaken rood
te verwen; dat men van de verfftof van dit
dnfeét, die met fap van citroenen , , o f een
■ loog van aluin uitgetrokken, is , een lak voor
de Schilders, door middel van kryt yervaar-
I. D e e l .
digenkan; en dat, wanneer men’er een weinig
arabiefche gom by mengt, zy zoo fchooö
als de Florentynfche lak is; eindelyk dat men
het uitgedrukte fap van de doppen van de
Polygonum tot dezelve geneeskundige gebruiken
als kermes bewaart, en dat men de-,
zelve in de bereiding van de alkermes te
Warfchauw mengt.
’t Z y dat^alle deze eigenfehappen te hoog
Opgevyzelt zyn, ’t zy dat de Coccus, die men
van Dantzig aan de Heer Hellot gezonden
heeft, te oud en verflaauwt was, zoo heeft
deze geleerde Akademift nooit uit dezelve,
fchoon hy haar op de wyze der Kermes, o f
op die der Cochenielje behandelde, ’er een
andere, als lavendel, vleefch en karmozyn
kleuren uit konnen trekken, die meer o f min-*,
der levendig waren , en hy kon niet flagen
om ’er een fcharlaken kleur uit te bekomen.,
Behalven d it, kofte die, welke hy gebruikte
, veel meer als de fchoonfte Cochenielje,
vermits zy het vyfde gedeelte van de verfftof
niet verfchaften die men uit dit Mexikaan-
fche infeél bekoomt: het is waarfchynelyk
om deze reden dat de koophandel in dezelve
voor het grootfte gedeelte te niet gegaan is ,
en dat men de Coccus o f Cochenielje in greinen
alleen by naam kent, in het grootfte gedeelte
der Europeaanfche Steden, die om haare
verweryen eenigzins beroemt zyn.
De Heer Linnceus plaatft dit foort van
Cochenielje in den rang van de halffchildige
infeéien, en in het geflacht van die welke de
mond aan de borft geplaatft hebben, de buik
aan het benéden'gedeelte borftelig,, en twee
opgeheven vleugelen ; doch de mannetjes-
hebben alleen vleugelen. Zie hier de ver-
fchillende foorten van infeéien, die hy onder
den naam van Coccus plaatft, en dat zoo veel
gall-infeéten o f baftaart gall-infeélen zyn ; te
weten, 1 . -De Poolfche Cochenielje; 2. de
Coccus van het Nagelkruid ; 3. de Coccus
van de Phalaris; 4. de Coccus van den Citroenboom;
5* ^ Coccus van den Berkenboom;
6. 4e Coccus der infeéten; 7. eindelyk
de Coccus van den groene E ik , o f
Kermes van Provence. Deze Schryver fpreekt
noch van een water Coccus, die men in de
flooten en moeraffen op de waterplanten vind.
C O C H L I T E S . De Beminnaren der
Schelpen onderfcheiden door dezen naam,
alle de delfbaare eenfchelpige Schelpen, welkers
verdeeling dezelve als die der levendige
eenfchelpige Schelpen zyn. Zie op het woort
S c h e l p e n .
F f CO