
ien zyn om «Je aaide niet te overftroomen in
plaats van kaar vruchtbaar te maken.
De memfche® hebben alle de vermogens
van hun verftant ingefpannen om den oor-
fprong van deze verfchynzelen na te fpoo-
ren. De gevoelens verfchillen hier over:;
doch in dat geene ft welke wy aan den Lee-
zer zullen voorftellen > zal men den voort-
vang der Natuur herkennen , en het fchynt
■ dat dit reeds tot de klaarblykelykheit gebracht
is door de betogingen van de Manot-
tcn en Haihys. . , .
’Er verheft zich geftadig uit de Rivieren,
Vloeden, Meeren, en uit de Z e e , een damp
die in de uitgeftrektheit der lucht, in gedaante
van wolken o f nevels weggevoert word.
Dezen damp volgt de perfing der winden, en
volgens dat hy een koude lucht ontmoet ol
door Bergen tegen gehouden w ord, zoo verdikt
hy en daalt in daauw, fneeuw, en regen
neder. Het water dat hier door voortkoomt,
vint vervolgens een menigte openingen om
in het lichaam van de Bergen en Heuvelen in
te dringen , alwaar het in de holligheden ot
op de beddingen blyft Haan, die ofvan fteen
o f van leem-aarde z y n , en vormt met zy-
liugfch uittevloeyen, door de eerfte opemng
die het ontmoet, een korrftondige o f altoos-
duurende Fontein , na dat de omftandighe-
den medewerken.
kien weet door verfêheide proefnemingen
dat Ier ’s jaarlykfch, omtrent negen en- twintig
duimen water mtwaaffemt;nu is deze uit-
waaffeming meer als genoeg om de hoeyeel-
heit van water te verfchafferi. dat de Rivieren
naar zee afvoeren, Keil bewyft door een
vry aannemelyke berekening , dat in de uit-
geftrektheit van 8 ia jaaren alle de Rivieren
met elkanderen den. Oceaan vervullen zouden
, waar uit hy befluit dat de hoeveelheit
van watei ft geen uit de zee uitwazemt, endat
door de winden op de aarde en booge bergen
o ver ge voert word, om de fieeken en Rivieren
voorctebrengen, omtrent twee d e rd ed e len
van een lyn iederen dag is , o f een en
twintig duimen ft jaarlyks uitmaakt, ’ t welk
dat geene beveiligt, ’t geene w y gezecht hebben
, dat de dampen der Zee meer dan genoeg
zyn om de Rivieren voorttebrengen : het
overige van dit water werd'opgeflorpt en
dient tQt voedzel voor de dieren en plan-
8 Dit gevoelen fchynt veel waarfchynelyker
als dat van Descarves, die vooronderftelt dat
de wateren zig in de bergen in dampen verheffen
; gelyk dit ia den. helm van een. difteleérketel
gefchiet. Van een andere zyde, de
ondervinding heeft de onmogelykheit aange-
toont om het zeewater zoet te maken , en
hetzelve zynen bitumineufen fmaak en üym-
achtigheit door middel van de doorzyging te
ontnemen ; dit bewyll de valfchheit van het
gevoelen van die geene welke zeggen dat het:
zeewater door de aarde doorzygt tot in de
holligheden der bergen. Bernard Paliffi was,
in een eeuw in welke men noch weinig verlichtingen
had over deeze onderwerpen , zoo-,
zeker overtuigt dat den regen de Fonteinen
vormt, en dat het tuigwerkelyk geftel van de
eerfte aardlagen zeer gunftig is aan de byeen-
verzameling van het water, aan deszelfs om-
vloeyingen en uytvloeying, dat hy openbaar-
lyk verklaarde in ftaat te zyn om deze wyze
van werken der Natuur natehootzen. Hier
toe zou hy een bergje gevormt hebben , in ’t
w e lkh y dezelve fchikking der laagen in acht
zou genoomen hebben welke hem de oppervlakte
der aarde aanbood , op plaatzen alwaar
hy bronnen ontmoet had. Deze- belofte, zeg-
ven de Schryvers van de Dictionaire Encychr-
%edique, was geen uitwerksel van die kwak-
zalvery , van welke de Geleerde-niet bevryd,
zyn , en die de weetnieten, die ’ er zich over
beklaagen , en die ’'er door bedroegen worden,
dikwyls-noodzakelyk maken.
De Fonteinen- bieden verfcheid'enheden.
aan welke Zeer gefchikt zyn om de meetluft
op te wekken, ft zy ten opzichten- van haare
uitvloeyingen , ft zy ten opzichten van de
eigenfehappen en byzondere hoedanigheden
van de vloeiftof die zy voortbrengen..
Men heeft' gefiadige Fonteinen , dat is te
zeggen, die een gelyken, pnafgebrooken en
eenparigen loop hebben , en in, zekere jaar-
getyden dezelve hoeveelheit water vóórtbrengen
; anderen vloeyen op bepaalde ty-
den; en van deze zyne eenige verpozende en
andere verminderende. De verpozende zyn-
die geenê welkers ;uitvloeying 'geheel ophoud
, en die met verfcheide hervattingen ,.
in een zekere bepaalde tyd' weder, beginnen
te fpringen: van dit foort is* de Fontein van
het meer Bourguet in Savoye ; de Bulieborn,.
in Weftphale, die al kokende w e lt; de Fontein
van Colman in Provence, welkers water
met een ftraal die de dikte van een arm heeft
uitfpringt, en beurtelings van zeven.tot zeven
minuten ophoud: deze- verwiflelingen-
zyn by nitftek regelmatig. Op den dach van
de aardbeving van Lisbon begon zy geftadig-
te vloeyen : en zy heeft eerft onlangs haare
verpozingen wieder bekoomen.. De vermtriderende,
zyn die geene welkers uitvloeying,
«onder geheel optehouden , wederkeeringen
van vermeerderingen en verminderingen ondergaan
welke beurtelings op elkanderenin,een
meer o f min uitgeftrektheid van tyd, volgen.
De wezentlyke verpozende Fonteinen, die
geene welke, de aandacht van het gemeen en
der Filofofen tot zich getrokken hebben,
zyn die welkers verpozing niet meer als eenige
uuren o f eenige dagen duurt. Men verklaart
op een vernuftige wyze , en die te ge-
lyk zeer natuurlyk fchynt , het tuigwerkelyk
geftel der beurtelings vloeyende Fonteinen,
ft zy verpozende o f verminderende. Men
vooronderllelt holligheden in de heuvelen
in welke het water zich by een vergadert;
en vermits ’ er in de lagen der aarde krommingen
zyn die zeer gefchikt zyn om aan de lagen,
welke het regenwater bevatten , de gedaante
van een fpuit f Syphon ~) te geven ,
zoo ftelt men om deze reden dat de beurte-
Hngfche uityloeyingen van den trap van
hoogte van het water in een der takken van dit
foort van fpuit afhangt. Men heeft in de Dictionaire
Encyclopedique een zeer wetenswaardige
omfchryving die zeer naauwkenrig het tuigwerkelyk
geftel van de Fonteinen verklaart.
Het gemeene volkJieeft z ich ,'in de landen
welke zekere beurtelinfche Fonteinen hebben
, op het gezicht van deze omwentelingen
van welke het de oorzaaken niet kenden,
aan bygelovige denkbeelden overgegeeven ,
die , in zaaken die tot de Natuurkunde be-
hooren, altoos-deszelfs deel zyn.
-. Plinius verhaalt dat de Cantabren voorzeg,
gingen trokken uit den ftaat in welke zy de
wellen van de Tamaricus vonden , ( tans de
Tamara, in Galicië.) Zy befchoüwden.het
als een. onheilvoorfpelldiit voorteken wanneer
de Fontein ophielt te vloeyen wanneer
z y haar befchouwden. De Afgods Priefters,
welke aantekeningen hielden van de tyden in
welke deze Fonteinen vloeiden, konden,
door middel van een belooning , het genoegen
en de geruftheit verfchaffen om deze
Fonteinen te zien fprfngen.
In laatere tyden befpeurt men den zelfden
geeft van bygelovigheden noch: het volk gelooft,
in Savoye -, dat de Fontein van Hau-
tecombe in de tegenswoordigheit van zekere
perfoonen niet vloeit; men ontmoet dezelve
denkbeelden in de inwoonders van Briscam,
ten opzichte van de verpozende Bron van
L aw y e l; men begrypt ligtelyk dat zy moet
ophouden met vloeyen by de aankomft van
iemand die haar in het typftip van haaren na*
tuurlyken ftilftand nadert.
Men heeft volftandiger aan de Fonteinen
de eigenfehap toegefchteven om de vrucht-
baarheit o f onvruchtbaarheit aan te kondigen
: deze fchynt zoo een buitenfporigheit
niet te zyn als de voorgaande; en deze voortekenen
konnen een natuurkundige oorzaak
hebben die gemakkelyk te begrypen is. Men
weet dat ’er verfcheide régenachtige o f droo-
ge jaaren , vruchtbaar o f onvruchtbaar zyn» ■
Ken Fontein die in haare vloeying veranderingen
ondergaat' 'die van de droogte o f regen
afbankelyk zyn , is een foort van verheve-
lingmeter, die, veeltyds, vry naauwkeurige
aanwyzingen zal doen. Jean Fabre, Geneesheer
van Caftelnaudari, wil dat de inwoonders
van Beleftat in Languedoc, over de hoedanigheden
der jaaren konnen oordeeïen uit
den loop van de Fonteftorbe , dat de verpozende
Fontein betekent: zy is in het Bisdom
Mirepoix.
De beurtelings vïoeyende Fonteinen ver-
fchillen veel van elkanderen in de duüring
van haare verpoozingen.- Eenige hebben zeer
lange tuffchenpóozingen en andere zeer korte
; men heeft ’ er een in het Bisdom Senez;
in Provence, die acht maaien in een uur
vloeit en zoo dikwyls ophoud. Alle deze
uitwerkzelen moeten voor een gedeelte afhangen
van de meer o f min uitgebreidheit der
holligheit , die met een der takken van de
ipuit gemeeiifchap heeft.
Men heeft Fonteinen die vloed en eb hebben
; het is zeer mogelyk dat die geene welke
op een geringen afltand van de zee ge-
plaatft zyn , met haare wateren een ónder-
aardfche gemeenfehap hebben ; de opzwelling
der zee moet hier door een aanwafch tot
in net bekken van deze bronnen veroorzaken
, welke veel overeenkom!! heeft met die
geene welke men in de monden der rivieren
by de vloed gewaar word.
Noch heeft men Fonteinen Welkers water,
fchoón het zeer koud is , echter borrelt, en
de beweging, nabootft' dié het op het vuur
hebben zou; een dezer is de Fontein, die men
twee uuren van Pontarlier heeft, en !a Ronde
génaamt word ; de oorzaak van dit ver-
fchynfel is mögelyk niets anders als een uitgezette
lucht, die onder de aarde beflooten
is ' eh geftadig naar de oppervlakte van het
water gedreven word.
De Bron van la Reinettê , te Forges , levert
des avonds, en des morgens omtrent zés
o f zeven uuren een verfchyiifel uit dat aanmerkenswaardig
is ; derzelver water werd op
■ die tyden onklaar , verkrygt een roodachtige
kleur, en i's'met roffe vlokken bedekt, zon-
S s 2 ■ der