
uitgefpreid zyn , v y f duimen lengte beflaan:
men merkt voornamentlyk op zyne vleugelen
vier groote oogen die zeer fraai gefchaduuwt
zyn , zyne groote doet hem ligtelyk van de
tniddelbaare en kleine' Paauwoog Vlinder oii-
derfcheiden , welkers kleuren, die vry wel
met die van dezen overeenftemmen, veel hel-
flerer zyn : . de rupzen van welke deze Vlinders
voortkoomen , zyn hnobbelahtige rup-
zen.
Op een van deze .rupzen , die'een groene
kleur , met geele, o f rooze-kleurige knobbels
heeft, en met flreepen van een fluweel zwarte
kleur verzieft is-, zet zich een kleine graa-
we v lie g , met eén roode kop , die tot het
.geflacht der lchn.eum.on vliegen behoort, zy
lecht haare eijeren op het lichaam der rups ,
en kleeft ’er dezelve op vafl : zy vertoonen
zich als witte flippen. Wanneer de wormen
uit deze'eijeren voortkoomen, zoo doorboo-
ren zy het lichaam der rups , kruipen ’ èf~in5
en voeden zich met haare zelfïlandigheit. Hier
door werd de verwachting van de Liefhebbers
welke haar opvoedeh dikwyls te loor geflelt.
Deze rupzen zyn zeldzaam, en .doen byge volg
weinig nadeel.
De Knobbelachtige rups fpint; een tonnetje
welkers zamenRel verwonderenswaardig is.
A lle voorvallen , en alle onheilen zyn in het
zamenftel van dit tonnetje voorgekoomen; de
rups fielt ’ er zich in veiligheit in , voor de
aanvallen van de Infeften-eeters, welke haar
zouden konnen aanranden, geduurende haaren
flaat van onweerbaarheit die negen maanden
duurt. Z y verfchaft zich een middel, om
uit. deze flerke en welgeflóoten gevangenis te
konnen uitgaan, en wel door dezelve opening
die alle 'andere infeeten b e le t, öm ’ er in te
konnen koomen, en die zy onder het fpinnen
Vormt, even als o f zy vóórzag, dat, wanneer
zy in een Vlinder verandert is , zy de nodige
wérktuigen ontbreken za l, om de wanden van
haar huis te doorbooren. Dit tonnetje word
van bruine zyde gefponnen , en heeft de gedaante
van een peer. Het fpitze gedeelte van
deze peer eindigt met de draden welke, in een
punt op deze plaats te zamenloopen , maar
geenzins aan een gelymt zyn. In het inwendige
gedeelte van het tonnetje, heeft men een
tweede order van dit föort van punten , welke
dezelve vrye fpeeling hebben. Deze dra^
den bootzen vry wel de puntige teenen van
dat foort van fuiken o f vifchkorvcn na, wel-,
ke als trechters gevormt zyn , en in elkande-
ren fluiten ; de vtffchen konnen gemakkelyk
in dezelve zwemmen , om dat de teenen megeeven;
maar wanneer zy ’ er eens in zyn , zoo
vereenigen de teenen zich in een punt, Heken
hen in den fnuit, en fluiten den doorgang,
door welke zy ingekóomen zyn. Het geene
wy verrichten om de vlflchen te verfchalken,
doet deze rups om zich voor haare vyanden te
beveiligen. De draden welke in een punt
vereenigt zyn , en het uiteinde van het tonnetje
toefluiten, beletten haare vyanden om
in hetzelve in te dringen. Wanneer ’er de'
Vlindér uitgaan w il,z o o doet hy alleen maar
e$a geringe poging om de draaden te verwy-r
deren, welke buigzaam zynde $ als fpringveê-
ren van elkanderen wyken,en weder in hunnen
voorigen flaat te rug koomen , wanneer
’er de Vlinder uitgegaan is ; en wel in diervoegen
, dat men alleen door de zwaarte een
ledig tonnetje van een, in welk de Vlinder
noch is , onderfcheiden kaïv Men heeft dit
tonnetje met recht de naam van fuikswys tonnetje
gegeeven.- |
K N O L , zie R a a p .
K N O O P G R A S , zie K r e u p e l c r -as ,
K N O P B E D E R V E R . Men^eeftde-
zèn naam aan een klein graauwachdg Infeét,;
dat zeer fchadelyk voor de botten der vrucht-
boomen, in de maanden Mey en Juny is : het
knaagt de botten der wynflokken a f , en doet
de enten der perzik en abrikoösboómen'fler-
ven. Eenige Tuinlieden bekleden de jonge
looten o f enten met papiere zakken , welke
zy toebinden , om haar voor deze infeélen te
beveiligen ; maar deze voorzorg is dikwyls
vruchteloos.
K N O P L O O K , zie L o o k .
K N O P S E N. Deze haam geeven eenige
Mynwerkers aan de geflreepte ,zyachtige , en
groene Chineefehe Koper-Erts. Zie K op
e r .
K N O R H A A N . Dit is een Vogel van
de Kaap de Goede Hoop : Kolbe noemt het
mannetje Knorhaan , en het wyfje Knorhen♦
Deze vogelen verflrekken tot fchildwachten
aan de andere vogelen , met hen van de aan-
nadering der menfehen door een fchreeuw
bericht te geeven , die het woord krak uitdrukt,
’t geen zy luidkeels herhalen: hierom
dooden dè Jagers deze vogelen , welke door
hun géluit het andere wild de vlucht doen
neemgn , want zy maken weinig werk van
hun vleefch. De Knorhaan heeft de groote
van een hen , zyn bek is kort en zw art, ge-
lyk mede de vederen van zyn k u if: die van
zyne vleugelen en lichaam zyn een mengeling
van roode witte en afchverwige kleur, en zyne
pooten zyn g e e l: de vleugelen van deze vogelen
zyn zoo klein dat zy niet verre vliegen
konnen: zy onthouden zich op eenzame plaat-
zen , en maken hunne neften in de flruiken:
zy leggen altoos twee eijeren.
K N O R V I S C H . Men geeft dezen naam
aan een vifch van de Middelandfehe-Zee, die
gelyk een varken knort: hy heeft doornachtige
vinnen. , Zie P ie p e r .
Men geeft, meede de naam van Knorvifch
aan een vifch dje zeer gemeen op de Antilli-
ïche Eilanden is , en op dezelve wyzeknort,
hy is een der voornaamfle voedzels van de
lnwoonders van Cayénne.
K O B A L T , zie C o b a l t .
K O B B E R A - G U IO N , dit is een half-
flachtig dier, van het Eiland Cylon, dat veel
/overeenkomfl met de Allegator heeft. Het
is zes voeten lang , en zyn vleefch heeft een
vry Hechten fmaak: fchoon dit dier zich dikwyls
in het water dompelt, zoo is echter des-
,zelfs gemeene verblyfplaats het land, alwaar,
het de doode lichaamen der vogelen , en an-
.dere dieren eet. Zyne tong , die blaauw en
..gevorkt is , fleekthetby wyze van een fchigt
u it, en zy isyerfchrikkelyk wanneer het haar
uitfehiet om te blaazen o f te geeuwen rechter
. is het wel ver verwydért'van de menfehen te
ftoeken of te byten, het. vergenoegt .zich mét
.te blaazen, wanneer het hen ziet: het handelt
.flus niet ten opzichten van de honden die
h e f të'naby koomen, ’t zy om het aan tehas-
fen, o f te byten , want het flaat hen zoo ge-
.weldig met zynen flaart, die naar een lange
geeszel gèlykt, dat zy al fchreeuwende de
vlugt neemen.
K O C I I E N I E L J E , zie C o c h e*
, n i e l j e .
. K O D D A - G A P A L L A ,flk is een roodachtige
fchors , die,men van de Kufl van Ma-
labaar bekoomt * zy is vry bitter , 'en heeft
inwendig véél overeenkomfl, met dé Kina*-1
Kina., .De plant van welke.men deze fchors
bekoomt , heeft dikke en houtachtige- wor-
telen , en het is hunne fchors welke men ge-
oïuikt. De Indianen' iirdcên ’er meenisvuldiï
1 , D e e l , a s
gebruik van -tegen, de koortzen, buikloop, en
roode loop.
K O E , Pacca ; dit is het wyfie van den
ftier. Zie S t ie r .
K O E V A N Q U I V E R A : dit Ameri-
kaanfeh dier , heeft de groote en kleur van
onze ftieren; maar het heeft kleine hoornen,
die byna recht en zeer fchèrp z y n , en een
bult tulfchen de fchouderen. Deszclfs hair
gelykt naar w o l , en is veel langer aan het
voorfte gedeelte van het lichaam als aan het
achterfte , op de rugftreng is het geknoei!:.
Het krygt alle jaaren nieuw hair , ’t geen
zwart met w it gevlakt is ; zyne pooten zyn
kort en zeer wollig ; het hair dat het voor-’
. hóóft tulfchen de hoornen bedekt, is meede
zeer lang, dat geene ’t welk het bóvenfte gedeelte
van de keel bedekt, hangt zoo lang af
dat men het voor den baart van. een bok zou
aanzien. De mannetjes hebben een lange
ftaart die aanJiet einde wollig is ; dus hebben
zy iets overeenkomfdgs met de Leeuwen en
Kameelen : zy ilbóten met hunne hoornen,
en wanneer zy vergramt zyn , zpo brengen
zy zelfs de paarden om: Dit dier ïs wanfeha-
pen , en heeft een verfchrlkkelyk- en wreed
aanzien ; deszelfs vleefch heeft een zeer goede,
fmaak ; de Wilden bekleeden'zich met
deszelfs huit, en bedekken ’er hunne hutten
meede.
Men heeft in Peru dieren, welke naar kleine
Koeijen gelyken , maar die'geen hoornen •
hebben , derzelver huit is zoo h a r t d a t zy
tot harnallen dient.
K O E J E N M E L K E R , w> B oa.
K O E L U I S , zie T e e k t .
K O b - O O G E N . Men geeft dezen naam
aan een Afrikaanfche vogel die men teSierra-
Leona , en aan de Kaap de Goede Hoopvint:
men noemt hem mede Schieter ; deze namen
voegen hem beide ; ten iften om zyne witte
vlakken , welke1 door zwarte ringen omvaiï-
gen worden, en naar oogen gelyken; ten 2de
om de vlughek met Welke hy zich op het geb-
ne werpt, o f de vlugt neemt, voor het geen
hem aanvalt.
K O E s T E E N E N , Lapidcs Vaccini.
Men geeft dezen naam aan gegroefde ffeeneh,
welke geheel door en dooruitgeholt zyn door
de afdruipihgén o f nederftortjngen van het
E e e e water,