
van dit Ryk : het is mee.de in de Vereehigde
Nederlanden dus geleegen. Wat de Admiraliteiten
, en vooruanjentlyk die van Amfter-
dam betreft, Q in welke ftad men de grootfte
pakhuizen tot de Scheep vaart heeft) men ziet
een groote meenigte hennip in dezelve , welke
geen voortbrengzel van hun Land is ; en
fchoon den aart van hunnen grond , de aan-
kweeking van dit gewafch zeer gunflig is ,
zoö trekken zy echter een groote meenigte
uit.vreemde landen.
Het is een zjiak van aanbelang , dat men
de aarde, voor dat men dezelve bezaait, met
H i e l t , en door herhaalde omploegingen,
naauwkeurig bereid ; het is een uitmuntende
handelwys, dat men, wanneer het land voor
de eerfte maal omgeploegt word , het gras en
onkruiden op elkanderen flapelt en verbrand ;
z y verfchaffen hier door een z o u t , dat de
groeijing bevordert^ Men moet om te zaaijen
zaad uit kiezen, dat een donkere kleur heeft,
at geen deszelfs rypheid aanduid 3 en in het
voorige jaar gewonnen i s ; want wanneer het
ouder is , heeft het byna geen krachten. Men
moet het in April zaaijen , vroeger o f laater,
naar de omllandigheden van het geweft , o f
jaargetyde.. In vette gronden , zaait men
dikker als in dorre o f magere'gronden : het
zaad: moet diep in de aarde bedolven , en
naauwkeurig bedekt zyn , en men moet het,
to t dat het uit de aarde voortkoomt , voorde
vogelen befchutten , welke ’er zeer gree-
tig naar zyn..
- De-Hennip fchiet ras in een vochtige aarde
u i t , het tegengeftelde heeft in een drooge'
grond plaats ,. ten minften zoo de konft het
niet te hulp koomt. Zoo het dun opfchiet,
zoo heeft men te duchten , dat het door het
onkruid zal Verflikt worden; in dit geval moet
men het onkruid uitroeijen : maar zoo ras de
hennip grooter als het onkruid i s , zoo verflikt
hy hetzelve , met het van den invloed
der lucht te berooven. In Engeland", alwaar
men de hennip aankwuekt, om touwen en
grove lynwaten voor de fcheepen te vervaardigen
, roeit men een meenigte hennip uit L
Zoo ras de uitfpruitzels zich boven den grond.
vertponen ; indiervoegen dat ’ér een- voet,
opening tuffchen iedere fleel open blyft.
De planten, welke dus vry flaan, bekoomen
meer voedzel , genieten beeter dé invloeden
van de lu ch t, werden groót'er, en léveren
grover draaden uit. Wanneer men de hennip
aankweekt om ’ér lynwaaten tot het gemeen •
gebruik: van zamen te ftellên.-,. laat men ze -
dicht: opfcbieten.;; door: dit. middel'.zyn. déj
fleelen buigzamer en fynder , en verfchaffen
fynder draaden^ De draaden welke mén van
den fynen hennip b e k o om t z y n zoo fterk.
als die van den-gr o o ven.
Wanneer men omtrent de maand Jüly begint
te zien , dat de hennip , welke, wy de
Mannetjes wkn • d e f 3 o eren , de Wyfjes Hennip-
noemen, aan.het bovengedeelte geel, en naar
den wortel wit begint te worden , en dat de
bloemen met de helmftyltjes beginnen af te
vallen dat is. te zeggen , zoo ras men Oordeelt
dat het bevruchtent fto f van deze helm—
ftyltjes , genoeg verfpreid is , én tyd gehad,
heeft om het zaad vruchtbaar te maaken, móet
men deze Mannetjes Hennip, halm voor halm-..'
uittrekken ; hy kan alsdan niet langer zonder
nadeel blyven flaan : zoo men hem, vroeger
uittrok, zoo zou het zaad niet bèvrucht worden
, en men zou alleen ledige en bedriege—
.lyke zaden bekoomen.' Men plukt de Wyf^,
jés hennip een maand hier na,^of zelfs noch-,
laater. Na dat men de hennip geplukt heeft,,
zoo bind men ze tot fchooven, en men plaatfl..
de hoofden naar boven, om dat zy dó of de
zon zouden'konnen droogen. Men dorfcht
dezelve vervolgens , om "het z;aad .te bekoomen
: dat geen^’t wélk zich-gemakkelyk laat
affeheiden is het befte , en menvérkieft h e t
boven alle andere om te zaaijen..
Bereidingen van ■den Hennip.'
Wanneer de Hennip geplakt is , moet hy
gebroeit, o f te' rotten gel egt worden. De
Heer Marcandier o o rd e e ltd a t het voordeè—
liger is dat men deze bereiding doet, wanneer
den hennip noch groen is , en wanneer
de fappen noch omvloei jen , als dat men
wacht tot dat hy droog is; want hy heeft opgemerkt
, dat als het op de halfdrooge - hennip
regent, hy hét door gevlakt en zwartachtig
word: behalven dit,, heeft de hennip,..,
volgens deze w y ze , niet meer als drie o f vier.
dagen nodig om te weeken ; daar in tegende
e l, wanneer men ze alvoorens laat droo—
gen , acht o f tien dagen hier toe , vereifcht
worden.
Om de Hennip te doen broei jen n moet men
dezelve in een mödderachtige floot plaat—
zen , welke voor de zonneftraalen is bloot—
geftelt. N a dat men de toppen en wortelen
heeft afgekapt welke nutteloos zyn , bind
men de ftengen in boffen te zamen , en lecht
’ér een zwaare laft o p , om ze in het water te
doen zinken.'.
De Regeeringjnoet zorg draagen,,dat men-,
djfc
de Hennip in geen ftroomende wateren , te
weeken le ch t; om dat het water in welk de
hennip gerot heeft, zoo ftinkende word, dat
het een gevaarlyk vergift is voor die geene,
welke ’er van drinken ; en de uitmuntentfte
tegengiften, fchoon by tyds ingegeeven, zyn
naauwelyks in ftaat om hetzelve te herftel-
len.A
ndere laaten de hennip broeden, met dezelve
in een weide voor den daauw en zon-
nefchyn blootteftellem Het oogmerk van'
de bereiding, welke men broeijing ,• rotting,
o f rooting noemt, is om een gomachtige zélf-
ftandigheit te ontbinden , die de draden van
de fchors aan de fleel vafthecht * en om ze
’ er dus gemakkelyker van a f te konnen fchei-
den. Zoo men de hennip te- lang laat broeden
, zoo. verrot hy geheel , en de vezelen
zyn zeer onfterk. Z o ohy te weinig tyd broed,
zoo kan men ze. niet affeheiden : de ondervinding
is alleen in ftaat -om de rechte tyd
hier van te leeren kennén; Het water , de
gefteltheid van de lucht, en den aart van de
hennip doen dezelve verfchillen, gelyk blykt
uit de waarneemingen van den Heer Duhamel.
Deze Akademift heeft bevonden, 1. dat de
hennip veel eerder in een ftilftaande water
broed, als in een vlietent; rafler in een troebel
water, als in een helder: <2. dat hy eerder
in warm , als in koud weder , bereid is:
3. dat de Hennip die in een lugtige grond ge-
groeit is , die altoos vocht genoeg gehad heeft,
en die vroegtydig te broeden gelecht is , fchie-
lyker broeden zal als dié welke in een zwaare
en drooge aarde is vöortgekoomen. Men
zecht^dat de hennip die de minfte tyd om té
broeden nodig heeft, beeter als de andere is,
om dat derzelver draden fterker zyn. '
• Vermits de Wyfjes Hennip langer in de
aarde blyfr, en dat zy meer voedzel ontvangt,
zoo is de draad die zy verfchaft veel gröover
en fterker: de ■ Mannetjes Hennip , die/in en
het eerfte p lukt, geeft veel fynder draden ,
en werd het hoogfte gefchat, om lynwaat "te
vervaardigen.
Wanneer de hennip genoeg gebroed heeft,
wafcht men ze , en laat ze droegen ; eenige
doen zulks in de zon , en andere in ftooven.
Wanneer de hennip dus bereid is , zoo gaan
de vezelen gemakkelyk lo s , eri men fcheid ze
van het houtachtige gedeelte a f , met ze te
Jvbellen, dat is te zeggen , met het einde van
een fteel af te breeken , , en met de fchors die
?er omzit van het eene einde tot het andere’er
van af te trekken. Deze behandeling, welke
in eenige landen in gebruik is', is zeer langwylig.
Hier om verbreekt men de hennip
doorgaans onder een werktuig dat hier toe
zamengeftelt word, en ’t geen men een Braak
noemt; op deze wyze verricht men veel meer
werk in minder tyd. Het Genoodfchap tot bevordering
van den Landbouw van Bretagne,
heeft zich voorgeftelt om. door proefnemin-.
gen te onderzoeken, o f de Lyflandfche Braak ^
van welke de: Heer de Choifeul, een model
heeft laten koomen , en die een weinig van.
de Franfche verfchift , niet hooger als deze
te fchatten is , gelyk men zulks uit de be-
fchouwing fan 'derzelver zamenftel vermoed,
en die gefehikt fchynt om de draden van de
hennip minder te verbreeken, wanneer men
’er mede braakt. Door de werking van de
braak , gaan de draden van de hennipftokken
lo s , welke hier door , verbryfelt worden.
De Hennip , fchoon dus bereid , bevat echter
noch een meenigte vreemde deelen , van
welke men hen ontdoen moet. Hier tóe ,
flaan hem eenige; andere ftampen hem in een
houten mortier; weder andere, gelyk op zekere
plaatzen van - Lyfland , doen hem onder
een groote en zwaare rol doorgaan , die door
een rad dat in het water omgaat, bewoogen
word', en die op een ronde tafel met een
groote fnelheit. omloopt. De hennipdfaden
welke onder dit werktuig doorgegaan zyn ,
verdeden zich beter , en gaan gemakkelyker
l o s a l s door de eerfte bewerking. Het .ee-
nigfte ongemak van deze handelwyze is , dat
zy veel fto f doet ontdaan , ’t geen de werklieden
gevaarlyke ziektens veroorzaakt.
Wanneer de Hennip, door deze eerfte bereidingen
, van de houtachtige deelen ontbloot
is , doet men hem achtervolgens door
verfcheide foorten van hekels gaan , van welke
de eerfte zeer g ro f, en de andere fynder
zyn. Door deze bearbeiding , verkrygt de
hennip zachtheit, witheit en fynte.
Wanneer de Hennip zoo lang in het water
geweeft is , dat de fchors , welke geheel uit
draden beftaat, gemakkelyk los kan gaan ,
zoo fchynt hy echter niet in fta at, om draden
van een genoegzaame fynheit, te konnen
voortbrengen. De Heer de Marcandier is ,
na herhaalde proefnéemingen , geflaage, om
hem gemakkelyk , en zonder kollen , alle do
goede hoedanigheden te geeven, welke hem
ontbreeken , en de gezondheid der arbeiders
te bewaaren , en hen veel moeite te befpaa-
ren ; zoo groot is het vermoggn der Konft
óver de Natuur. Wanneer de Hennip , de
eerfte'bereiding ondergaan heeft, o f gefchelt
ó f gebraakt, en tot vezelen gebracht'is, zoo