
men aanzien* Deze vogelen laaten maar eëne
kleine opening in hunne neften , welke al-
. toos aan de Ooftzyde geplaatft i s , hier door
befchutten zy ze voor den regen : door dit
middel zyn de Kurbatos 'veilig in hunne nesten
voor de aanvalleii der Aapen hunne vyan-
den, welke zich op de zwakke en beweeg-
baare takken niet wagen durven : hehalven.
dit zyn de bladeren van deze b00men met
doornen bezet, en maken hier door de nadering
van deze neften noch moeijelyker. Men
heeft echter voorbeelden gezien, dat de aapen
aan het achterfte gedeelte van de takken
fchildwacht hielden, en als de jongen begonnen
groot te worden, zaq hadden zy de boos-
aardigheit, om den tak indiervoegentefchud^
den dat de neft heen en weder flingerde, waar
op zy een tegenftuit gaaven die den neft los
deet gaan en op de aarde vallen* Men heeft
. noch opgemerkt, dat wanneer deze neften
aan geen draad o f band van. een- genoegzame
lengte opgéhangen waaren, de Hangen, welke
mede op deze boomen klimmen, langsfte
takken , tot.aan het einde voortkropen, alwaar
zy aan haaren ftaart gingen hangen, en zich dus
in de neften begaaven omdezelvetè berooven*
K W A K K E L , zie K w a r t e l .
K W A R T E L , K w a k k e l , W a ch t
e l , Coturnix. Dit is een vogel die een
vry aangenaam geluit vormt, en de groote
van een groote Lyfter heeft, zyne vederen
zyn vry bevallig, en hy is een der trekvogelen*
Zyne vlucht is- zwaarmoedig en niet
hoog van de aarde* De Kwartels laaten hunne
pooten hangen gelyk de Rivier vogels: zy
.vliegen by paaren , eri doorgaans meer des
nachts als des daags. .Het is door de geringe
duuring van hunne vlucht, darmen hen met
lbopen vangen kan, fchoon zy fnel en mee-
nigvuldig loopen. Hunne groote en vederen
verfchilt weinig in de byzondere geweften,
alwaar men ze vind; gelyk. op Madagascar,
aan de Gambra,. pp- Cayenne, en in Europa.
De bek van den Kwartel heeft een halve duim
lengte : hy is eenigzins plataehtig; het on-
derfte ftuk is zwartachtig, en het bovenfte
bruinachtig , fpits> en gekromt:. de regenboog
van zyne oogen heeft een noote kleur; de
. borft en buik. zyn bleek geel dat.met wit ge-
mengt is , en de keel heeft behalven dit noch
een rofle tint. Men merkt onder het onder-
. ftuk van den bek een breede zwartachtige
. ftreep op dip zich nederwaarts uitftrekt; en
boven de oogen. een. witachtige; ftreep welke
Qyex bet middelfte gedeelte, van den kap gaat-»,,
waar van de vederen groenachtig zyn. Deze
verfchillende kleuren ontmoeten elkanderen
onder de-vleugelen en byna in alle de vederen
van dezen vogel r -zy vormen hier doos
de gedaante van fchubbën. De ftaart van den
Kwartel is kort; zyne pooten zyn graauw,
bleek, en met een fchubachtig vel bedekt;
het opperfte van de voeten is geel. Het is
aanmerkelyk dat de buitenfte vinger door een
vlies aan den middelfte , tot aan het eerfte
gewricht, vaftgehecht is* -
De Kwartel voed zich gewoonelyk met
tarw, gierft , en eenige andere graanen: men
vind hem vooral in het groene kooren, o f in
derzelver ftoppelen wanneer het geftieeden
is; men ziet hem noch voor* noch na dezen
tyd* Deze vogelen vermeenigvuldigen op
een verbazende wys : de Kwartel maakt zy -
nen neft gelyks de aarde , de wyfjes leggen
tot zeftien eijeren in het begin van Mey; en
de wyfjes welke hier uit voortkomen, zyn
reeds omtrent het einde van-Auguftus ©f in het
begin van September tot de paaring bekwaam.
De eijeren van deze vogelen zyn gefpikkelt*.
Men merkt op dat de moeder de jonge Kwar-
telen in het veld leid, en dat zy hen onder
haare vleugelen, gelyk de hennen en patryzent
doen, verbergt*.
K w a r t e l - K o n i n g , O'rtygdmetfa, men.
noemt dus een vogel die zoo men zeeht'*
tot een leidsman aan de Kwartels verftrekt
wanneer zy hunne tochten doen, en die d e ;
Zwarte aard Rail van Bellonius is. Hoe het
zyn mag, dezen vogel weegt v y f oneen: „zy-
nen bek is een en een halve duim lang. Hy
heeft dertien o f veertien duimen lengte, van
den punt van den bek tot aan het uiteinde van
de nagelen-, o f alleen e lf duimen tot aan het
uiteinde van den ftaartv Zyne vlucht beflaat
een en een half voet: zyne pooten zyn zeer
lang, en van vederen ontbloot tot aan de ge--.,
lediging van de knyen; het onderfte van de
borft en den buik zyn w-it: dezen vogel is,
voorts op dezelve wys als de Kwartel gevlakt-,
dat is te zeggen, zyne vederen zyn met ver—
fcheide geele, witachtige, bruine en andere
fchakeeringen van kleuren doorzaait*.
B e n g a a l s c h e . K w a r t e l , Coturnit:-
Capenjis aut Ben galen fis. De vogel aan welke
de Engelfehen dezen naam gegeeven hebben
, is mogelyk , volgens Klein, een ver-
fcheidenheit van den voorgaande-, namentlyk
de Kwartel-Koning.
De jonge, malfchey vette en welgevoede
Kwartels , beflaan een. onderfcheide plaats
©nr-
Onder de fmakelyke gdrechten welke men op
onze tafelen voordieht: Hun vleefch is een
goed voedzel; en is nuttig voor allerlei ou-
'derdommen , en gefteltheden: men f te lt ’er
ontlaftende vleefchfoepen van te zamen*
Men bedient zich van de volgende liften
om de Kwartels te vangen. Wanneer zyeerft
overgekomen zyn, dat is te zeggen, wanneer
het graan noch groen is, en wanneer de tyd
wan hunne liefdehsbedryven noch duurt, zoo
fpant de Vogelaar zyn net vroeg in den morgen,
en verbergt zich op een zekeren afftand
achter het zelve in het kooren: hier bootft
hy drie maal het gezang der wyfjes na, met
een werktuig dat men een Kwartelbeén neemt,
en van een beene pypje en een Iedere zakje
zamengeftelt is. Hier op fchiet het mannetje,
dat zich verbeeld de item van een wyfje te
hooren, toeom zyne verliefde driften te voldoen,
en vliegt in het net; o f de Vogelaar
ryft op en vertoont zich achter hem, en doet
de vogel dus in het net vallen. Maarten einde
van den zoomer, wanneer deze vogelen
niet meer jlaan, gelyk men zulks noemt, en
zich in de ftoppelen ophouden om zich met
de afgevallen graanen te voeden, vangt men
hen met een fleepnet, o f, het geen beter i s ,
door middel van een hond die men op deze
jacht afgerecht heeft, en die hen ftil doet
houden , enz* De mannetjes zyn kloekmoe-
dig ; zy zyn het vechten indiervoegen gewoon,
dat men hen voormaals te Atheene op de w y-
ze der Haan en tot de Kampgevechten africh-
te: men ziet thans te Napels de meenigte noch
te zamenvloeijen om zich met dit fchouwfpel,
even als met dat der Worftelaars, te vermaken.
■ Het, is vreemt dat men een zoo zwakké vogel
zoo veelftoutheit en kloekmoedigheit ziet
vertoonen. Hy heeft een zoo fterke zucht
tot de yryheit, d a th y , fchoon men hem vier
ofvyfjaaren gevoed heeft, echter de minfte
gelegentheit niet laat voorbygaan om zyne
vryheit weder te erlangen, èn naar zyne begeerte
te gaan leeven.
K W A R T E L - K O N I N G , dit is een
foort van zwarte Rail o f brem R a l, welke
men zecht dat de geleider der Kwartels in den
tyd van hunne tochten is : zie de woorden
K w a r t e t , en R a l .
K W I K S T A A R T , Motacilla. Men geeft
dezen naam aan een kleine vogel, van welke
men drie onderfcheide foorten heeft, waar
van de eene wit en zwart, de andere geel, en
de derde afchverwig is. Deze bevallige vogeltjes,
welke zich aan de oevers der Rivieren
onthouden en de vee kudden volgen, zyn
kenbaar èan de geftadige opwippende bewee-
ging van hunnen ftaart, welke gevorkt is en
meer lengte als hun lichaam heeft; zy hebben
een bevallige gedaante, vliegen zeldzaam, en
zeldzaam verre zoncler te ruften. Z y voeden
zich met kleine wormen en water infeéten.
Deze vogelen neftelen in het koorn, zy vormen
hunne neftjes van ftrootjes, enplaatzen
op den bodem een laag hair. De wyfjes leggen
op een maal vier o f v y f eijeren , welke
met vlakken en lynen op een onregelmatige
wys gevlakt zyn*
Men geeft mede de naam van Kwikftaart
aan een Ooft-Indifche vifch, omdathyzynen
ftaart altoos op dezelve wys beweegt als de
vogel van welke hy de naam draagt* Dezen
vifch onthoud zichnaby Amboina op de plaats
welke men de Golf van Portugaal noemt; het
mannetje volgt altoos het wyfje ; en beide
hebben zy een heldere blaauwe kleur.
K W I K , zie K w ik z i l v e r *
K W I K Z I L V E R , Mercurius, aut Hy-
drargyrus, dit is een byzondere metaalachtige
zelfftandigheit, die geen zamenhechting
noch vaftheit heeft, en koud in het aanraken
is; zy is gewoonelyk zoo vloeibaar als ge-
fmolte lood* Het Kwikzilver-verdeelt zich
op de minfte poging in een groot getal deeltjes
die alle een bolronde gedaante aanneemen.
Wanneer het zuiver is , zoo vloeit het over
het papier zonder eenige teekens o f een zil-
yerachtige ftreep na te laaten. Deszelfs kleur
is blank, zilverachtig en blinkende ; het is
geheel ondoorfchynent en kaatft de voorwerpen
gelyk het glas te rug. Het gezuiverde
Kwikzilver is, >na het Goud en de Platina del-
pinto, het zwaarfte van alle metaalen en halve
metaalen ; het weegt veertien maaien zwaarder
als het water, en acht hondert en veertig
maaien zwaarder als-de lucht. Wanneer men
een zeekere hoeveelheit Kwikzilver in een vat
doet, zoo kan het een ftuk yzerdat eenderde
zwaarder is , ophouden, zonder dat het ’erin
doorzinkt. Een vierkante voet Kwikzilver
weegt negen- hondert zeven en veertig ponden
: zie de byzondere zwaarte der Metaalen,
op het woord Al e t a a l.
# Het Kwikzilver is een byzondere me taal achtige
zelfftandigheit: het is geen metaal om dat
het vlug is; het vervliegt op het vuur, zelfs
door een hitte van den graad van kokent water,
en noch om dat het geen vaftheit noch
fmeedbaarheit heeft. De | He eren Griefcbow
en Broun, leden van de Petersbursfche’ Aka.-
L 1U 3. ö demie,