
%
$8o G R A N A A T A P P E L B O O M .
pent ;■ zyne bladeren zyn zonder order ge-
plaatd, en hebben eenige overeenkomt met
die van den Olyfboom, o f met die van de
groote Myrtus.: z y hebben een derken en
onaangenamen reuk , wanneer men ze tus-
fchen de vingeren verplet. De bloemen- hebben
een fcharlake kleur, zy bedaan uit v y f
rooswyze gefchikte blaadjes, en zyn ineen
kelk vervat, welke de'gedaante van een kleine
bloemkorf h e e ft; deze’ kelk is langwerpig
, hart, purperachtig, aan de bovenzyde
wyd , en heeft in zekervoegen , de gedaante
van een klok : men noemt dezelve Cytinus.
Op de bloemen volgen vruchten , welke ten
naaden by de groote van appelen hebben, zy
zyn met een kroon bezet ,. en eenigzins platachtig
aan dë'zyden. D e fehors o f fchel van
deze vruchten is rood , z y is uitwendig ge-
rimpelt, zoo dik als leder , en-hart en breu-
kig. De vrucht, is inwendig g e e l; zy heeft
een zuure * zoete o f wynachtige fmaak, volgens
het föort Van- den boom :■ zy bevatten
een groot getal kernen, die vry wel naar die
der druiven gelyken , en een bittere pit o f
amandel bevatten.. die .een weinig zamentrek-
kende is.
D e • Granaatappelboomen -groeijen natuur-
lyk in. de droogè en warme gronden van Spanje
, Italië, Provenee enLanguedoc. Om hen
iü kouder landen aan te kweeken -, moet men
ze tegens latten opleicfen, en in broeikaflen
plaatzen om hen des winters- tegen de koude
te befchutten. De-kernen , en vooral de fchel
der granaatappelen* zyn zeer zamentrekkende.
Men geeft in de Drogidwinkels de naam
van Malikotium-aan deze fchel, ’t welk appelen
leder betekent : men kan ze even.
als de fehors van de Eikenboomen gebruiken
, om leder te bereiden: - zy- maakt fret
ontbindzel van vitriool, dat groen is , zwart,
en is dus goed-om inkt-te-vervaardigen , zoo
wel als de galnooten.-
Het fap der granaatappelen is uitmuntent
om de gal- af te. zetten , en om de hevigheit
van den dord in de gedadige koortzen te Rillen
: men maakt ’er een fiéroop van, met *ër
zuiker in te mengen, men ferhat dezelve hart-
fterkende enzamentrekkende ; men maakt in
de Geneeskond veel meer gebruik van. de
zuure granaatappelen, als van de zoete. De
zuure granaatappelen - bevatten een aan ge--
naam rins fap, dat den eetlud opwekt, en
den mond zuivert... Men-ziet in dertuinen ,.
in de broeikaflen', gran aat appelb o om en r met-,
dubbele bloemen, welke, men voor wilde*
bopmeft-a^nziet; | zy verdrekken g de .tuinen.;
G R A N A A T A P P E L S : G R A N A A S T r
tot üeraaden , door de meenigte en Mdep -
van hunne bloemen welke langen tyd duurerr,.
en die men meenigvuldig in de geneeskond
gebruikt tegen de roode loop, buikloop , en
in een woort als een verdikkent, en een. weinig
minder zamentrekkent middel als de fchel.
De Apothekers en Drogiden verkoopen deze
dubbele bloemen van de granaatappel-
boom , onder de naam van bloemen van den
Wilden Granaatboom, Balaufiia ; zy bekoo-
men dezelve uit de Levant. Deze boomen
geeven* in de kaden zoo veel bloemen niet,
als om dat hunne wortelen geprangt z yn ; inde
vreije aarden, fchieteu zy maar alleen-
hout uk.
De Heer Dahamel wenfcht, dat men,-in-de
Zuidelyke Landfchappen van Vrankryk , een-
Amerikaanfche dwerg granaatappelboom me-
nigvuldiger aankweelcren , om op dezelve de
groote zoete granaatappelen te konnen enten.;
dit zou,, zeeht hy , een fleraad voor de
Oranjereijen z yn : behalven dit zouden der—
zelver vruchten , om dat deze boomen zoo.
groot niet zyn , in de broeikaflen ryp kon—
nen.worden.,
G R A N A A T A P P E L B O O M (W i l-
d e ) , Punica Balauftus. De kelken van zy—
ne bloemen zyn plataehtig en breed : de bladen
der bloemen zyn zomtyds zoo meenig—
vuldig, dat zy naar groote roozen van een -
donkere kleur gelyken. De Apothekers maken
van _ deze bloemen gebruik.; edoch zy ■*
geeven- dezen naam onverschillig, aan de
bloemen van alle de foorten van granaat—
appelboomen. Z/VGr a n a a t a p pe l bo om . ..
G R A N A A T S T E E N , Gran at us gem- -
ma , dit is een edel gedeejite van een bruin—
roode kleur, en dat vry doorfchynent is :
men onderfcheid ’er. verfcheide foorten van,
die in fchoonheit, levendigheit van kleuren r
regelmatigheit van gedaante , , en..andere- ei-
genfehappen. verfchillen..
Men heeft ’er. welke donker *... o f duiker
rood zyn; andere zyn-geelachtig, violet, o f
donker bruin , en die- op de kleur- van het
offenbloed trekken : dit kenmerk geyoegt by
de hardheit, is van .veel .aanbelang voor de
Juweelliers.
De Granaatem ïhebben geeiïïbepaalde gedaante:
men vint ’er die de gedaante van een
fehuinfe. ruit hebben ,. andere zyn aehthoe-
gig, twaalf hoekig, en zommige hebben zelfs
vier en twintig zyden : deze kenmerken ge-
voegt by dc.u.aarc van.de aarde , die hen tot
een
G R A N A A T S T E E N . G R - A N I T S T E E N .
een matrix verdrekt, zyn de merkteekenen ,
op wélke de Natuurkundigen voor alle anderen
hunne bepaalingen gronden. Men heeft
granaaten welke gouddeeltjes bevatten , andere
tin , en eindelyk weder andere yzer-
deeltjes : deze laatde zyn de gemeende; maar
z y bezitten mogelyk alle yzer en tin. De
Heer Geoffroi zeeht dat de Granaat door het
gemeene vuur niet Ontbonden word , dat hy
door een brandfpiegel tot een glasachtige- en
métaalachtige zel-fdandigheit fmelt , welke
yzerdeelen bevat, die door den zeildeen aangetrokkén
worden-, en dat hy echter hierdoor
zyne kleur niet verKed. Zoo dit waar was,
zoo zou-het zeer gemakkelyk zyn om zeer
fchoone granaaten te bekoomen , door- middel
van eenige kleine granaten dus by een te
doen fmelten : maar deze proef flaagt niet.
Dit derde kenmerk is- een- voorwerp der
Scheikunde..
De Granaat heeft--, noch dé- doorfchynent—
heit, noch de fchitterende luider v-an.de andere
edele gedeentens, ten minden zoo men
hem in geen derk licht plaatd r wat meer is
hy word door den tyd , en door het gebruik
duiderer. Zyne hardheit evenaart zyne
fchoonheit, en hy bekleed- den zesden o f
achtden rang, wanneer men van deii-diamant
aftelt:, de vyl heeft weinig vat .op, dezen
deen.
In den Juweelhandel- onderfcheid men de
Granaten in twee voorname foorten , naar
mate van hunne fchoonheit, luider, en hard-
heit: men verdeeltze in Ooderfche en Wes—
terfche granaten. De Ooderfche granaten,
die de fchoonde in kleuren zyn , hebben een
luiderryke roode kleur , die op het purperachtig
zwart trekt, en deze maakt een middel-
foort tuflehen den Amethid en den Robyn-
u i t : die welke de.derkde kleuren hebben^,-
werde bloedroode genoemt: men bekoomt hen
uit Syriën, hier om werden zy Syrifche Granaten
genoemt}. Men brengt ’ er meede uit
de Koningryke Calicut, Cananor-, Cambaye
en Ethiopië; maar men geniet den luider o f
fchittering van dezen deen niet ., als-in het
daglicht : want hy fchynt by het kaarslicht-
zwart te zyn.
De Westerfclie Granaaten hebben veel minder
luider : hunne kleur trekt op die van de
hyacinten : dusdanige zyn de Granaten van-
Sorane: men brengt dezelve uit Spanje , van
Pyrna in Silefië , uit-Hongaryë', uit BoRe-
me in den omtrek van Praag , en van St. Sa-
phorin , in het Canton Bern ; men vint de-
zglve gewonelyk in de leijen, in alle de ge-
381
bladerde deenen, zelfs in de kalkdeenen, in
de zanddeenen en in de rotsdeenen; zomtyds
ontmoet men ze los en afgezondert, en als
dan zyn zy veel harder. Men heeft ryke gra-
naatmynen in Brisgaaw: te Fribourg ziet men
de moolens en werktuigen in welke men dezelve
polyd , en de werklieden'die-dezelve
doorbooren om ’er halsfleradén van zamen te
dellen-.
Wat de goudgranaten betreft, zy zyn
zwartachtig :. men vint dezelve afzondeiiyk
op de oppervlakte van de aarde, als mede in
de eerde laag, in het zand en in de klei , de
Rivieren en beeken ontblooten deze kor-
len, zy bevatten weinig goud.. Zie bei artikel
G o u d *
- Eenige Schryvers pryzen het gebruik van den
Granaatdeen in poeder aan, van het gewicht
van tien greinen tot acht en veertig greinen,
maar men heeft redenen om te denken dat het
inwendig gebruik van dit natuurlyk glas zonder
kracht is*.
G R A N A A T E N . ( Palfche} . D it zyn
de Goude Granaaten. Zie dit woord op bet
artikel G o u d en G r a n a a t s t e e -n .
G R A N . I T S T E E N , Granitum.- De
Granitdeen is - een klomp die-weezentlyk
uit kleine koriachtige deenen , welke zeer
hart, en met een foort van natuuriyke leem,
van een meer o f minder hardheit- aan. een verbonden
zyn, is te-zamengedelt.
De Granitdeenen,.welkers vereeniging onvolmaakt
o f waar van -de zamenhechting te
zacht is konnen - tot geen werken gebruikt
worden die een-harde deehy o f een luiderryke
polyding vfreiifchën. Die geene in welke
de zamenhechting een-, genoegzaam e kracht
en hardheit heeft, zyn de fchoonde en duur-
zaamde. De korleii der Granitdeen en der-
zelver zamenbindzel, verfchillen in kleuren:
men heeft ’ër welker grond wit en quartzach-
tig is; van andere is hy. rood en keideenach-
t ig , o f van een fmeltbaar fpatha te zamenge-
dek ;-in andere eindelyk, -is hy groen o f geel
en zeer hart. - Wanneer hy zacht is , zoo is
hy meelachtig en kalkachtig; en verderft alsdan
ligtelyk...
Zoo men^ de Granitdeenen en derzelvev
zamenvoegzelen naauudteurig gadeflaat^ zoo
zal men by den^eerden opflag van het o o g ,
een foort van gelykvormigheit met de mar-
merdëenen ontdekken ; hierom zyn z y door
eenige'Natuurkundigen onder dit foort van
deenen geplaatd. Z y verfchillen - -’er -echten
B.vbb 3^ van