
Zins' gekrómde, naakte en kruipende takken
omzet: het hout en de fchors van deze eerfte
takken zyn vezelachtig, buigzaam, rosacht
ig , en van een wrangen fmaak. De Ham
van den Dadelboom is dik , recht, kegel-
yormig en o n g e ta k td o o r de tyd overtreft
zyne hoogte acht vademen: zyne fchors be-
llaat uit de kaarten van de gebladerde takken
, die overblyven na dat men- dezelve
afgefneden heeft, en die in het verbant ge-
fchikt z y n , zoo dat ’ er altoos zes om de
rondte van den boom gaan; en die geene
welke’er boven Haan, zyn tegen over de tus-
fchen wydtens van de andere gepteatft. Dit
foort van fchors is, behalven dit, dik en met
fchubben bedekt, ’ t geen veroorzaakt dat den
boom gemakkèlyk te beklimmen is. Wanneer
het opperfle gedeelte*van den. Ham naakt
is , is zyne kleur vaal rood r de inwendige
zelfHandigheit van detrHam beHaat uit recht-
ÏO op en de, dikke en houtachtige vezelen, die
echter ligt zyn, en d'oor een fponsachtige zelfHandigheit
aan elkanderen gehecht worden.
De geringe vaHheit van dit hout maakt het
zeer moeijelyk om te bearbeiden. De jonge
Palm Dadelboom heeft in het midden van
zyn Ham een foort van houtachtige zènuuw:
ten einde van een jaar bevat hy een merg
dat goed om te eeten is-; wanneer hy öuder
word |; werd de Ham harcf, en den top kan
maar alleen gegeten worden ; noch ouder
zyn de, heeft men alleen, in de knoppen, van
dezen top dit zachte, witte, tedere, vleezi-
ge , breukige, zoetachtige en welHnakendè
merg. De dPerfianen en Arabieren zyn zeer
begerig naar het zelve; maar vennits dit merg
het vruchtbaare; deel is dat de. takken, enz.
uitgeeft, zoo flerft de boom wanneer men
het afkapt.
De Palm Dadelhoomr eindigt dborgaans met
een enkel kegelvormig h o o ft, dkt op het
mwaHe met veertig gebladerde takken, en op
het meefle met tachtig bezet i s , welke in
het ronde geplaatH z yn ;. de.oudfle krommen
zich wel ras naar dén gezichteinder, en verdorren
eindelyk. Uit den fchoot der gebladerde
takken, komen getakte trolfên voort,
die ieder -een byzonder'omkleedzel hebben ,
en bloemen op de mannetjes Dadelboomen,
en vruchten op de wyfjes, voortbrengen. De
rib van den- gebladerden tak is- zeer groot,
omtrent drie vademen lang, groenachtig.en
glad ; jong zynde,. blinkend en gedachtig;,
maar oud, gekromt, en gootswys uitgeholt;,
^an- een vezelachtige zelfHandigheit die met-
d f t van, den. Ham. ovet-eenkoomt;, ,d.eze rib. is-.
omtrent haar uiteinde uit bladeren zamenge-
Helt welke naar die van het riet gelykenr
zy duuren altoos, zyn gevleugelt, zeer tal-
ryk , en worden door een foort van houtachtige
fleelen onderfchraagt, welke zöo yaH
aan de rib gehecht zyn,. dat men hen rer niet'
dan met moeite van' affcheuren kan : deze
bladeren zyn fchuins- en beurtelings geplaatH y
twee duimen breed, en. een en een. halve
voet lang, zeer fpits, van een bleek groen,,
en in het midden toegevouwen., zeer hard,'
droog en zeer zenuuwachtig.
Op den top van den Palm Dadelboom7 en.
aan den voet der ribben vint men drie Of vier
foorten .van nets wyze omkleedzels, die naar
werk o f vlokken van vlafch, o f grove hen-
nip gelyken, die door hunne gedaante met
een fuik , en door hun gebruik, met eenzwag-
tel overeenHemmen.:. deze omwindzels, die,
meer o f minder breed,, en geelachtig gekleurt,
zyn, volgens den ouderdom van den boom,
dienen om. een zeker getal takken kracht by.
te zetten-, en- hen voor de uitwendige, beledigingen
te befchutten, en niet alleen tot ver-
Herking van de gebladerde takken , maar
voornamentlyk tot. die aan welke de jonge
troffen vaHgehecht zyn , dienen.
De bloemen, van. den Palm Dadelboom komen
fn een- ander. dik. omkleedzel voort, dat
men Klatê'noemt:, dit omkreedzef opent.zich
wanneer het'een zekere grootte verkregen,
heeft, en vertoont de witte bloemen., die-
troswys gefchikt zyn. Op deze bloemen-*,
die boven op den Ham en in. den fchoot van
de getakte bladeren geplaatH. zyn,, volgt op
den zei ven tak een tro s , die Regime genaamt
word, deze beHaat uit hondert en. tachtig,
o f twee hondert dadefs, van. welke w y reeds
gefproken hebben.,^ en welke ,, wanneer zy
ryp zyn , een groot getal’ lieden in Indie,
Perfië, Syrië,. Afrika, Egypte en judeatot
voedzel verHrekken. D i e , ( welke.men ons
toezend, werden alleen in de. GeneeskonH
gebruikt.. Zie de wyze om dezejve te bewaar-
zen op het. einde van dit Artikel.^
Aankweeking van dèn Puim. Dadelboom.
De Dadelboom dié van zich zelven uit den
wortel van een andere voortköomt, begint
vruchten- te- geven- na dat hy vier 'jaaren in.
een vruchtbaaren grond verplant is ; in on--
vruchtbaare aarde, brengt hy niet., voor het
zesdè o f zevende jaar vruchten - voort;., maax
die welke van een pit o f noot aangekweekt
word.,, heeft, v.eel langer, tyd' noodig om in
Haat te zyn van vruchten te konnen géven.
Men kan door de uitwendige befchöuwing,
van-de troffen, de mannetjes Dadelboomen
van de wyïjes niet onderfcheiden : het inwendige
derzelven is met een zelfHandigheit
vervult die op de wyze der truffels vleesachtig
, en goed om te eeten is.
Zie hier de order op welke de Dadelboomen,
’t zy mannetjes o f wyfjes , hunne ver-
fchillende bloemen voortbrengen. Omtrent
de maand February, fchieten deze boomen
hunne knoppen in den fchoot der gebladerde
takken u i t ; uit deze komen bloemfcheeden
voort die met dons beze.t z y n , en langzaam
groeijen, en indiervoegen in groote toenemen
dat zy de volgende maand zich half in
dc lengte openen , en een foort van truffel
vertoonen. Dit lichaam dus ontwonden zynde
, neemt wel ras de gedaante van een tros
aan, die uit een groot getal Heekjes is za-
mengeHelt, die op de mannetjes kleine bloemen
, en een foort van kleine pruimen op de
wyfjes Dadelboomen onderfleunen, de bloemen
bevruchten deze eerkgebooren vruchten,
die in den tyd van v y f maanden tot ryphëit
komen. De Herkfle Dadelboomen dragen
acht o f tien troffen ; de mannelyke troffen
zyn met een groot getal kleine langwerpige
bloemen bezet, welke drie bladeren en wollige
helmHyltjes hebben ; zy brengen twee
hondert Heekjes voort, waar van de kleinke
veertig kleine bloemen onderiteunen , de
middelmatige zeftig , en de langk-e tachtig.
In het begin van Maart, barken de bloemfcheeden
open; de vrouwelyke trollen ver-
töonen zich Hraks, en weinig-dagen daar na
zyn z y geheel ontbloot, en met een- groot
aantal vruchtbeginfels omzet, die de groote
en rondte van een peperkori hebben, zy'zyn
blinkende, en van een wrange fmaak. In de
maand M e y , hebben deze vruchten reeds de
groote van onze kerken: haare kleur is groen.
In Juny werd het beentje o f noot die zy bevatten,
grooter, haar vleefch werd vaker,
en zy komen in de maand AuguHus tot ryp-
heit, zonder dat het vleefch ophoud met de
noot verknocht te blyven,
De Dadelboomen beminnen zandige en
warme landen. Men kweekt dezelve in- Griekenland,
Italië, en mede eenigzins in Vrank-
-ryk aan. -Wanneer men de nooten- plant,
komen ’ er mannetjes en wyfjes Dadelboomen
van voort;- maar wanneer men wortels plant,
komen die met de boomen overeen van welke
z y genomen zyn. Wanneer men jonge.uk-
fpruiizels. plaat die., twee o f drie jaaren oud.
z yn , moet men dezelve geduurende den zomer
befproeijen: men roeit die uit welke om
den Dadelboom groeijen , en verdelgt alle
de infeéten die den boom fchaden konnerr.
Wanneer de Dadelboomen in Haat zyn om
vruchten en bloemen voort te brengen, zoo
'gebruikt men voorzorgen om dezelve te vermeerderen
, en ’er de vruchtbaarheit van te
verhaaken. Om hier in te flaagen, plukt
men op het einde van de maand February
eenige bloemfcheeden van den top der mannetjes
Dadelboomen, die met bevruchtende
bloemen vervult zyn ; men neemt zulke
bloemtroffen welkers bloemen noch niet ontloken
zyn ; men verdeelt deze troffen op
vorkswyze Hokjes, en plaatH dezelve fchuins
tuffchen de wyfjes troffen, tot dat de jonge
vruchtbeginfels kracht verkregen hebben , en
met het bevruchtent Hof van de kleine mannelyke
bloemen bedekt zyn. De troffen der
vrouwelyke bloemen- konnen mede zonder
behulp der menfehen bevrucht worden, door
middel van den wind die het vruchtbaarma-
kent Hof van de mannetjes Dadelboomen op
de wyfjes overbrengt die rer naby groeijen-
Wyze op welke men de Dadels inzamelt' en'
bewaart, en bet gebruik dat men
’er van maakt.
Wanneer de Dadels ryp* zyn , onderfcheit!
men dezelve in drie foorten, volgens de drie
trappen van derzelver rypheit : de eerke zyn
die welke alleen aan-de punten-ryp zyn ; de
tweede,* de Dadels die-omtrent half ryp zyn',
en de derde-, die wélke geheel-ryp zyn; Men
zamelt dezelve zomtyds te- gelyk in , waiit
drie dagen zyn genoeg om de ryping te volbrengen
, in die geene welke zulks noch niet
zyn-; en vermits zy afvalVen zoo’- ras zy ryp
zyn , zoo is men verplicht, uit vree's dat zy
door het vallen kwetzerr zouden , haar met
de handen van de groote Dadelboomen af të
plukken , o f de troffen van- de kleine hoornen,
boven een net af te fchuddem Deze
inzameling- der Dadelën gefchied in den
HerfH, op twee o f drie byzóndere tyden,
tot dat men ze alle in de uitgeHrektheit van
drie maanden ingczamelt heeft.
Om deze drie foorten-van vruchten verdèr
te doen rypen en te droogen , fpreid men
haar op matten in- de zon uit. Z y worden
eerk zacht, en vleezig^ vervolgens'werden
zy v a k , en verbeteren indiervoegen dat zy
weinig o f niet aan verderving onderworpen
. zyn. Wannéér de Dadels gedroogt z yn ,
G g.3, glaatlE.