
KAMFER. KAMFER. S*2
bruik van de Grooten tan het land bewaart;
de Japanfche werd in Japan zelfs minder ge-
fchat, vermits de Kooplieden van dat Ryk
van hondert tot zes hondert ponden van hunnen
Kamfer, voor een pond van die van Bor-
neo geven.
De Kamfer is door alle de deelen van den
boom Capbur verfpreid. Kempfer zecht, dat
in de Landfchappen van Sacfuma en Goteo,
de boeren de wortelen en het hout van den
Kamferboom in kleine fhikken klieven: zy
laten dezelve met water in een yzere pot
kooien die de gedaante van een blaas heeft,
op welke zy een foort van groote fpitzehelm
van kleiaarde plaatzen, die zy met ftoppelen
vullen , de Kamfer heft zich by wyze van
een wit roet op: zy.maken dezelve los met
den helm te fchudden, en vormen ’ er klompen
van, die wryfbaar, gekorlt, en geelachtig
zyn, o f een-kleur als groove poeijer fui-
ker hebben , en met onzuiverheden vervult
z y n : in dezen Haat is de Kamfer die de Hollanders
uit Indië brengen. Z y bezitten alleen
de konft om dezelve met groote meenigtens
te gelyk te zuiveren; én fchoon Pomet, Ze-
rnery en Geoffroy deze bewerking befchreven
hebben, zoo is men echter altoos zeer onzeker
ge weeft over de handel wys die de Hollanders
hier omtrent in acht neemen. Het
gemeenfte gevoelen en ’t geen men algemeen
aangenomen heeft, is dat de Kamfer in den
ftaat in welke wy dezelve ontvangen-een uit-
werkzel van de fmelting was., ’t geen men
hier op gronde, dat de wezentlyke zamenge-
ftremde oliën 'Cgelyk de Kamfer is} niet kon-
nen fmelten als door een graad van hitte die
gelyk aan die van kolcent water is , en dat zy
zich ontbinden door dezen graad van hitte
■ die noodig is om de opheffing te veroorzaken.
. " . .
Dit onderwerp wekte myne nieuwsgierig-
heit o p , geduurende een myner reizen in Holland.
Ik trad in een Kamfer raffinaardery,
en ontdekte een groot.gedeelte van de werktuigen
die tot de bearbeiding noodig zyn.
Verfcheide fornuizen die een voet o f vier
verheventheit hadden , waren met elkanderen.
vereenigt, en met een groot getal bekkens
met zand bezet, die zoo veel kolven bevatte,
welke met dekzelen van vertint yzer bedekt
waaren, een zeer bepaalt turfvuur,. gevoegr
by- andere omftandigheden , deden my vermoeden
dat de zuivering der Kamfer ^door
opheffing,gefchiede. De gedaante der Kam-
ferbrooden, die aan de cenc zyde hol en aan
de andere zydh bol z yn , benevens een kleine
verheventheit in het midden, die getykvoi’».'
mig is aan die.gèene welke men aan de broo-
den der falarmoniak opmerkt welke door
opheffing gemaakt worden, begunftigde het
gevoelen van een enkelde fmelting niet. Hierom
hield ik my overtuigt dat de Kamfer door
opheffing gezuivert wierd.
Wanneer ik te Parys te rug gekeert was,
wilde ik bezoeken o f myne gifflng gegrond
was ; en ik hebbe hier omtrent verfcheide
proefnemingen op de ruuwe Kamfer van Japan,
Borneo , enz. gedaan. Uit deze proefnemingen
, van welke ik inhet jaar 1761,ver-
ilag aan de Koninglyke Akademie der Weten-
fchappen van Parys gedaan hebbe, blykt, ten
.1. dat den algemeenen ftelregel, volgens welke
de Kamfer, met den trap van hitte van
kookent water, zich niet kan opheffen zonder
zich te ontbinden, eenige'uitzondering
verdient, 2. Dat om de opheffing van de
Kamfer uittewerken f ’ t geen haare zuivering
is} het vuur by trappen moet beftuurt worden
en zeer geweldig .zyn moet. 3. Dat het
groene glas minder gefchikt tot deze bearbeiding
is , als het witachtige-glas. 4. Dat het
.gebruik van de dekzelen een foort van weer-
ilag vormt, d ie , met de’ hitte ,te behouden
en te rug te.kaatzen, de fmelting der Kamfer
bevordert. 5. Dat de aanraking van de
uitwendige lucht wanneer zy wel beftuurt
word, 'mede werkt om de bewerking te bevorderen.
6. Dat ruuwe Japanfche Kamfer
weinig o f niet van haar gewicht verlieft wanneer
zy alleen opgeheven word; maar wanneer
zy met reeds gezuiverde vermengt is ,
zoo verlieft zy een zevende gedeelte: de gezuiverde
Kamfer in tegendeel, alleen opgeheven
wordende , vermindert n ie t; terwyl
de ruuwe Borneofche Kamfer een twintigfte
gedeelte verlieft. 7. Eindelyk,. dat. de wyze
om de Kamfer te zuiveren , gelyk ik zulks
gedaan hebbe , minder omflachtig is als die
geene welke men in de Scbryvers l e e f t e n
byzonder in de Diflertatie van de Heer
Fr: CroHovius, die in de Mattere JVIedïcalt
van Geofroi ingevoegt is.
Men bpkoomt niede Kamfer uit de plant
die men Camphorata noemt, als mede uit de
t’nym, rosmaryn, lauwrier, averuit, lavendel’,
en falie, zelfs uit de fchors/en wortelen
van den taneelboom, uit de wortelen
van het wormkruid, uit de mente, en het
welriekent lifch van Arabië en Perfie.
De Kamfer is, pynftillent en verzachtent,
wederftaat het verderf, en is oplbflende: zy
flaagt wonderbaarlyk in aandoeningen, van
het
K A M O M I L L E N .
Bet zenuuwgéftel.. Eenige lieden willen, dat
de Kamfer het vuur der liefde uitdooft; en
mén zecht zelfs dat haaren reuk de mannen
onmachtig maakt ( Camphora per nares caftrat
9-dore mares.y Maar het is zeker dat de lieden
die geftadig in de Kamfer arbeiden, nooit*
iets diergelyks ondervonden hebben..
K A M O M I L L E N , Chamcemelum. Be-
halven het gemeene fooi’t dat een drogery'
reuk heeft,, maakt men noch van twee andere
foorten gebruik; te weten,, de Raomjcbe
Kamomillen, die een ze e r , aangenamen reuk.
hebben , en de ftinkende Kamomillen. De
fteelen der Kamomillen onderfteunen bladeren
die zeer fyn ingefneden zyn; en geftraalde
bloemen, van welke de fchyfgeel en de kroon
wit is. De Roomfche Cbamcemelum odora-
tum, Werd in de tuinen aangekweekt , om
haare witte en dubbele bloemen. De twee
eerfte foorten werden in de verzachtende,
oplofiende en verdunnende-pappen, met de
melüoten vereenigt, gebruikt. Het afkooksel
van de bloemen van deze planten is zeer
nuttig, in de kolykpynen. Men trekt uit ka-
mömillen een olie die een faphier blaauwe
kleur heeft ,. en die dezelve eigenfehappén
van de plant bezit.
De ft inkende Kamomillen , Cotula fcetida ,
is zoo fcherp , dat men. lieden gezien heeft,
die, na datzy een zekere hoe veelhèit van dezelve
ingezamelt hadden ,. zeer hevige fmer-
ten gevóelt hébben ,. en de armen en beenen
met bladeren bedekt hadden. Havermeel met
olie en wyn gemengt, hebben de fmertenverzacht,
en de kwaal geneezen. Den olie van
de twee foorten.van Kamille , die door aftrekking
gemaakt word, en met gelyke deelen
van olie van St. Janskruid , en geeft van ge—
kamferdé brandewyn gemen'gt, is zeer nuttig
to o r de pynen der verkoudheit, wanneer
men dezelve met warm lynwater op het py—
nelyke deel lecht.
K A M P E R F O E L I E , G e i t e b l a d ,
Gaprifolium. Dit is een klimmende heefter, ~
die zeer bevallig inde tuinen is,doordeldeuf
en buigzaamheit van zyne takken die zich w illekeurig
dooreen vlechten , als meede om de
vrolyke kleur van zyne groene bladeren , en
vooral om de kleur van zyne bloemen , en '
baaren lieffelyken reuk. De bloemen van de
kamperfoelie koomen aan de toppen van de
takken in meenigte v o o r t, en zyn ftraalswys -
gefchikt ; z y zyn dan eens witachtig, daneens
ggelaehtig, , o f.met rood gqkleurt >,en uit een;
K A M P E R F O E L I E . 5\3
eenig ftuk zamengeftelt, dat een buis aan des*
zelfs begin'is , en naar boven uitgebreid , en
in twee lippen gefcheiden is , waarvan de boeven
fte zeer ingefneeden is , en de onderfte de
gedaante van een tong heeft. Op de bloemen
volgen zachte beziën, welke naar die der vlier
gelyken.
De bladeren van deze heefters ftaan tegen-
elkanderen over, en zyn van een gefcheiden:
in andere fo or ten g e lyk de Italiaanfche Kamperfoelie
,. zyn de bladeren dikwyls met het
onderfte gedeelte aan een gehecht, en maken
maar'een blad u i t , door welke de fteel doorgaat.
De Tuinlieden kweken verfcheide foorten
aan , onder den naam van vroegtydige
K amperfbelie , late Kamperfoelie , Kamperfoelie
met fcharlake bloemen, en altoos groene
Kamperfoelie.. Wanneer men deze ver-
fchillende foorten met elkanderen vereenigt,
zoo verfchaft men zich geduurende de lente
en zoomer deze bevallige bloemen , welke •
de lucht met een aangename geur vervullen.
Deze .heefters vermeenigvuldigen gemak-
kelylc; en vermits zy zeer Ipoedig groeijen
fchoon zy eenigzins overfchaduuwt worden,
zoo kan men dezelve echter, gelyk men in.
Engeland doet, om de boomen van de wan—
dellanen planten; zy ftingeren zich door de
takken j o f vormen boogen , en ftreelen op.
een aangename wyze het gezicht en dén reuk.
Schoon de Kamperfoelie een rankachtige plant
is , zoo laat z y zich echter in het ronde fchee—
ren. Het zou zeer aangenaam zyn zoo men
alle de bloemdragende heefters tot ronde-
boompjes fchoor en in potten plante, om tot.
fiëraad der bloemperken te verftrekken wan--
neer zy bloeiden, en hen vervolgens weg te -
neemen, om ’er andere in plaats te ft ellen..
Deze heefter is zeer onderhevig om door de
plantluizen aangetaft te worden ,v maar minder
wanneer zy naar het noorden, als wanneer
zy na.ar het zuiden geplant zyn. Men *
verhelpt dit eenigzins met de jonge fcheuten.
aftefnyden, op welke zy zich altoos het-eer* •
fte plaatzen.
t De vroegtydige Kamperfoelie bloeit in het:
einde van A p r il, de Roomfche in het begin •
van Mey: deze bloemen verwelken ras. De:
witte en roode Engelfche Kamperfoelie bloeit
omtrent half M e y ; de Duitfche , omtrent
half Juny; zy geeft minder bloemen als de-
andere foorten, en.fchiet lange fcheuten uit
die men behouden moet tot dat de bloemen •.
verwelkt zyn.. De roode herfft Kamperfoelie
brengt bloemen voort welke vyftien da--
genduuren.. De altoos groene Kamperfoelie
be—