
tien o f twaalf hairen zamengeilek zyn , o f
door de kleuren , ’tz y ro od , o f citroenkleur,
o f door de verfchillende grootens. W y kpn-
nen ’er noch iets van zeggen op het artikel
van de verfchillende vliegen die zy vóórtbrengen.
Wanneer een dezer wormen een Plantluis
gevangen -heeft, zoo zuigt hy haar in een
oogenblik uit. De Leeuw der Plantïuizen is ,
even na dat hy uit het ei is voortgekomen,
by uitftek klein; echter verkrygt hy in minder
als vyftien dagen de volkomen groote tot
welke hy geraaken kan. Wanneer een dezer
wormen eenen anderen van zyn foort tuffchen
zyne nypers vatten kan, zoo zuigt h y hem
met zoo veel ombarmhartigheit uit als o f het
een plantluis was.
-Verandering van den Leeuw der Plantïuizen
in een Popje.
Na dat dit dier vyftien dagen geleefc heeft,
maakt het zich tot de gedaante verwifTeling gereed.
Het wykt van de bladeren welke met
plantïuizen bezet z y n , en verbergt zich in de
vouwen van het eene o f andere blad; o f wel
veftigt zich op -een plaats die hem gemakke-
lyk toefchynt. Hier fpint hy een rondè bal
van een zeer witte- zyde, in welke hy zich
op de wyze der rupzen in hunne popjes verbergt.
De keeren der draden welke dit tonnetje
uitmaken, zyn.zeer vaft aan elkanderen
gekleefü; en vermits .de draden zelfs flerk
zyn , zoo is dit zamenweefzel zeer hecht.
De tonnetjes van de grootfte dezer infeélen
zyn niet grooter als een erWeet. Weinig tyd
na dat dit tonnetje voltrokken is , verandert
zich dit Leeuwtje.in een -popje.
Gedaanteverwijfelingvan bet Popje van den
Leeuw der Plantïuizen in een juffer.
Wanneer de Leeuw der Plantïuizen in een
popje verandert is , zoo wort dit dier, kort
na zyne laatfle gedaanteverwifTeling., een zeer
bevallige vlieg. Deze vlieg van den Leeuw
der plantïuizen, heeft veel breeder vleugelen
als de Juffer van den Leeuw-Mier: zy draagt
•dezelve mede op een geheel verfchillende wyze.
Wanneer z y in een ruftende flaat is ,
zoo vormen haare vleugelen een foort van
dak, waar onder haar lichaam verborgen is.'
Deze vleugelen zyn veel doorfchynender als
het gaas zelfs, en men kan ’er gemakkelyk
door leezen. Dit zamenweefzel heeft een
machte en luiflerryke groene kleur, die zomtyds'een
goude wederfchyn fchyntte hebben»
Het borltfchild van deze vliegen is mede
groen; maar haar glansrykfle gedeeltens, zyn
haare twee groote en uitflekende oogen,
welke ieder aan eene- zyde van het hooft ge-
plaatflzyn: haare kleur is die vanhetfchoon-
fle roode brons.
Deze vliegen leggen haare eyeren op de
bladeren van de vlier: zy hechten dezelven
door middel van een ly'machtige floffe hier
aan v a lt , die bekwaam is om gefponnen te
worden. Men zou als dan zich verbeelden
dat deze bladeren met bloemen bezet waren,
o f haar voor opfchuimloopende plan ten aanzien.
Het is uit deze eyeren-, die in de lucht
opgehoudén worden , dat.het infeét voort-
koomt: het doorboórt in ’t vervolg zyn tonnetje
, en daalt op de bladeren neder, alwaar
het plantïuizen vind die in het vervolg zynen
prooi worden. Een geleerde heeft in de
Ephimerides van Duitfchland , de bladeren
der vlierboomen met déze eyeren beladen af-
gebeelt, welke hy voor een zeldzaam foort
van kleine bloemen aangezien heeft; en welkers
oorfprong hem zeer moeijelyk om te
verklaaren voorkwam. De Heer de Reaumur,
wiens groot verfland niets ondoorgrond liet ,
ontdekten den waaren aart van deze gewaande
bloemen.
Aanmerkingen over de jfujfers.
. In ’t algemeen hebben de faftèrs een grootte
kop in vergelyking van het lichaam, deze
wórd alleen aan de borfl door een zeer dun
draadje vaflgehecht: zy hebben gelyk de andere
vliegen en vlinders , opper- en onder-
vleugelen. Men heeft Juffers, die, wanneer
zy mlzitten, hen alle vier tegens elkanderen
geflooten hebben ; anderen laaten alle vier
haare vleugelen zien , met hen een weinig
van élkanderen en boven het lichaam verheven
te houden..
Zoo ras-.de Juffers, van wat geflacht o f wat
foort zy ook zyn mogen, gewaar worden dat
haare vleugelen krachten genoeg verkregen
hebben, zoo vliegen zy weg, gelyk de roofvogels,
en met hetzelfde oogmerk. Z y moeten
een gedeelte. van haaren leeftyd in de
lucht doorbrengen ■; zy doen ’er hondert en
hondert keeren gins en herwaarts door om
infeélen op te fpooren die zwakker als zy zyn,
welke zy overweldigen. De mannetjes hebben
noch een ander oogmerk in hunne vlucht.
Dit is om de. wyfjes optezoeken met welke
zy zich vereenigen konnen: hunne liefdens-
-bedryven, en de wyze op welke zy dezelve
verrichten óm met behulp van hunne wyfjes.
hun geflacht te vereeuwigen, zyn wel waardig
om gekent te worden.
•van de lente af tot omtrent de helft van
den-herfft, ziet men haar in de velden welke
door, een. rivier o f beek.bevochtigt worden;
eenige ruiten op de planten, en andere vliegen
door de lucht; en onder deze laatfle ziet
men ’er eenige welke by paaren op een zonderlinge
wyze zamengevoegt .voortvliegen:
het uiteinde van het lichaam van de voorde,
>is óp den hals van de 'achterfle geplaatfi; beide
even flerk verlieft, en door dezelve be-
geertens ontdoken zynde , vliegen eendem-
mig, en haare lichaamen zyn als dan in een
rechte lyn uitgedrekt. De voorde Juffer is
het mannetje, die met de klaauwtjes die het
aan het achterde gedeelte van het lichaam
hééft, zyn wyfje by denhals vad houd, en
als een fchaker haar overal naar zynen wil
v o e r t : deze fchynt zich vrywillig meede te
laten voeren : vermits zy op haare vleugelen
beweegt om voorwaarts te vliegen, gelyk zy
doen zou, zoo zy alleen vloog.
De deelen die aan de mannetjes eigen zyn ,
befpeurt men dat in de Juffers op een andere
wyze zyn géplaatfl, als in de andere vliegen.
.De Heeiv/e Reaumur , heeft dit mannelyk deel
onder het lichaam , naby deszelfs zamenvoe-
ging met het bovenfchild ontdekt, dat is te
zeggen aan de eerde ringen, Hy heeft meede
tot de verfcheide handelwyzen waargenomen
die de paaring van deze vliegen voorgaan,
waar van de byzonderheden door de Heer
■ Homberg befchre.even zy::. ( Zie de Memorierit,
pan de Franfcbe Akademie der Weten-
(Happen van Parys , . van het Jaar x 699. )
Dezen fchryver, met de. vreemde paring der
Juffers te befchryven, die, zoo hy zecht, te
gelyk van béide Sexe zyn , en die ’er te gelyk
de beide werkingen van doen, leert" ons,
hoe vruchtbaar, en onuitputtelyk de Natuur
dn uitvindingen is , om tot haare oogmerken
te geraken.
De Juffers zyn zeer levendige infeélen ; de .
kleuren met welke zy verzien z y n , dienen
•om het heerfebende kenmerk der Sexe te on-
derfcheiden •: de kleinfle zyn gemeenelyk de
mannetjes; die geene , welke de weiden be-
woonen,ën zich door haare fchoone blaauwe •
kleur doen opmerken , paaren zich met de
Juffers van een groenachtige goudkleur, en
met de andere die alleen graauwachtig zyn.
De ' eg§en haare eijeren in troileii, I. Deel.
aaneen gekleeft; zomtyds leggen zy hen mede
, een voor een.
J U F F E R . Dit is een kleine vifch , die
met Hekels o f doornen gewapent is , welke
men in de Oofl-Indiën vangt. Men heeft hem
den naam van Juffer.gegeéven , om dat zyn
v e l , met dwarsloopende flreepen , .van de
fchoonlle en levendigfle kleuren verziert is.
In eenige is den buik geel, de rug met roode,
en de. zyden met blaauwe flreepen verziert;
andere van het zelfde foort,. hebben een roode
kop , en een blaauwe. bek ; ’ het lichaam
met violette , en zomtyds witachtige.en.met
Zwart gemengde vlakken gefpikkelt: de doornen
van dezen vifch komen uit zynen Haart
■ en vinnen voort.
Men geeft meede den naam van ivanfchapen
Juffe r, aan den H ame r v i s ch . Zie dit
ivoort.
J U J U B E N B O O M , Zizypbus. Dit is
een boom die de Arabieren en hedendaagfche
Grieken aankweeken ; en die thans zeer gemeen.
is in Languedoc , en byzonder in Provence,
en op de Hieres Eilanden by Toulon.
Hy heeft de groote vair een olyfboom, en is
bochtig; zyne fchors is rauw , knobbelig en
met barften vervult; zyne takken zyn wyd-
uitgefpreid , öngelyk , en met. zeer Hevige
doornen bezet: zyne bladeren zyn beurtelings
geplaatH, langwerpig,een weinig hard,blinkende,
met drie zenuwen dooradert , en aan
de randen getant: de bloemen koomen uit den
fchoot der bladeren, twee aan twee , o f vier
aan vier voort ; zy zyn roosvvys : haare kelk
beflaat uit een Huk , en is , in v y f deelen in-
gefneeden , uit welke zich een flamper verheft,
die zich in een langwerpige vracht verändert
, die de groote en gedaante van een
e ly f'h e e ft, eerfl is zy groenachtig, vervolgens
werd zy geelachtig , en eindelyk rood ;
het vliesje heeft deze kleur maar alleen. Deze
vrucht bevat een witachtig, zacht en fpons-
achtig vleefch , dat een zoeten en wynachti-
ge fmaak heeft: in het midden van deze vracht
heeft men een langwerpige en zeer harde pit,
die twee lïnswyze amandelen bevat, waar van
de eene veeltyds verdroogt is.
Men zamelt deze vruchten , die men Juju-
ben noemt, als zy ryp z yn ., in ; wanneer
zy noch verfch zyn , dienen zy tot een gemeenzaam
en aangenaam voedzel aan de Vo lken
in welkers land zy waflehen. Men fpreid
haar op horden en matten in de zon u i t , tot
V v v dat