
g en , maar dit is een der grofïte dwalingen.
De Natuur, die niets te vergeeffch d o é t, heeft
geen melk in de prammen aer dieren geplaatft
die fchadelyk aan hunne jongen is. Het is ,
in'tegendeel,' beweezen , dat wanneer dezelve
geheel goor is , zy de jongen alsdan purgeert
, en hen van het 1neco'nium ontlaft, ’ t
geen zy anders niet als met hevige fmerten,
en fnydingen , in de ingewanden , kwyt raken
.W
anneer de Lammeren eérft gebooreri zyn
moet men hen afzondcrlyk met hunne moeders
, geduurende de drie o f vier eerlte dagen
<>pfluiten , op dat zy haar zouden leeren kennen
, en de moeder haafe krachten , zonder
toevallen , weeder zou konnen bekoomen.
Men voed deze laatfte met goed hooi en zemelen
, en geeft haar water te drinken , in
welk tarwe meel gemengt is.
' Zoo ras de Schapen herflelt zyn , laat men
hen in-de velden weide ; maar men houd de
Lammeren te rug, welke men in een affchut-
zel van de f ta l, opfluit; uit welk men hen
alleen des morgens laat koomen , om hunne
moeders te zuigen , voor dat deze naar de
weide gaan, en des avonds wanneer zy te rug
koomen; dus zuigen de Lammeren niet meer
als twee maal in de vier en twintig uuren; en
wanneer zy in Haat zyn om te konnen eeten,
zoo geeft men hen een weinig h o o i, om hen
werk te verfchaffen > en te beletten , dat zy
niet bleetèn , terwyl de ouden in de weiden
zyn.
Men kan hen echter een voedzel geeven',
dat meer overeenkomfl: met dat geene heeft,
’ t welk zy van hunne moeders bekoomen ;
dit beftaat in koeijen o f geiten melk, waar in
men gekookte erweeten o f boonen doet: men
gewent hen langzaamerhand aan dit voedzel,
met hen de vinger in den bek te fteeken, terwy
l men hen met de neus in de melk houd,
op dat z y zich zouden verbeelden aan de pram
•te zuigen : het is een bewys dat dit voedzel
nuttig voor hen is , om dat zy ’ er binnen weinig
tyd , vet door worden.
De mannetjes Lammeren , moeten in den
ouderdom van v y f o f zes maanden gefneeden
worden, anders werden zy Rammen, die alleen
nuttig zyn , om het foort te vermeenig-
vuldigen , en waar van drie o f vier genoeg,
onder een groote kudde zyn. ■ Hie toe opent
men hen de balzak met een fnydent werktuig,
en maakt ’er de ballen van los , hier na fnyd
men , een duim 'breed boven dezelve , .de
Arengen a f , aan welke z y vaftgehccht z yn ,
en die ’er het voedzel, en het zaadvocht, in
brengen. Men heeft tot een gewoonte , om
de ballen aftebinden, en te wachten tot dat
zy van zich zelve afvallen; o f om, na dat men
ze afgefneden heeft, de vaten toétebinden,
om een bloedstorting voortekomen die meer
heilzaamheit heeft als te vreezen i s ; maar
men is thans van deze dwaling te rug gekomen,
zedert dat men ondervonden heeft dat
het zamenbinden. van de llrengen der zaadballen
, zeer zwaare toevallen veroorzaakt, en dat
de bloedvaten welke door deze deelpn loopen
zoo klein zyn , dat de bloedftorting welke
z y veroorzaken, niet anders als heilzaam is
met de zwaare ontftekingen te beletten.
Wanneer de lammeren eerft gefneeden zyn
moet men hen geen verhittent voedzel geeven,
gelyk alle de foorten van graanen zyn
met welke men hen v o ed ; zemelen en een
weinig gekapt hooi is hen genoeg. Men geeft
hen dit voedzel tot dat zy beginnen te huppelen
, het geen men gewoonelyk twee dagen
hierna bemerkt, w an n e e r# lubbing op die
wyze gedaan is als w y gezecht hebben.
Men moet de Lammeren niet.voör het einde
van April in de weiden brengen, en hen
niet voor half Mey fpeenen.
De jonge Lammeren werden zomtyds door
de koorts aangetafb ; men pryft hier tegens
aan om hen de melk van hunne moeders met
zoo veel water gemengt te laaten .drinken,
• Z y krygen mede noch een foort van fchorft-
heit aan"de kin, en kleine zweertjes.aan de
tong en het gehêmelte, welke hen zeer veel
ongemak £00 wel in het eeten als in het zuigen
veroorzaaken’. Men raad in dit geval om
de zieke deelen met gelyke deelen van zeezout
en yzop te wryven, welke .tmen in een
mortier met een weinig azyn te zaameii
ftampt. . ; J4 r »
Hoe veel nut trekt men van dit tamme dier
niet, dat, om dus te fpreken, zyn beftaan
alleen aan deii menfch verfchuldigt is , die
h e t‘voor alle zyne vyanden heeft weeren te
befchermen, voor welkers aanvallen het door
zyne zwakheit blootgeftelt was !
De vellen der Lammeren, met de wol bereid
zynde, verfchaffen een uitmuntent bontwerk,
dat men Lammertjes Boni noemt. Wanneer’er
de wol afgefchöoren is , en zy door
de leertouwers bereid zyn, dienen zy totyer-
fchillende zaken, als omhandfchoenen , enz.
te maken.
Zedert dat men in Vrankeryk beter de belangen
van den Koophandel in manufa&uuren
begréepen heeft, zoo heeft men aan zekere
tyden van het jaar en aan zekere plaat^eh,
dé
de vryheit bepaalt om Lammeren te moogen
dooden , fchoon derzelver vellen van zoo
veel. nut tot de bontwerken zyn.
. Men gebruikt derzelver wol tot allerlei
foorten van ftoffen, mutzen , kouflen, hoeden,
enz.
Men heeft in onze geweften noch niet konnen
flagen om zulke fchdpne Lammeren vachten
yte bekomen, als die geene, welke de Lombard
ifche , Perziaanfche en Tartarifche Lammeren
verfchaffen. In Rusland fchat men de
vachten van de Perziaanfche Lammeren hoo-
ger als die van de.Tartarifche: zyzyn graauw,
en hebben een korter en fchooner wol. De
vachten der, Tartarifche Lammeren zyn met
een zwarte, fierk gekroesde, korte, zachte,
en glansryke wol bezet.
Het oyerige van de Hiftorie van dit zoo
nuttig dier kan men op het woord Ram vinden.
L A M A N D A , o f K O N IN G D E R
S L A N G E N , Men geeft dezen naam aan
een by uitftek fchopne flang van het Eiland
Java, die zeven o f acht voeten lang en middelmatig
dik is. Dit dier heeft fraaije fchubben
, welke met vlakken van zulke luifterryke
kleuren verfiert, en die met zoo veel konft
gefchikt z yn , dat de fchilderkonft nooit alle
de fchoonheden van de oorfpronkelyke heeft
konnen nabootzen. De kop van de Lamanda
heeft een welgevormde lengte ; haar voorhooft
is afchverwig, en met fchubben welke
de gedaante wan een fchuinze ruit hebben,
bedekt, ieder dezer is met een kruis van een
hooge roode kleur verfiert. Van haare oogen,
welke levendig en glansryk zyn , tot aan den
\nek, ziet men langs de opper- en onderkaak,
een gemarmerde bruine ftreep al kronkelende
voortloppen: het achterfte gedeelte van den
kop is zeer bevallig gevlakt : haaren bek is
geheel met fcherpe en kromme tanden bezet:
het opperfte gedeelte van haarlichaam is by
uitnementheit fchoon^ men befchouwt ’er
vooral met verwondering' wapenfchilden en
koonen op welke verfchillende gedaantens
hebben en op verfcheide wyze door een gevlochten
zyn. Haare fchubben welke een
fchuinfe ruit vormen, zyn met verfchillende
kleuren gefpjkkelt; haaren ftaart is met een
fchoone roosverwige vlak verfiert: .omtrent
de opening van den aars, l^efpeurt men inwendig
een dikte die naar een zaadbal gelykt.
De dwarsloopende fchubben hebben een Ifa-
bella kleur, en zyn hier en daar met vlakken
I. D e e l ,
van een groote fchoonheit verfiert: men wil
dat deze flang byna alleen van vogelen leeft.
L A M B I S : dit is , volgens Labat, een
foort van Zee-huisjesflak van Amerika, welkers
geheele lichaam niets anders als een beuling
fchynt te zyn, die in een punt eindigt,
en aan de andere zyde een wyde en ronde
mond heeft, uit welke een vlies voortkoomt
dat het dier dient om zyn voedzel te bekomen,
en om zich voorttefleepen , zoo wel
op dén bodem der zee, als op de banken en
fcranden alwaar men het gewoonelyk vind.
Het vleefch van deze flak is wit en valt; hoe
grooter zy is , hoe moeijelyker zy te kooken
en te verteeren is : echter is zy altoos vet en
welfmakende.
De fchelpen van dit dier, die de gedaante
van deszelfs lichaam hebben, en met een o f
twee reijen ftompe punten bezet zyn , werden
gezocht in dit land; zy dienen tot jachthoorns
aan verfcheide Wilde Volken: men
bereid ’er een uitmuntende kalk van , die
door verloop van tyd, met rivierzand gemengt
zynde, de hardheit van het marmer verkrygt.
Deze fchelp heeft alleen dit gebrek, dat zy
moeijelyker tot kalk te branden is , als het
grootfte gedeelte der andere fchelpen welke
men op de Amerikaanfche Eilanden hier toe
gebruikt.
Men vint eenige.van dit foort van fchelpen
van een verbazende dikte, men heeft’er welke
meer als twaalf ponden weegen. Niet alleen
zyn de uitwendige kleuren van deze fchelp
bevallig, maar men kan niets fchoonder,
gladder , noch glansryker als het verglaaft
van het inwendige gedeelte zien.
De Lambis van verfcheide Schelpkenners,
is een Rotshoorn. Zie dit woord.
L A M B O U R D E : in Parys geeven de
Steenhouwers dezen naam aan een zeer zachte
kalkachtige fteen, welke men in den omtrek
van deze hoofdlad vind.
L A M I N C O U A R D , dit is een boom
van Guyana; hy heeft een middelmatige groo-
te 5 zyn hout is zomtyds geheel'‘doorluchtig.
Het is zeer goed om ftokken o f mikken te
maken welke men in- de aarde flaat: men
maakt ’er dit gebruik op Caijenne van, by
gebrek van ander.
L A M M E R K E N S O O R E N , zU
A lg o ede. '
M m m m L A M -