
416 H A F T . H A F T .
flooeen , en rechtlynig met de ftrekking van
haaren ftand , gêlyk zulks het grootfte gedeelte
der Nachtvlinders doen. Het lichaam
van deze vliegen is langwerpig , en uit tien
ringen zamen geftelt; uit de laatfte koptnt
een ftaart voort, welke langer als het dier is,
en uit twee o f drie by uitftek breukige draadjes
zamen geftelt word. Deze vliegen houden
zich door middel van de drie takken van
dezen ftaart, op het water , welke z y zoö
behendig weten uit te ftrekken, dat de andere
deelen buiten het water uitkoomnn , zonder
nat te worden.
Deze infecten leeven , voor dat zy zich in
den ftaat van vliegen vertoonen, een, twee,
o f drie jaaren in het water, onder de gedaante
van een worm, en vervolgens van een popje.
, Z ie P op je . Z oö men hen in deze ver-
fchillende ftaaten befchouwt, zoo is hunne
leeftyd lang, in vergelyking van de gewoone
Jyftyd der infedten. Men befpeurt geen on-
derfcheid tuflchen den worm , en het popje,
als alleen dat dit de fcheden der vleugelen op
het borftftuk heeft. Beide hebben z y zes
p ooten, welke aan het borftftuk vaftge-
hecht zyn ; hunnen kop is eenigzins driehoek
ig , en platachtig; hunnen mond is met tanden
bezet; hun achterfte gedeelte heeft, even
als in hunnen ftaat van Vlieg , drie draaden,
welke ieder aan twee zyden met hoordzels
van hairen bezet zyn en welke dit ïnfeét
waarfchynelyk van nut zyn , wanneer het
zwemt. Wanneer men deze infedten met óp-
lettenheit befchouwt, befpeurt men ter we-
derzyden langs hun lichaam, een foort van
kleine kwaften , welke een zeer .fnelle be-
weeging hebben ; z y verfchillen in de byzon-
dere foorten van.gedaante,men heeft’ er welke
riemen van galeyen gelyken. Deze deelen
zyn , volgens het naauwkeurig onderzoek
van den Heer de Reaumur, de kieuwen welke
tot de ademhaling, van dit iniedt dienen,,
’ t geen hier door in zekervoegeh een foort
van vifch is.
Deze infedten welke zich in vliegen moeten
veranderen , zwemmen zeer zeldzaam ;
maar vermits deeze hoofdftof hen volftrekt
noodzakelyk is , zoo maaken Zy in de aarde
welke van een fiymachtige zelfftandigheit is ,
kleine holletjes , aan de oevers der rieveren.
Wanneer het water van de Seine en Marne
gezakt is , zoo ziet men in de oevers dezer
rivieren, tot twee en drie voeten boven het
oppervlak van het water, de aarde geheel met
kleine gaatjes doorboort , welkers öpening
omtrent twee o f drie lynen,middellyn beftaat.'
Deze openiagen zyn ledig , de infedten hebben
dezelve verlaten, wanneer het water hen
begaf, en ’ér andere lager in de aarde gegraa-
ven , welke door het water befpoelt word.
Deze holletjes welke tot woonplaatzen voor
deze infedten verftrekken , zyn horizontaal
uitgegraaven ; zy hebben twee openingen ,
welke ter zyden van elkanderen geplaatftzyn,
in diervoegen, dat de holligheit van het holletje
naar een omgebogeh buis gelykt; het
infedt gaat door de eene opening in, en door
de andere weder u i t ; en maakt deszelfs wyt-
te evenreedig naar zyne verfchillende ftaaten
van aangroeijing. De geftalte verwiiTeling
van deze popjes in vliegen, gefchiet zeer ge-
makkelyk ; zomtyds voeren z y hét afgelegde
vliesje van haaren ftaat van popje noch met
zich , ’t geen aan haaren ftaart blyft han-
gen. - '
In ieder land , verfchynt den Haft alle jaaren
met een foort van regelmatigheit; edoch
het duurt niet langer als een zeeker getal ach-,
ter een volgende dagen , dat zy de lucht in
den omtrek der rivieren vervullen ; eindelyk
is dit noch maar op een zeker uur van ieder
ren dach , dat de eerfte uit het water beging
nen voort te koomen , om bewoonders der
lucht te worden. Dit uur is het zelfde niet
voor de verfchillende foorten van deze in-
fecten ; die van den Rhyn , de'Maas , enz.
beginnen omtrent twee uuren voor de ondergang
der zon te vliegen. De wakkerfte Van
die der Seine en Marne , verheffen zich in
de lucht n ie t, voor dat de zon aan den gezichteinder
genadert is ; en na haaren ondergang
, begint de meenigte van deeze vliegen,
wolken te vormen. Z y verfpreiden zich in
een oogenblik aan alle zyden : zoo men een
ontftoken fakkel in de hand houd , zoo koomen
zy ’er van alle zyden naar toe , en vliegen
’er kringswys in alle richtingen om.
Het is zeldzaam voorSt. Jan , dat de Haft
zich in troepen vertoont, in de landen welke
kouder als Vrankryk zyn , en het is omtrent
half Auguftus, dat men ze in den omtrek van
Parys ziet. De Viffchers weeten by ondervinding
de tyden , in welke de Haft zich op
een rivier Vertoonen moet. Meer o f min,
■ koude of.warmte, hooger of,laager.water,
en andere omftandigheden , konnen, in een
jaar, den Haft-vroeger o f later doen verfchy-
nen.
Deze vliegen, welke byna alle op de zelfde
tyd uit de popjes vooftkoomen , hebben
maar een oogenblik om te leven : maar dit
oogenblik is genoeg om het oogmerk te vervul
H A F T , HAGEL.
’vullen tot welk zy gefchikt zyn , dat is te
-zeggen, om hun geflacht te vereeuwigen.
Naauwelyks zyn de wyfjes gebooren , o f zy
zyn in ftaat om te leggen , en leggen inder-
daat. Eenige Natuurkundigen .hebben gedacht,
dat het mannetje de. eijeren vruchtbaar
maakt , gelyk de viffchen , een oogenblik
na dat zy gelecht zyn ; maar dé Heer de
Reaumur denkt dat de mannetjes met de wyfjes
paar-eh.
Het is waar , dat deze paaring naauwelyks
door den Waarnemer kan bemerkt worden;
want, -vermits de leeftyd van deze vliegen de
kortfte is van allé bekende dieren , zoo is
haare paaring waarfchynelyk de kortfte van
alle, en veel korter als die der vogelen,welkers
duuring zoo gering is. Het is aan het
water der rivieren , dat het grootfte gedeelte
van den" Haft zyne éijeren toevertrouwt; andere
laaten hen aan de lichaamen vaftgehecht
op welke zy zich'.zetten, o f op welke zy vallen
, zoo fterk dringt hen de noodzak-elykheit
om ’er zich van te ontlaften.
Men heeft onder’ de infedten geen wyfjes
welke zoo veel eijeren leggen , als die van
den Haft. In eén oogenblik, ziet men uit
haar achterïyf een meenigte eijeren te voor-
fchyn koomen, welke in troffen by een gefchikt
zyn ,. en waar van de kernen aan een
kleven. Ieder dezer troffen bevat meer als
drie honden en vyftig eijeren ; dus lecht een
wy fje in een zeer korten tyd , zeven o f acht
honden eijeren. Deze eijertroffen zyn zoo
ras uit het lichaam der moeder niet voortge-
koomen., o f zy zinken op den grond van het
water; uit die geene van.deze eijeren , welke
de verflindzucht der viffchen ontfnappen,
koomen kleine wormen voort, welke zich in
veiligheit in de oevers der rivieren ftellen,
in de gaaten welke zy zich hier vervaardigen.
"
Den Haft is zoo meenigvuldig En zekere
jaaren , dat zoo ras het oogenblik van hunnen
leeftyd voorby is , zy by wyze van een
dichte fneeuw nedervallen; de oppervlakte
van het water werd ’ er door bedekt ; de aarde
aan den oever der rivieren fchynt ’er mede
bezaait, alwaar zy op een gehoopt zyn,
en een laag van een verbazende dikte,uitmaa-
ken. De Viffchers befchouwen den Haft als
een manna dat de viffchen tot voedzel ver-
ftrekt, en zy willen dat dit manna niet langer
als drie dagen valt. Het is inderdaat waar,
dat. deze infedten zich niet langer als drie dagen
achter elkanderen in grooten overvloed
I. . D e e l ,
417
vertoonen , en dit zêldzaame fchouwfpel
duurt iederen dach maar een halfuur.
De Haft o f Vliegen van een dach, welke
echter verfcheide dagen leven , vertoonen
een byzonderheid, welke -men in geen dézer
Vliegen,van de andere foorten opmerkt,nóch
zelfs in geen foort van andere gevleugelde
infedten; deze beftaat hier in, dat zy in hunnen
ftaat van Vliegen , zich noch van een
omkleedzel ontdoën moeten.' Hierom ziet
men dit foort van Vliegen zich aan een muur'
o f boom vafthechten : zy blyven zomtyds
meer als vier en twintig uuren in dezen ftand,
fipt dat zy hun omkleedzel, uittrekken kor.-
nen.
H A G E L , Grande • dit zyn regen droppen
, welke door de koude verdikt en gekri-
ftallifeert worden, met door de middel lucht-
ftreek door te gaan voor dat zy op de aarde
nedervallen» De Hagel beftaat' uit kriftallen
van verfchillende groote en gedaantens : men
ziet ’er die uit kleine korlen beftaan , welke
een gelyke hartheit hebben, en naar y s , gelyken
, en byna altoos hoekig zyn ; andere
zyn aan eene zyde. half doorfchynende, hol,
en'bevatten een kern; aan de andere zyde
zynze meelachtig , even als o f het verdikte
fneeuw was ; anderen Hagel beftaat eindelyk
uit kegelvormige o f pyramidale korlen, E e nige
jaaren geleden viel ’er in P e r ig o rdH a gel,
in gedaante van ftukken y s , welke groo-
ter als een vuift waaren, en meer als een pond
zwaarte4 iadden,
De Hagel behoud niet lang zyne gedaante
en vaftheit : hy word ftraks in vocht opgeloft
wanneer hy op de aarde is nedergekoomen ,
welkers gefteltheid veel verfchilt van die der
luchtftr eek uit welke hy neder valt. Dit belet
echter n ie t, dat de verwoeftihgen welke
hy op de aarde aanrecht, niet zeer aanmerke-
lyk zyn , en des te nadeliger, om dat men
geen middelen heeft om dezelve voor te koomen
, o f te herftellen. Wanneer de Hagel-
fteenen eenigzins groot zyn , zoo vernielen
zy alles wat zy ontmoeten ; zy werpen den
oogft om, verbreken zelfs de halmen van het
graan , fcheuren de takken van de hoornen,
en de vruchten en bladeren; af; verbreeken
de/glazen der wooningen , doen de vogelen
ter aarde ftorten , verpletten zelfs de men-
fchen en dieren , welke zich op het veld bevinden:
men heeft Hagelbuijen gezien, welke
op een maal den oogft van verfcheide jaaren
vernielden. Hierom roeijen verftandige
Ggg- ‘Land