78 B A L S EM . BA LSEM-A P PE L.
ftukken los ; de andere rollen door een foort
yan veerkracht om , en het zaad werd in het
ronde verfpreid; dus fchynen alle de deelen
van deze vrucht als fpringvederen zamenge-
ftelt te z yn , die door de rypheit o f aanraking
pntfpannen worden. Dit is. een der
middelen van welke de Natuur zich bedient
om het zaad van zommige planten te zaaijen.
B A L S E M , Balfamunu Men noemde
dus voormaals den boom uit welke den Bah
fem v lo e it , en in het Latyn Opobalfamum
genaamt wort, welkers hiftorie men op het
woort Ba l s e m va-n J u d a zien k an , als
mede de befchryving van den boom uit welke
dit balfemaehtig en harftachtig vocht
vloeit. Men noemt dezen boom in ’ t Latyn,
Balfbmum verum. Tegenswoordig is dit
woort Balfem een. geflachtwport geworden,
•onder welk men niet alleen den •.Balfem van
ffuda, de Opobalfamum, die uit den Balfem-
boöm vloeit; maar alle de harftachtige bal-
fémaehtige zappen verftaat, ’ t zy^gedroogde ,
’ t z y vloeibaare, doch die dóórgaans alleen
zacht ó f een dikke vloëiftof z y n , en in reuk
©f krachten de Balfem van Juda evenaaren.
Zoodanige zyn d e Broziltaanfcbe, de To/u-
tudanfehe, de Peruviaanfche -Balfernen, .enz.
Men verftaat mede onder den naam van Bah
fern, al de geeftige ‘vochten die door konft
gemaakt worden , welkers krachten wond-
heelende z y n , ‘en in wélke balfénfaehtige
vochten komen ; gelyk de wondheelenae
Balfem van Fiotaventi en änderen., van welke
men de wyze dm dezelve te bereiden, j in
Bet grootfte gedeelte van die boeken vint
welke men Apotheken noemt, De Kwakzalvers
verzuimen niet om hunne'geneesmiddelen
met den naam van Balfem te vertieren,
aan welke het denkbeelt van een uitmuntent
geneesmiddel verknocht'is.
B A L S E M-A P P E L , Momvrdica. Deze
plant, die men mede mannetjès o f kruipende
Balfamina noemt, is van eengeheel ander foört
als degemeene Balfamina. Zie B a l s a m in a .
De Balfem-appel werd in _ de tuinen -aangekweekt
: zy groeit veel weliger-in Italië
en andere warme -landen, als in Duitfchland
en Engeland, alwaar z y niét voor de maand
Augiiftus b lo e it, en alwaar haare vrucht
zeldzaam-en met moeite tot rypheit koomt.
D e wortel van deze plant is klein , vezelachtig,
en duurt niet langer als zes maanden
fti de aarde : zy fehlet dunne , rankswyze
fteelen , die drie voeten h o og, hoekig en
B A L S E M B O O M .
gegroeft zyn , en door middel van deklau-
wiertjes die zy by ieder blad uitfehieten r
hechten z y zich als met zoo veel handen, aap
de ftokken o f ftaken die men by dezelve in
de aarde fteekt om haar te onderfteunen.
Haare bladeren hebben ‘ veel overeenkomft
met die der wynftokken; maar z y zyn veel
kleinder, dieper ingefneden, van een aan- (
genaam groen, en glad, en hebben eenigzins
een bittere en fcherpe fmaak. De bloemen
komen uit den fchoot der bladeren voort:
z y z y holachtig, -in y y f deelen gefcheiden,
en witachtig geel. Öp de bloemen volgen
langwerpige vruchten-, gerond op de wyze
der konk-ommers, meer o f min omtrent het
niiddelfte .gedeelte uitgezet, z y worden rood-.
achtig geel wanneer zy rypen, on haare oppervlakte
-is met -doornachtige knobbeltjes
bezet. Deze vruchten zyn niet vleezig: zy
openen -zich z e lfs , als door een foort van
Ipring'veder, en vertonnen dan een holligheit
die een meenigte zaden bevat, die de groote
van pompoen-zaden hebben , zy zyn lang»
werpig, roodachtig bruin, eenigzins. getant,
en met een vlies ómwonden.
Deze vrucht, die men Balfem-appel noemt,
is zeer wondheelent en pynftillent: men bereid
’er een uitmuntende balfem u i t , met
dezelve-in olyfblie aftetrekken;, welke men
in een waterbad o f in de zonneftralen plaatft:
dit is een goed middel voor de -kwetzingen
der peezen, ambeyen, de. klooven der tepels,
de-uitzakking-van den endeldarm. Deze
balfem als -een fmeerzalve o f byinfp,uiting
gebruikt, is-eén-uitmuntent verzaéhtent middel
voor-de vrouwen die verzweeringen in
de lyfmoeder o f derzelver fcheede hebben-:
hy bevordert-de moeijelyke haringen , en
maakt dezelve gemakkelyk.
B A L SEM BO OM ,.zie Balsem van Juda.
B A L S E M B O O M , dus door de In-
woonders van de -Antillifche Eilanden genaamt.
Deze heefter brengt bladeren voort die
naar die'van &?/fyigelyken, maar veel'dikker:
meelachtiger en zonder reuk z yn : men ziet
op deze bladeren tien o f twaalf ruuwe zaden.
Wanneer men de bladen affeheurt,
vloeit ’ er uit hunne fteClen eenige droppen
geelaehtig vocht.-, dat geen reuk heeft,, efi
eenigzins; bitter en zamentrekkende is. Meh
bewaart dit vocht.'zorgvuldigin vleflchén, en
gebruikt het zelve gelyk den Balfem van Peru
voor de wonden; het verfchilt weinig van den
zelven als in den reuk die het zelve ontbreekt.
B A L -
BA LS J& KR .U ID . BA-LSEMNOOT.
B A L S E M K R U I D , M e n t e ,
-Kr u i s e n M u n t , Menthe, Men heeft
•een groot getal foarten van Menthe die
-alle.- dezelve krachten bezitten. Het foort
,dat men in de tuinen aankweekt, welkers
bladeren, men onder de Saladé mengt, heeft
een zeer aangename reuk. Deszelfs balfem-
achtige- krachten-heeft het de naam van Bah
femkruid doen verkrygen.
Deze plant fchiet ftelen ter lengte van
een voet en hooger, vierkant, wolachtig
en roodachtig.. -D e onderfte bladen zyn, ge-
ront en. Haan tegen elkanderen over ; de
bovenfte zyn fpitzer: de bloemen hebben
een bek o f pypachtige gedaante , zyn klein
wit met purperachtige lfippen, en komen in
July en Auguftus tevoorfchyn.
Men laat de bladeren en bloemen van
;deze plant in olie 'aftrekken, aan welke zy
een balfemachtige kracht mededeelen, welke
dezelve nuttig voor alle wonden en kneuzingen
maakn alle de foorten van Menthe
zyn windbrekent,. maagverfterkent en nuttig
in de leverkwalen; maar men fchat het
Balfemkrwd hooger als de andere*
B A L S E M N O O T , een kleine noot
welke dan eens een langwerpige dan weder
een rondachtige o f driehoekige gedaante
h e e ft,. zy is', mét een witachtige , brofie
fchel bedekt, die een vry groote witachtige
pit o f amandel behelft: men brengt dezelve
uit Egypte*
Het is de vrucht van een boom die men
Glans uguentafia noemt, en van welke men
de afbeelding • in de Hortus Farnejianus ziet:
dezen boom, die Belon zecht dat naar een
Berkenboom g e ly k t, en welke hy- by een
befg in Arabie zag die men Pharagon noemt,
op den wech die van Cairo naar den Berg
Sinaï gaat: dezen boom brengt twee foorten
van bladeren voort, waar van de eene
enkelvoudig en de andere getakt zyn : de getakte
bladeren gelyken vry wel naar een kléin
bremtakje: deze takken van bladeren hebben
wéder andere kleinder aan derzelver begin.
Men trekt door uitperting, uit de amandelen
van de Balfemnoten, een dikke o lie,
en een andere wezentiyke olie die feherp
i s v a n welke de kracht van dezë nooten
afhangt, welke men zecht dat brakingen
verwecken en buikzuiverent zyn. Maar vermits
zy de maag ohtftellen en zelfs iets
fcrandents bezitten, zoo heeft men derzelver
gebruik onder ons atfgefchaft: men bedient
zich. alleen uitwendig; van den uitgeperileii
B A L S E M V A N J.UDJL 79
olie om de gebreken der hult te genezen.
De Reukwerkers fchatten den olie der
Balfemnooten ho og, vermits dezelve zeer
gefchikt is om den reuk uit de welriekende
bloemen te trekken , en om dat hy byna
nooit garHig wort en geen reuk bezit waar
door ny den reuk der bloemen verandert*
T o t dit einde plaatH men de bloemen by
laagen op een zeef van paarde hair, en op
deze bloemen vlokken kattoen die in dezen
olie nat gemaakt zyn* De olie trekt de fyne
geeft naar zich in welke de reuk van' de
bloem beftaat: men lecht deze kattoen weder
op nieuwe bloemen ; vervolgens drukt
men den olie uit het kattoen die den reuk van
den wezentlyken olie der planten behe-lft*
B A L S E M V A N A M E R I K A , o f
v a n K a r t h a g e n a , z k B a l s e m v an
T o lu *
B A L S E M V A N C O P A H U , zk
B r a z i l ia a n s c h e n B a l s e m .
B A L S E M V A N B R A Z I L I E N , z k
B r a z i l ia a n s c h e n B a l s em .
B A L S E M V A N E G Y P T E , z k
B a l s e m v a n Ju d a .
B A L S E M D E R M T J M I E N , zk
M u m ie n B a l s e m .
B A L S E M V A N G I L E A D , z / V
B a l s e m v a n J u d a .
B A L S E M V A N J U D A , , v a n
E g y p t e , v an G r o u t C a i r o , v a n
M e k k a , v an Sy r i ë , v a n G i l e a d ,
v a n : C o n s t a n t i nop e l e ; o f W I T T
E N B A L S E M , in ’t Latyn Opobalfa-
mum. Dit is een vloeibare harft, die geelachtig
wit is , een fcherpe fpeceryachtigen
fmaak heeft, en welkers reuk naar die van
de Citroenen zweemt., Vermits dit vocht
koftbaar is , vervalft men. het: dikwyls met
Kanadiaanfcben balfem en wezentlyke olie
van citroenen , o f met fyne terpentyn., o f andere
droogeryen : een bedriegery die men:
uit den reuk en fmaak ontdekken kan. Om
den nieuwen Witten■ balfem■ te beproeven ,
die altoos-, dë befte is , moet men den zelven
in water gieten : zoo. hy nieuw is , zal hy
boven dryven, fchoon men. de vïefeh hoog
houd in het uitgieten, en een vliesje op de-
oppervlakte v an. het. water vormen ,, welk
• za