
vangt, zyn , op veel na , noch zoo goed,
noch zoo malfch niet*
De zwarte Kabeljaauwen, Koolviflchen
genoemt , vint men in groot getal omtrent
de Noofdkaap ; en -men merkt op , dat
zy hunnen weg naar de Kuiten van Noorwee-
gen neemen, alwaar zy onder de naamen van
$cy, Graafcy , Hivifch, o f O/r, bekent zyn.
Men vangt ’er vooral een verbazende groote
meenigte in den tyd , in welke zy door de
Walviflchen vervolgt worden , die hen zom-
tyds zoo zeer in ’ t naauw brengen , dat zy
niet weeten, waar zich te redden, en zich op
hét ftrand werpen. Deze viflchen ftrekken
de armfte lieden tot voedzel, die deszelfs levér
zorgvuldig bewaaren , om ’er traan van
te kooken : ’ er is zelfs, zecht de Heer Ander
fon , een bevelfchrift, waar in de Kooplieden
van de Hanféé fteeden verboden word
om hunne bedienden met dezen vifch te voeden
, om deszelfs prys, tot nadeel der arme
lieden, niet te doen ryzen; naauwelyks kon-
nén de Viflchers van het Eiland Heiligland
’ er iets van te Hamburg , verkoopen.
De Engelfchen viflchen een groote-meenig-
te van een foort van Kabeljaauw , die zy ge-
.droogt en gezouten, door geheel Europa vervoeren.
De Hollanders maken van deze geen
werk ; maar zy word door de Inwoonders
van Weftphalen zeër'gezocht. De Indiaanen
.droogen hunne Kabeljaauwen in de zon ; zy
nqerneh dezelve Kair.
Bereidingen van de verfchiljende foorten van
Kabeljaauw, ■
De Yslanders weeten van de Kabeljaauw,
twee foorten van Stokvifch te bereiden, welke
op dit Eiland zoo goed en aangenaam is ,
•als èenige andere : de eerfte Stokvifch'is uit
Noorweegen gekoomen, en hedendaagfch
komt noch de grootfte meenigte uit dit land.
Men vint in verfcheide Schryvers«, een be-
fchryving van de wyze. op welke men deze
vifch vangt, bereid en droogt. De eerfte
fo o r t , die voor de befte gehouden word , is
de Flakvifch : men bereid dezelve op de volgende
wys. Wanneer .de Viflchers met hunne
vangft aan het land koomen , werpen zy
dezelve op het ftrand , alwaar de vrouwen
die hier op wachten, hen aanftorids het hoofd.
affnyden , en het ingewaqd uitdoen; eenige
mannen fnyden hen alsdan , aan de zyde van
den buik, lapgs den ruggraat open, de vrouwen
neemen ’er vervolgens de graat tot aan
dè derde wervel, beneden den navel u it, om
dat de vifch voornamentlyk onder dezen graad
eerft begint te verderven. Wanneer dit werk
volbracht is , dragen de vrouwen de koppen
op haaren rug w e g , welke hen tot voedzel
dienen.. Z y branden de graaten, bywyze van
h o u t, en de levers dienen om traan te kooken.
De mannen leggen deze viflchen vervolgens
op kleine hoopjes, naaften opelkan-
deren, zonder hen met eenig zout te beftrooi-
jen , en laaten hen omtrent een maand in dezen
ftaat; na dat den wind , meer o f min droog,
doordringent, en beftendig is. Z y maken ,
hier na , e.eh foort van vierkante banken van
keifteenen , die men op den oever v in t , op
welke zy de vifïchen fchikken om hen te doen
droogen ;• in diervoegen , dat den ftaart van
den eenen ter zyde van den buik van den anderen
lecht, en dat het vel van alle, naar boven
gekeert i s , om te beletten dat den regen
niet door dringt, ’ t geen de vifch zou doen
vlakken* Wanneer het fchoon weder, en de
wint Noorden is , zoo is de vifch in drie dagen
tot een genoegzame trap van droogte gekomen.
Wanneer hy naauwkeurig droog is ,
maakt men ’er ftapels ter hoogte van een huis
van, en men laat hen dus voor de onguurheit
van het weder blootgeftelt , tot dat men ze
aan de Deenfèhe Kooplieden verkoopt, welke.,
wannéér zy deze koopwaar ontvangen,
dezelve weder op een ftapelen , en haar in
dezen ftaat tot St. Jan laaten. Alsdan pakken
z y dezen vifch in verbazende groote vaten,
diezyin fchepen laaden, en die de inwoonders
naar Drontheini en Bergen voeren , ’t geen
de twee ftapelplaatzen van deze koopwaar
zyn , van waar men dezelve naar Europa
Voert.
De tweede foort van Stokvifch, die de Ys-
landèrs van den Kabeljaauw bereiden , voert
den naam van Heng-fifch, van het woort Hengen
, dat ophangen beteekent. Men bereid dezelve
eerft op de wyze van de Voorige;' als
alleen dat men hem in den rug open fftyd; en
na dat men ’er den ruggraat uitgenomen heeft,
maakt men ’er een fnéede, ter lengte van ze-
vên o f acht duimen in, om hen op te hangen:
men lecht hen vervolgens ter aarde , en ter-
wyl hy hier broed, recht men vier muurén van
kleine ftukjes rots op, die op een luchtige wys
op een geftapelt, en zonder eenige hechtkalk
gefchikt worden, om dat de wind ’er van alle
zyden door zou konnen fpeelen : men bedekt
dit werk met planken en aardzooden.
Wanneer dé vifch dus genoegzaam gebroed
h e e ft, neemt men dé aarde en planken weg,
en reigt hem door de openingen, aan ftaken,
die men naaft elkandercn in hutten, ophangt,
die van ftukjes van rotzen vervaardigt worden:
wanneer de vifch'eindelyk naauwkeurig
in de lucht gedroogt is , zo o-doet men ze van
de houten , en ftapelt hen gelyk de voorige ,
op hoopen.
Men befpeurt , zecht de Heer Anderfon,
een aanmerkel-yk onderfcheidtuflehende vifch
die op een ftrand gedroogt is , dat een overvloed
van keifteenen be v a t, en de vifch die
alleen op het zand gedroogt is ; de eerfte word
Veel vafter, witter en duurzamer, in plaats
dat die geene welke men by gebrek van ftée-
ncn , op de graaten lecht, die men uit den
mg fnyd, geel word , en zoo lang als de andere
niet duurt. Zoo een,zoo vettteen-groo-
te vifcji, die zoo onachtzaam zonder zout bereid
, en in de open lucht op een geftapelt
word,, zoo lang'zonder verderf b ly ft, dat
fchoon hy naar andere geweften gezonden
word , hy echter verfcheide jaaren kan bewaart
worden , zoo is het aan de doordringende
koude die in deze landen heerfcht,
yoornamendyk, inden tyd'in welke men dezen
vifch bereid, alsmeede aan de zuiverheid
van den Noordenwind , dat men ’er de oorzaak
van toefchryven moet. Behalven dit
beeft men in her jaargetyde in welk men dezen
vifch bereid geen groote vliegen', en den
reuk alleen verdryfr de muggen.
Op de Eilanden Weftmanoê , bereid men
de Kabeljaauwen op de Noorweegfche wyze
om ’ er een foort van Rothfchaer van te zamen
te. ftellen. Men fcheid den vifch geheel m
twee deelen, zoo dat hy maar alleen aan den
ftaart vereenigt is : vervolgens lecht men hen
ter aarde, waar na men ze iaat droogen , <re-
lyk w y gezecht hebben, uitgezonden, datde
.hutten niet bedekt zyn. Dit foort van ftok—
vifch werd voor het grootfte gedeelte in dit
land gegeeten, men bewaard echter de befte..
Rothfcnaer voor den koophandel, welke van
het foort van Kabeljaauw gemaakt word, die
men Dorfeh neemt. . Men noemt dit foort van
'Rothfchaer Zaart-fifch, ’ t geen malfche Vifch
betekent: men voert dezelve naar de Room-
'fche landen, alwaar hy in de Vaften zeer gezocht
word.
De Hollandfch e V f ybuiters hebben een' an-
dère Wyze om- den Kabeljaauw op de fchee—
pen te bereiden ; zy fnyden hem alleen het
frooft a f ,.; en na dat zy ’er het ingewand u itr
gedaan hebben, zoo leggen zy hen in tonnen 1
tuftchen lagen van grof'zout: zy noemen hem ;
alsdan Labberdaan.' D e Schotten en- Ieren -
noemen/dezeu vifcït /dés. bereid .zynde
herc}aan, naar den naam der plaats op welke
men hen eerft dus bereid heeft. De Labberdaan
ftrekt tot een gemeen voedzel voor de
Matroozen.
De Hollanders bereiden meede van de Kabel
jaauw, de KUpvifch, die dus na de kei. o f
rotsfteenen genoemt word, op welke menhem
droogte Om deze bereiding te verrichten
vervaardigen z y , op het ftrand, groote vierkante
houte kiften, die ieder v y f houdert Ka—
beljaauwen bevatten konnen. Z y kappen deze
viflchen eerft het hooft a f , en na dat zy
yer het ingewand en de groote graat uitgedaan-
hebben , zoo leggen zy hen op laagen itl deze
kiften , e,n laaten hen dus zeven o f acht
dagen broeden. Z y leggen hen vervolgens
onder houte perflen, die zy met een meenigte
fteenen beladen om hen plat te doen worden.
Na dat zy hen tien dagen hier onder
gelaten hebben , zoo fpreiden zy hen , een
•voor een aan den oever der zee ,• vry ver van *
het water , op lagen van keifteenen u it , die
door de baaren rond gemaakt zyn , alwaar zy"
hen door den wind, koude, en zonneftraalen-
laten droogen; zoo ras zy naauwkeurig droog
zyn , plaatzen zy hen op ftapels , met voorzorg
om hen naauwkeurig te bedekken-, om
te beletten , datde lucht o f vochtige winden-
’ér konnen indringen, en hen zacht doen worden.
Z y gebruiken dezelve voorzorgen, wanneer
zy hunnen vifch in de fchepen laden ;
want hoe meer hy bedekt en in de fchaduwe *
gehouden word , hoe langer hy goed b ly f t , .
mits hy eenmaal tot een bekwaame trap van
droogte‘ gébracht is. Het is. in de maand A u--
guftus, dat men de groote Kabeljaauwen-vangt,,
waar van men de Klipvifch bereid.
De Groene o f Witte Gezoute Vifch en Stok—-
vifch, werd van-dezelve foort van Vifch vervaardigt;
het onderfcheid der benaming koomt
alleen van de verfchillende wyze van-beréi- -
ding voort. De groene Kabeljaauw, die men
aanftorfds infcheept zoo-ras den vifch gefnee---
den is, zonder hem in tonnen te kuipen o f ’
met laagen zout in het fchip te -plaatzen , is
niets -anders als de gezoute Kabeljaauw, die -
onder den maain van Labberdaan bekent is. .
De gedroogde Kabeljaauw heeft veel over- -
eenkomft met.de Klipvifch, die, na dat hy
Bereid is , gelyk wy gezecht hebben, op tak—
-keboflehen , in de fchepen geftapelt word '
met welke men hem vervoert..
Uit hét voorgaande blykt datde groene Ka-
beljaauw; die men inParys Witte Kabeljaauw
noemt, door de Franfchen nergens anders als
op, de Banken, van Teixe-Neuf ge vangen word.