
5*4 IPENB: M i p e n b o o m : É T BR E ED E B L AD E R E R ..
maand February : men kan met een flapent
oog die lootten enten, „welke men het meefte
h em in to p die ge ene , waar van men het
minlte werk maakt... Deze boomen zyn zeer
gefchikt ’ om lultbosjes , wandellaahen-., en
groote wegen, te planten , die men Ipenbos-
lchen o f Ipenlaanen.noemt: onze Voorva-i
deren hadden gewoonelyk achter hunne .1 uithuizen
een Ipenbofchje , om hen fchaduwe ,
wand.elplaatz.en,. uitzichten , en het brandhout
en werkhout te verfchaffen dat zy nodig
hadden... De ipenboomen met kleine bladeren
zyn beeter tot heggen : in Italië , alwaar
men alleen iiooge wynltokken h e e ft,. plant
men. Ipenboomen om-.hen tegen op. te leiden
en te onderReunen : dit is het.gcene dat de
Latynen Uhnus marita genoemt.hebben; als
o f men zeide , Ipenbaom die aan denwynftok
gebuuwt is*
Men heeft weinig boomen welke met zoo
veel-gemak de verplantingjvederllaan als- den
Ipenbooin :. men kan hen met een .goeden
njiiiag verplanten , zelfs al zyn zy twintig
jaaren oud.. Men geeft voor,, dat de Ipen-
b.oom-=- door alle zyne deelën vermeenigtvul-
digt kan worden , en dat eenige lieden die
krullen .van . zyn hout in beploegde aarde gedolven
hadden, .een groote rneehigte van deze
boomen hebben zien. voortkomen. Bra~
dgley, die de waarheid, hier van niet ontkent,
zecht in zyne Natuurkundige waarnemingen
over de -HovenierskonR', dat men voorzeker
gevallen heeft in welke de knoppen,. de blar
deren, en zelfs de vezelaehtige wortelen van
de planten , gFoeijen en-nieuwe boomen vóórtbrengen.
Men .heeft de bladeren der Oranje-
boomen wortelen zien fchieten, takken, bladeren,,
bloemen en''vruchten voortbrengen,
met hen .tot op de helft in de aarde te planten:
men heeft dezelve, voortbrengzelen van
de thym-laauwriêr-gezien.... Laaten w y tot- dé.
jonge planten der Ipenboomen wederkeeren:
men plaatft dezelve vyftien o f twintig voeten
van elkanderen in gaten die zeer wyd en niet
diep zyn. Wanneer de Ipen twaalf jaaren
oud zyn, kan men ’ër de takken alle v y f jaaren.
af kappen, om ze tot takkeboflen by een
te binden-; in, den ouderdom van dertig jaaren
brengen- zy het dubbelt en zelfs meer voort,,
in evenredigheit van hunnen aanwafch, .en
zoo men een groot getal van deze boomen
h e e ft,, kapt men hen. regelmatig a£ Men
maakt gewoonelyk van het Ipenhout.fpë eken,-
aflen^.velgeu v gooten; pompen.; en die ge-
deeitens der.ichepen. welke:altoos, In.het water
zyn. Men. verkoopt .dit .liont gemeenelyk:
mep de ,fchprs omkleed.
Men heeft .opgemerkt dat het ,hout van de-
Ipenboomen .met .bree.de,.blader en ,,..en die
geen uitfpruitzels: aan. den Ram o f groote takken
uitgeven., hyna alzoo zacht, en teder is
als het hout van- den Nootenboqm: het andere
fp.ort van Ipenboomen met breede bladeren,
maar die veel takken uitfehiet, is geheel
met kwallen vervult: dit .werd het meeste
gezocht om fpeeken.van raderen te maken».
De fehors en bladeren van den Ipenboom
zyn met- een flymachtig en klevent fap ver-
vult ,, dat nuttig is om de wonden te doen fluiten
. Men ■ gebruikt het afkookzel van zyn e
bladeren tegen allerlei bloedRortingen: men-
vind zomtyds op de bladeren van de Ipen-
boomen zekere blaazen, die; zich Për groote
van een vu-iR uitzetten , en in gedaente naarde
truffels gelyken, zy bevatten een vocht in-,
welk men groenachtige pDntluizeiizietzwem—
men. Deeze blaazén, zecht Lemery, zyn
voortgekomen door de Reeken van een foort
van.muggen o f vliegen in d e lente, en die-
aan. het fap van de bladeren gelegentheit ge--
geeven hebben- om zich te verfpreiden; dé -
plantluizen die uit de ey-eren van deze muggen
zyn voortgekomen, zyn- als zoo veel maskers
welke nieuwe• muggen • bedekken; deze -
blaazen zyn fchadelyk aan den boom, maar.'
den balfem die zy bevatten is nuttig om ver-
fché wonden en kneuzingen te genezen: men
giet dezen natuurlyken balfem door een Ruk
lynwaat, om ’.er de plantluizen van aftefchei--
den. De boeren in Italië en Prove nee laaten.;
. i-n dit vocht .de knoppen van het St.JanskruicL
kooken; het- werd hier door . rood. en blyft
vërfcheide jaaren goed het' oudRe is het.:
beRe*.
I P E N B O O M M E T B R E E D E ' B L A - -
D E R E N ,"d it is eën foort van Ipenboom,
die men in Vrankryk T p e r ea u naar de Stad'
Iperen in Vlaanderen noemt,,alwaar zy zeer-
gemeen en by uitnementheit fchoon -zyn...
L o d ew y k XIV. .deet dezelve te Marly
planten, alwaar men ze noch'ziet. Eenige •
willen dat dit een foort van populier is... Zie
lp E NB 0-0 M én POPULIERBOOM.
I R I S V A N F L O R E N C E zié L i s e i i
VAN F LOREJNCE..
I T A L I A/A N S C H E K L A V E R S ; ,
zin..B ou r g o N.D/i e s c i i . H o.o i».
IT .A - -
ÏT A L : M AN T IS . IT A L : R A K E T T E .
I T A L I A A N S C H E M A N T I S ; Ita-
Jica, Manlis dicta, dit is een Infeft dat veel
o vereenkomft met de fprinkhanen heeft, maar
welkers lichaam veel dunner is. De mantis
heeft zeer lange beenen; hy buigt, lecht o f
vouwt zomtyds de voorfte te zamen, en neemt
als dan een rechten ftand aan: deze houding,
welke die geene nabootft die wy hebben wanneer
wy de handen te zamen leggen, is genoeg
geweeft, zecht de Heer de Reaümur,
om ’er een godsdienftig Infeét van te maken
, zie zyne Mem. Tom. I. pag. 19. Men
zecht dat het dus God aanbid; het gemeene
Volk in Provence noemt het zelfs Premie-
Dieu. . 6
Men ziet verfcheide foorten van Mantis in
het Kabinet van den tuin des Koninvs van
Vrankryk.
I T A L I A A N S G H E R A K E T T E ,
Refeda. Deeze plant fchiet ter hoogte van
een en een half voet op; haare fteelen zyn
gevoort, ho l, met bladeren bekleed die beur-
telingfch geplaatft zyn ; deze zyn ingefneden
en gegolft. Z y hebben een bitteren fmaak,
en maaken het blaauwe papier rood; haare
-takken onderfteunen airen welke met bloemen
op de wyze van een Bacchusftaf bezet
zyn; deze bloemen zyn uit verfcheide onregelmatige
bladeren en een meenigte helmftyl-
tjes zamengeftelt. Op deze bloemen volgen
vliesachtige en driehoekige zaadhuisjes: in de
maanden Juny, July en Auguftus bloeit deze
plant; men vint haar in de velden, langs de
wegen, en in de krytachtige gronden.
Deze Refeda, die geen reuk heeft, gelykt
in alles naar de kleine Refeda van Egypte
die een zeer lieffelyken reuk heeft. De Heer
d'AUbard vermoedende dat deze twee foorten
mogelyk niets anders als een verfcheiden-
heit van elkanderen waaren; en dat de tweede
meer reuk heeft om dat zy in warmer landen
wafcht: heeft dit onderzocht, met in' de
maand December het zaad. der welriekende
Refeda in potten te zaai jen die met verfchil-
lende aarde gevult waaren, en andete in potten
welke zandachtige aarde bevatten. Alle
de Refeda die in bereide o f tuinaarde gegroeit
was , heeft by uitnementheit welriekende
bloemen voortgebracht, in plaats dat dié'van
de Refeda die in het'zand gegroeit was in ’t
geheel geen reuk had. Dezen' reuk fchynt
dus pp het oogenblik van de eerfte uitfprui-
ting van het zaad bepaalt te worden; want
de Refeda die- beurtelingfch van het zand in
denaarde, en van de aarde in het zand ver-
J U D A S B O O M . gig
plant was, heeft noch reuk verkregen, noch
reuk verlooren. Men bevint dagelyks in de
hoedanigheden der peulvruchten welke in ver-
fchillende landen gegroeit zyn, het onder-
fcheid dat w y in den reuk van deze plant opmerken.
Men moet, zechtde Heer d'AUbard, noch
onderzoeken , o f de aankweeking en hoeda-
nigheit van de aarde den reuk aan de planten
wedergeven kan , welke van de kleine gemeene
Refeda voortkomen: dit is het geéne
hy zich zelven vöorgefchreven heeft om na
te fpooren, als mede om dezelve proefnemingen
op de andere planten te herhaalen welke
in het zelfde geval zyn. Het zou echter veel
aangenamer zyn zoo men Ragen kon om die
geene welke geen reuk hebben een lieffelyken
reuk te verfchaffen, o f ten ruinfte de weini-
.ge die zy bezitten te vermeerderen. Een zeker
getal proefnemingen die op ditonderwerp
gedaan wierden, zouden mogelyk eenig licht
over de oorzaak van de aangename o f onaangename
reuken der planten verfpreiden tonnen
, en de middelen aanwyzen waar door
men zich de eerfte zou können verfchaffen,
en de tweede in zyne planten vermeerderen.
Zie zyne Memorie in het eerfte deel van de
Memoriën welke aan de Franfcbe Akademie
der Wetenfcbappen van Parys aangeboden
zynv
Men fchat de Refeda verzachtende en op-
loifende; men bedient ’er zich uitwendig van
tegen de ontftoken gezwellen", welkers pyn
zy ftillen, en ontfteking verdryven.
J U D A S B O O M , Siïiquaflrum. Dezen
boom brengt bloemen voort welke naar die
der peulvruchten gelyken-, zy zvn bevallig,
purperachtig, en met verfcheide by elkande-
ren gefchikt: zy komen in de lente voort en
ontluiken voor de bladeren; op dezelve volgen
lange, zeer platte, vliesachtige, en purperachtige
peulen, die eironde zaaden behel-
zeh, welke grqo.ter als linzen, en hard zyn,
Zyne bladeren gelyken naar die van de Afa-
rum: zy zyn groot, van een vafte zelfftan-
digheit, en bevallige gedaante: zy worden
dóqr de infeéten niet befchadigt, Hy bloeit
in M e y ; en zyne bloemen bewaaren haare
fchoonheit byna drié weeleen. Dezen boom
doet een bevallige uitwerking inde lenteluft-
bofchjes. Zyn hout heeft een vry fchoone
kleur , is hard en breukig. Men lecht de
knoppen van zyne bloemen in azyn; zy hebben
echter weinig fmaak, en zyn vemeene-
lyk zeer hard ; deezen boom wertf livtelvk
T t t s door