
«van welke men zich in den omtr^k van Bres-
c ia, en Trente bedient, om de Yzer-Erts te
dmelten.
L O R K E N Z W A E , zie A g a r ik ,
L O T U S B O O M , Gratceguu Dit is
■ eeii boom die in de boüèhen groeit, en een
middelmatige groote heeft; hy bemint de diepe
gronden. Zyne bloemen zyn mosjes,
-welke in troffen by een gefchikt zyn. Zyne
vruchten zyn vlèezige beziën , die rondach-
•tig zyn , en in een navel eindigen: zy bevat-
ien twee langwerpige en kraakbeenige zaden.
De bladeren van den Lotus zyn groot, van
£en vafte zelfïïandigheit., en beurtelings op
de takken geplaatfl.
Men heeft een foort van Lotusboom , die
men in Vrankeryk , . Alouche de Bourgogne
jioemt , en die de fchoonheit van zyne bladeren
langen tyd behoudt de vruchten van de
Lotusboom lokt de vogelen in het kaphout :
zyne bloemen welke troswys vportkoomen ,
«doen een fraaije uitwerking in de lente* Vermits
deze boomen vry wel in de fchaduwe
'giOeijen-^' zoo zyn zy bekwaam om de tus-
ichenwydtens. in de boffchen van een middelmatige
groote te beplanten. De vrachten
van den Lotusboom zyn vry aangenaam om
te eeten, wanneer zy zagt zyn. Zyn houd is
zeer hard ; maar het heeft geen kleur : de
Molenmakers gebruiken het om fpillen en
Tpeeken der molen-raderen van te maken. De
Draaijers begeeren het meede : de Schryn-
werkers maken'’er het houtwerk van hunne
werktuigen van ; de jonge takken dienen om
■ fluiten en andere diergelyke fpeeltuigen te
maken. De vruchten van den .Lotusboom
kyn zamentrekkende.
L O W A , o f V I S S C H E R * Dit is
een foort van Water Rave , die de Chinee-
-zen tot de Vifchvangfl afrechten. Deze vogelen
vertrekken op een teken , dat met een
iiag van den riem , pp het water gegeeven
word , zy duikelen onder , en grypen den
vifch in het midden van het lichaam, en kée-
ren hier op, met hunnen prooi, naar de bark
weder* Men doet hén een ring om-het on-
•derfle gedeelte van den hals , waar door men
belet dat zy de viffchen niet doorzwelgen
konnen : men ze ch t, dat wanneer de vifch
te groot is , verfcheide van déze vogelen zich
te zamen voegen , en elkanderen onderfleu-
tten , de eene grypt hem by de kop , en een
andere by den ftaart, en zy brengen hem dij|
met gemak en getrouwhek in de bark van den
Viffcher*
L O X I A , dit is de vogel Crucifera. o f
Schaarbek der latere Schryvers* Zie K ruisbek*
L U A M B O N G O S . De Negers van
Congo geven dézen naam aan de W olven van
hun land. Zie W o l f *
L U C H T * De Lucht is die onzichtbare
vloeiflof welke wy gefladig inademen, 'en die
om ons , tot een zekere hoogte verfpreid ia.
Z y is een der aanmerkelykfte , en algemeen-
fee dryfveederen , welke men in de'Natuur
heeft, zoo wel voor de behoudenis van het
leeven der dieren , als tot de voortbrenging
van de gewichtigfle verfchynzelen welke op
de aarde gebeuren* Alle' deze wonderbaare
uitwerkzelen koomen van haare voörnaamfle
eigenfchappen v o o r t, . welke de Vloeibaar-
heiti Zwaarte en Veerkracht zyn: alle eigenfchappen,
welke door de Natuurkundige proeven
, op een onbetwiftbaare wyze aaiigetoont
worden*
Den aart van dit Werk , vordert , dat wy
maar alleen een geringe fchets van de ver-
.fchillende uitwerkzelen geeven, welke door
deze eigenfchappen voortgebracht worden..
Haare, zwaarte onderfteunt het Kwikzilver
in de buizen der baromeeters, doet het water
dn de pompen opryzen , veroorzaakt de uit-
vloeijing van de vochten door de hevels , en
doet de melk in den mond der kinderen vloei*
je n , welke zuigen.
Haare veerkracht belet, dat wy door haare
zwaarte niet verplet worden, welke zoo groot
is , dat een menfch gewoonelyk zes en twin-
: tig duizend ponden lucht ondérfchraagt. Z y
belaad zich , geduurende de inademing, met
.de dampen , welkers verblyf in het lichaam
fchadelyk is , en zy bevryd ’er ons door de
uitademing van. Z y is het grondbeginfel,
van het leeven en de dood* Zonder haar behulp
kan het vuur niet beilaan : zóó zy.niet
beflond, zou de fmaak, de reuk , en het gehoor
nuttelooze -zintuigen z yn , en de zaden
zouden in de ingewanden der aarde opgeflop-
ten blyven, zonder dat zy zich ontwonden.
De Lu'cht zet zich uit, en verdikt in evenredigheid
van het gewicht met welke zy beladen
is ; de hitte van het kokent water vermeerdert
haare veerkracht een-derde,gedeelte*
Het is deze veerkracht der zamengepak-
te lucht, en het water dat in dampen overgegaan
is , welke de ingewanden der aarde op-
heffen , en de aardbevingen veroOrzaaken ,
.welke zomtyds "geheele lteeden inzwelgen.
Z y belaad zich met een verbazent getal van
ongelykflachtige lichaamen , die. haaren aart
verderven , en die haar zoo meenigmaal fcha*
delyk voor de bezielde wezens maakt. De
lucht die met uitwaaffemingen overladen is ,
kan de omvloeijing van het bloed fluiten, en
die geene verflikken , welke haar inademen.
Men wil dat een groote meenigte-kaarffen.,
welke in een vertrek ontfloken zyn , haar
. veel van haare veerkracht doet verliezen; dit
■ kan voor een groot gedeelte het ongemak der
lieden van aanzien veroorzaken , dat men
Vapeurs, noemt. Het zou zeer nuttig zyn ,
dat men by. verfcheide gelegentheden , de
'lucht, door middel van een rookmolentje ,
ververfchten.
Men ademt, in onze fchouwfpeelen , na
verloop van zekere tyd , een lucht in , die
uitgeput, en met uitwaaffemingen overladen
is , en niet anders als de ademhaling moeije-
lyk zyn kan.
A lle lichaamen bevatten' luent in zich ,
maar welke in twee byzondere Haten is*
•Wanneer zy zich in hunne poriën be v in t,
zoo bezit zy haare veerkracht, en een zwakke
warmte verdryft ’er haar u i t : wanneer zy
zich als een grondbeginsel in de lichamen
onthoud , zoo heeft zy 5er haare vafle ver-
blyfplaats in, en heeft geen gebruik van haare
byzondere veerkracht.
Welke wonderbaare uitwerkzelen , vloei-
jen ’ er niet voortmit de overeenflemming der
verfcheide hoofdfloffen! Z y hebben alle een
onderlinge behoefte van elkanderen , de aarde
zou zonder het water onvruchtbaar zyn ;
het water zou zyne vloeibaarheit verliezen,
wanneer het van het 'vuur verlaten wie rd ,
en zonder de lucht was het vuur wel ras uit-
gedooft*
L U G T , zie L in x .
L U I A A R T , o f A I . Dit is een viervoetig
Amerikaanfch dier , dat men meede
■ op het Eiland Cylon v in t, men Pnderfcheid
:’ er twee foorten van; namentlyk de groote,
en kleine* De Heer L innjeu s plaats'‘dezelve
in den rang van de Antropomorphes ,
o f dieren welke een menfchelyke gedaante
hebben* Hy noemt het Amerikaanfche Bra-
I* Deel*
dype. Dit diqj; bewoont de warmfle deelen
van dit werelddeel. Het heeft drie vingeren
aan de voorfle pooten , en geen ftaart. D it
is ! de Ignavus gracilis aut agilis van Seba.
Die van het groote foort, hebben echter een
foort van ftaart , welke een halve-.vinger lang
en rond is. Dit dier heeft de groote van ee-
nen middenmatigen Vofch , en zyne o o gen
zyn zeer naauw. Dezelve Schryver noemt
het tweede fo o r t, Tardigradus Ceylanicus.
Deze groote Luiaart is de Ignavus major hir~
fiitus , pi lis longis & .grifais , der Schryve-
ren.D
e Heer Klein , maakt meede een onder-
fcheid tuffehen de Ai van C ylon, en die van
Amerika. Die van Cylon , heeft niet méér
als twee vingeren'aan de voorfle pooten, en
drie aan de achterfle, alle zyn zy met fterke
en kromme nagelen gewapent. Zyne o oren,
die tegen het hooft leggen , 'worden geheel
door het hair bedekt. Hy heeft geen ftaart:
zyn geheel lichaam is met dichtgaande hai-
ren bedekt, welke ros o f vleefchkleurig op
den rug,en ligt afchverwig aan den buik zyn.
Zyn fnuit is een weinig langer , als die van
den Amerikaanfchen. Men zecht dat de wyf-
jes van deze dieren , twee mammen tuffehen
de voorfle pooten hebben.
De Héér BriJfon , plaatfl de Luiaart in de
tweede order , van den rang der viervoetige
dieren, welke alleen maaltanden hebben.
Het kenmerk van den A i , i s , zecht h y , dat
hy'noch fnytanden, noch hondstanden heeft,
maar alleen maaltanden ; en dat zyn lichaam
met hair bedekt is. De maaltanden van dit
dier zyn in geen kwabben verdeelt, gelyk
die van de andere viervoetige dieren: zy zyn
langwerpig rond , en eindigen in een ronde
punt*
Het jong dat het wyfje van den A i werpt,
lcoomt zonder hairen ter wereld ; het gelykt
door de opening van den muil, naar een jonge
hond , en door het overige van het lich*
haam, naar het foort van A a p , dat men
hondskop noemt* Het heeft geen flaart; zyne
ooren zyn kort en rond , ; en tegen het
hooft gekleeft , gelyk die der Aapen ; dit is
de reede dat de Heer Klein , hem Simia per-
fonata noemi. Seba maakt van een Amerikaanfche
Luiaart gewag, wiens hairen zeer,
dicht flaan , gekroefl zyn , en naar wol ge-
lyken. Deeze dieren , lachen en fchrei-
jen , (zoo men zecht) te gelyk : rifum ftetu
mifcent.
Wanneer deze dieren op de boomen wil-
R r r r • ïen