
3$r G ENENEVERB'ÖOMS ER T S5.
G E N E V E R B O O M S E R T S , o f
■ G e n e v e r s b p o m s w y z e E rts; De
• Werklieden van de myn van Salherg in-Zweden
, geven dezen naam aan een foort van
-■ ruikerswyze asbelt o f amianriteen. De Heer
tFallerius zecht dat zy een weinig lood en zil-
• ver bevat...
Dat geen- ’t. welk de Werklieden Atlas o f
. Saty nacht ige Erts noemen , is een gr o en achtige
koper Erts ; de Eruieet o f Boonachtige
Erts is gemeenelyk een rondachtige yzer-
E r t s ; de Boeren Erts is het maagden zilver
Jji klompen* . .
. G E N E V E R .G O M , deze is: de Sanda**
rak. Zie G en e v e r b o o m en S-a s d a t
G E N T I A A N , Gentiana ; dit is een
.plant die alomme groeit doch vooral pp de
.Alpen , Pyrenpen ,. en op het gebergte van
Auvergme : men onderfcheid ’er verfcheide
fo r t e n van , onder den geilachmaam van
Gentianella; maar w y zullen hier alleen van
.dat foort fpreken ’ t welk het menigvuldiglle
.in gebruik is , en groote gemeene Gentiaan ge-
ELoemt word,.
Haaren. wortel- heeft de dikte van een vuid,
en is meer als een voet lang , hy is getakt ,
fponsachtig, uitwendig bruin, inwendig rosachtig
geel , en van een zeer bitteren, fmaak.:
Ey fchiet verfcheide rechte en valte Iteelen
i n t , die twee o f drie voeten hoog z yn : haare
bladeren gelyken naar die van het witte nieskruid
, zy zyn glad , van een bleeke groene
kleur, en.hebben v y f zenuwen gelyk die van
de weegbree; zommige koomen in groot aantal
by den wortël voort , andere zyn tegen
qver elkanderen aan de knoopen der. Iteelen
eplaatlt,, die z y omvangen., door zich met
jinne ondërde gedeeltens te vereenigen». De
-jdeelen brengen wervelswyze bloemen, voort,
p f die ringswys in verdiepingen-in-denfchoot
der bladeren gelchikt zyn, en een.geele kleur
hpbben : ieder van deze bloemen is een-zeer
uitgebreid klokje , dat in v y f o f zes deelen
ipgefheden is.. Op dezelve volgt een vliezir
ge vrucht, die eirond is , zich in- twee dee-
Iepfcheid, en zaden, bevat die platachtig en
even. als ge.bl adert zyn., zy hebben een rood-
achtige kleur*.
De ’Gentiaanwortel' is het eenigde. van de-
zo-plant dat in de Geneeskond gebruikt word;
hy. is. wondhelendë , koortsbrekende , zeer
maagyeritêxkent.an van veel nut tegens de,
G E N T I A A N . 'G E O O R D E R U F SV
dolle hondsbeeten : hy neemt de. verdoppii>
■ gen weg, bevordert de-maanddonden , dryft
de wormen u it , wekt de eetlüd op , en be*
'vordert de verteering , ‘ gelyk alle-andere bittere
middelen : niet alleen wederdaat- hy het
vergift, maar zelfs het koud vuur en de
p e il: uitwendig gebruikt zuivert hy de wonden*
G E N T ;• dus noemt men het mannetje-
der Gans, gelyk men het mannetje der Hen ?
Haan noemt. Zie G a n s *
G E O O R D E R U P S . Dit is een'foort
van Rups van een middelmatige groote , die
half met hair bedekt is ,- en een meenigte-
knobbels heeft, op welke men kleine bosjes
van zwarte overeiaddaande- hairen ontdekt-..
Twee meer verheven knobbels-, dieNter zy-
den van het hooft daan , zyn met een bos
•hair bezet, welke men byna voor o oren zou
aanzien: dit heeft haar de naam van Geoorde
Rups doen verkrygen. Gelukkig is het dar
de duuring van het leven van déze Rups niet
lang is ; want wanneer het jaargetyde gunftig-
voor haare vermeerdering is , zoo beroóven
zy de eiken en appelbpomen- voor alle anderen
van hun loof.. Deze Rups begint zich in
April te vertoonen : omtrent Juny p f July
fpint zyhaar. tonnetje r dat byna niets anders;
als een net is* Op het einde van deze maand
•koomen ’ er de Vlinders van beide Sexe uit-
te voorfchyn. De Kleur van het mannetje,,
.dat het kleinde is , trekt op die van het
agaat: het is levendig en een vriend van het.
vermaak. Het wyfje is van-eeii'bemprd wit;-,
maar fchoon zy vleugels heeft zoo vliegt zy
echter niet; zy is plomp;. dik , en- door hét
gewicht van haare eijeren, overladen. Z y
lecht haare eijeren met dezelve kond als-,
het' wy fje van, de Gemeene. Rups. Zie dit
lwoortp
Omtrent de maand Augudus- ontdekt ment'
©p de dammen der boomem een foort van
plaatjes die meer als een duim breed', en met.
wit graauw hair bedekt zyn ; dit zyn de nesten
die de eyefen bevatten*, welke men verhielen
moet,. zoo men beletten wil dat ’er
in het voorjaar niet een groote menigte Rup—
zen uit te voorfchyn koomen, welke zich
aandonds verfpreiden , en zich nooit weder1
by een verzamelen, zy verwoeden.de boom--
gaarden».
GEPLUIMD
GEPL: BO R S T E L RUPS. GEPL: RUPS.
G E P L U IM D E B O R S T E L R U P S .
Dit is een foört- van Rups die met twee
foorten van fieraaden verüert is ; të wee-
ten.. pluimen en bordels. Zie B o r s t e l -
R u p s.
Men vint dit foort van Rups in de maand
Mey op de appel-boomen. Wanneer zy haare
natuurlyke groote verkregen heeft, is zy
omtrent een en een halve duim lang ; haar
geheele lichaam is met roode, geele en zwarte
vlakken gemehgelt. Men merkt ter we-
derzyden van haaren kop twee knobbels op
die .eene fchoone koraal roode kleur hebben;
twee pluimen, waar van.de eene aan het achtende
gedeelte geplaatd is ; en vier bordels
van een fchoone goudgeele kleur; de knob-
kels o f knoppen die de ringen bedekken, zyn
met kleine bosjes van geel hair bezet. Deze
rupzen fpinnen tonnetjes uit welke naa verloop
van tien o f twaalf dagen, Vlinders van
beide fexen te voorfchyn koomen. De wyfje
s zyn byna ge daan tel o oze- klompen , die
met een afchverwig graauw hair bedekt z yn ,
derzelver vleugen zyn kleine dompen die
men naauwelyks gewaar word : zy kruipen
even buiten haare tonnetjes alwaar zy zonder
zich te beweegen de mannetjes afwachten.
Deze die veel levendiger 'en van een middelmatige
gedaltè z y n , kent men aan hunne
fprieten die met vederen;, welke naar die der
pennen gelyken, bezet z y n , zy dragen dezelve
altoos recht op , "gelyk den haas zyne
ooren : hunne vleugelen , die een kleur als
verdorde bladeren hebben , zyn met een witte]
vlak verfiert. Dezen Vlinder behandelt
zyn zwaarlyvige gezellin met geen afkeerig-
h e it: hy bevrucht haar ; hier na , lecht zy
haare eijeren die met de hairen van haaren
aars vermengt zyn. Z y derfc byna aandonds
naar dat zy haare legging volbracht heeft ,
gelyk alle wyfjes vlinders die haare eyeren
alle achter elkanderen leggen. Men heeft ieder
jaar twee gedachten van dit foort van
Rupzen ;. en volgens eenige- waarnemingen,
zyn de Rupzen van het tweede gedacht zoo
groot'en krachtig niet als dë eerde. Het is
•niet dan langzamerhand dat de fcboönheden
•van deze Rups zich ontwinden ;• by de derde
‘o f laatde vervelling is zy eerd met alle haare
iieraaden verfiert. ^ Dit foort van Rupzen
doet geen fchaden in. onze boomgaarden*
- G E P L U IM D E R U P S . Dit is een
foort van Rups die een fraai verderfel op
haaren kop heeft. Uit den eerden ring ach-*
ter den. kop koomen. twee pluimen voort.,
GEK: GER: enz. G EWA P: VISOH. 35?
welke geen enkelde hairen zyn , maar zeer
fchoone Vederen ^die in boden by elkanderen
gefchikt zyn. Een diergelyke pluim is.aan
het achterde gedeelte geplaatd. Men vind
op de pruimboomen eenige van dit foort van
Rupzen , wélké., behalven dit foort van
pluimen | noch andere aan de zyden hebben.
:•
G E R A A M T E : men geeft dezen naam
aan het zamendel der beenderen van alle
dieren , van wat foort zy ook zyn moo-
gen. W y hebben, op het woort B e en de
Hidorie van het menfchelyk Geraamte. bér
fchreeven. Men zecht mede het geraamte van
een plant, wanneer zy gedroogt en van haar
re zappen, en vliezig gedeelte berooft is. Men
vint veel geraamtens van verfchillende foorten
van dieren die delf baar ,, en zelfs ver-
deent zyn. De Heer Gesner , heeft de
befchryvingen, die- verfcheide Schry'vers van
de Delfbaare Geraamtens in ’t licht gegeeven.
hebben, in zyn Dilfertatie van de Petrifica-
tis , Chap. X X L , byeen verzamelt.
G E R S T , zie G a r s t .
G E R IM P E L D E O U D E W Y E S
S C H E L P , o f ’t G e r im p e l d e O ude
W y F. De Schelpkenners noemen dus een
foort van Gaper,, welke op de.fluitfchelpen
groote rimpels heeft, waar van de uiteinde
op de: lippen van den mond , in een punt te
zaamenlóopen:. zie G ap er*.
G E R U W E 3- zie- D--u 1 z en-d b l a d *
G E W A P E N D E V I S C H .- Men ziet-
dezen vifch= in byna alle de Kabinetten der.
.Natuur!yke, Hidorie. De Bewoonders van:
de- Amerikaanfche. Zeeku den.vangen eea
groot getal van verfchillende foorten van deze
Vidchen*. Men heeft ’er een. dier zoo groot
als een roeifchuit, en byna geheel rond is ,,
en een dompe daart heeft :. hy heeft geen
hooft , en zyne oogen en daart zyn aan den
.buik geplaatd*. In plaats van tanden., heeft
hy twee kleine witte deentjes , die zeer hare
.en een duim breed zyn , ’t geen zoo-veel als
twee. kleine molendeenen zyn van- welker
hy zich bedient, om de zeefchelpen- te verbreken
en fyn te maken r mee welke-, hy zich
woed*. Hy is. met kleine punten gewapent,
die zoo dik en - lang als de punten der nede-=
lingen zyn ; hy'recht dezelve op , lecht ze-
neder o f plaatd haar in een. fchuiafe dand?)
ï y S. '. - aaac