
5. De SOLANDSCHE. o f SCHOTZE
G ans , Jan van G e n t , A n fe r BaJJanus,
Het v e l , aan de zyden van haar h o o it, is
b y de öogen van vederen ontbloot : #zy
heeft geen neusgaten; maar heeft een foort
van gootje in derzelver plaats ’t welk zich ter
■ wederzyde langs de geheele lengte van c|en
bek uitflrekt ï de randen der beide Hukken
van den bek zyn altoos lymerig^ de vier vingeren
zyn door een vlies aan een gehecht dat
zich tot aan den oorfprong der nagelen uit-
f tr e k t; haare voeten zyn zwart. Dit foort
van Ganzen vermenigtvuldigt zich alken op
het Eiland Bafs in Schotland , alwaar zy alle
jaaren in een verbazende menigte aankoo-
men; ieder wyfje lecht niet meer als. een ei.
Z y maakt haaren nefl óp de fleile rotzen van
dit Eiland dat in de Schotze zee le ch t: zy
bemint haare jongen zoo tederlyk , dat wanneer
de kinderen van dit land koomen om ze
te röoven , zy zich in gevaar Hellen om het
leven te verliezen. Vermits men zeldzaam
op deze vogelen fchiet, en dat niemand hen
verjaagt, zoo voeden zy hunne jongen met
geruflneit naby de woningen op. Hun voed-
zel beflaat uit viflchen.. De Schotten zeggen
dat het vleefckvan deze vogelen van een uitmuntende
fmaak is : z y bedienen zich van
derzelver vet tot het zamenflellen van eenige
geneesmiddelen- De Heer van dit Eiland
■ trekt ’s jaarlyks groote voordeelen van dezelve,
want men verkoopt deze vogelen tot
een hoogen prys: z y koomen hier in de len-
,te, en vertrekken weder in den zoomen. Dez
e vogelen zyn zeer vernuftig en behendig
om de viflchen te verfchalken;. door dit middel
bekoomen de Inwoonders van dit Eiland,
geduurende den zoomer, een. overvloedigen
voorraad. van verfche vis.
6. De M oskovische G ans-, deze is
grooter als de gemeene Gans ; het opperHe
gedeelte van haaren bek is met een breeden
en ronden bult b e z e t; en het onderfluk heeft
een wyd'en zak o f beurs. Haaren bek , bee-
nen en voeten zyn fchoon oranje , en haare
vederen hebben een droevige kleur.
De Natuurkundigen maken van verfcheide
andere foorten van Ganzen gewag,men heeft de
Brentaafche,.de Kanadiaanfche, en deSpaan-
fche die zeer groot is , die een foort van ver-
baHerde Zwaan fchynt te zyn door de koppeling
van de Zwaan met de Gans dèrzel-
ver vleefch, is uitmuntende. De Meer- of'
Moeras-Gans is de wilde Gans dé Ysland-
f e i l Gans ia de Berg^Eend. van Spitsbergen.
De Heer Anderfon zecht dat de Yfclandfche
Ganzen aldaar in zoo groote menigte aankomen
, dat haare troepen uit verfcheide dui-
zende beflaan. Deze vogelen , zecht h y , zyn
zoo afgemat by hunne\ aankomfl, ’t geen
waarfchynelyk door hunne .groote tocht, die
zy met het overtrekken der zee afgelecht hebben,
ontHaat, dat men ’er duizende met .een
Hok doot kan flaan. De Gans van het land van
Magellanus is volgens het gevoelen van Ray^
de Pinguin der Engelfchen. Zie P in g
u ïn .
Aan de Kaap de Goede Hoop vint men
drie foorten van Ganzen; te weten,. de Wilde
Gans, de Berg Gans, en de Water Gans
z y verfchillen onderling veel van elkanderen,
’ t zy in kleur o f groote de Berg Gans is.-
veel grooter als onze Europeaanfche Ganzen.
Haare vaderen zyn van, een .luiflerryke
groene kleur. Men geeft aan deze wilde Ganzen
den naam vrn Kraag o f Zakvogelen , om
de uitflekende groote der zakken die zy onder
den bek hebben. Men zecht dat de krygs—
knechten en het gemeene volk ’er tabakszakken
van maken, welke omtrent twee ponden
van dit kruid bevatten konnen. Zyn deze
vogelen geen foort van Pelikaanen P Zie dit
woort.
De Wilde Ganzen van dé Gambra hebben
fpooren die zoo lang als die van onze haa-
nen z y n d i e van de Senegal hebben de vleugelen
met een. harde , doornachtige en fpitze
zelfHandigheid ge wapent: de meeren in China
zyn mede met Ganzen, vervult..
Eindelyk,. de kenmerken van deze‘vogel en
.zyn, een groot lichaam,, langen hals, breede
vleugelen , een breede Haart die rond is ; een
witte ring na by de fluit; de rug verheven en
rond , en zoo plat niet als die- der Eenden
de bek is dik aan het begin, fpits aan het eind,,
en veel krommer als die der Eenden-
G A N S E N V O E T , Fes anferinus,., dit
is een foort van. wilde Melde met breede bladeren
, z y groeit langs de oude muuren, op de
wegen, en onbebouwde plaatzen., Haaren
w.ortek is houtachtig en vezelachtig; haaren,
Heel fchiet een en een halve voet op; hy is
vry dik en getakt; de bladeren zyn bochtig,,
bruinachtig groen ,, blinkende en- van een
flerke reuk zy hebben een plompe overeen-
komfl met de pooten der Ganzen-... Haare
bloemen koomen in trollen, o f airen te voor-
fchyn ;. op deze volgen kleine rondachtige-
zaden , dié in een Harswyze zaadhuisje be—
Hooten: zyn ,, ,’t. welk. tot e.én. kelk aan de;
blöfimi
bloem verflrekt heeft. Men wil dat deze
plant een vergift is , wanneer zy ingenoomen
word. Z y doed de varkens Her ven die ’er
van eeten.
G A N Z E M O S S E L o f B ernak el -
s c h e l p , Concha Anatifera, Dit is een gemeene.
naam, volgens de Heer d' Argenville,
onder welke men de drie geflachten der veel-
fchelpige fchelpen begrypt, welke de Zee~
Pokken, Bernakelfchelpen en de Voet-teenen
zyn. Deze fchelp vifl chen verfchillen meer
van elkanderen in de gedaante van de fchelp,
als in die van het dier ; het grootfte onder-
fcheid dat men tuflbhen dezelve heeft, is dat
men alleen het vleefch van de Voet-teenen
eet. Concha Anatifera en Ganzemojfel betekent
een fchelp die een Eendvogel o f Gans bevat.
Verfcheide Schryvers hebben gezecht, en
veele liedengelooven noch, dat de Rotgans
door eenige RJngel - Gans genoemt , een
foort van Zee-vogel, die grooter als de bruine
Eend is , in de Bernakelfchelpen groeijen
en ’er uit voortkoomen , en dat dezen vogél
zynen oorfprong van het verrotte hout der
fchepen ontleent. Hoe buitenfporig dit denk-
beelt ook zyn mag | zie hier wat het zelve
kan voortgebracht hebben. De Zee- vogelen,
gelyk zulks door -den Heer KArgenville
waargenomen is , maaken hunne neflen in de
zee-planten , en in de verzameling van ver-
fchillende foorten van fchelpen : wanneer zy
leggen moeten 'zoo pikken zy den vifch die
in deze fchulp beflooten i s , en noodzaken
hem om ’er uit te gaan, en leggen hunne ei-
jeren in deszelfs plaats. Wanneer de jongen
krachten genoeg verkreegen hebben, verbreken
zy hunne gevangenis, -en vliegen weg.
Men heeft reden om te gelooven dat dit aanleiding
tot het verdichtzel gegeeven heeft dat
deze fchelp een vogel voortbrengt.
Men heeft aan de Bernakelfchelp verfcheide
naamen gegeeven: in eenige Franfche
Zee-havens noemt men haar Sapinette; en
in Bretagne Bernache. Needham heeft haar
in zyne Nieuwe Microscopifche Waarnemingen
, onder den naam van Bernache Befchre*
vén- Deze zeer zonderlinge fchelpvisch ,
heeft drie onderfcheide deelen ; te weten de
Heel, Haart , o f hals., de fchelp, en het dier
dat in de fchelp beflooten is.
. De Heel o f hals , is een foort van ronde
kuis o f koker., die uit verfcheide vliezen is
zamengeftelt; welke tot uitzetting en zamen**
trekking bekwaam z y n , hy is zomtyds zes
3S3
duimen lang o f noch langer-: en is zanten-
gepakt en zwartachtig; het is aan een der
uiteindens van dezen fteel dat de Bernakel-
fchelp aan de rotzen , fchepen , en andere
vreemde lichaamen vaftgehecht is. Aan het
oppergedeelte van den fteel is de fchelp v alt,
die uit v y f ftukken zamengeftelt is , welke
veel van elkanderen in gedaante verfchillen :
zy zyn zeer naauw met elkanderen verknocht
door middel- van een dun vliesje , t geen de
inwendige oppervlakte bekleed. De fpeling
welke dit vliesje aan de Hukken geeft, laat
hen toe zich.eenigzins -vairelkauderen te ver-
wyderen en elkanderen te naderen; het hooft
van het dier dat zyn verblyf in deze fchelp
h e e ft, fchynt met een foort van kuif bezet
te .zyn, die de gedaante van een kleine veder
heeft; dit zyn twintig hoornen o f armen van
verfchillende lengte, die , wanneer zy door
het microscpop befchouwt worden, met
franjes bezet fchynen. Wanneer herdier dezelve
beweegt, vormen zy onregelmatige
kromtens , die in elkanderen beflooten zyn.
Needham gelooft, dat -wanneer het dier dezelve
beweegt, ’t zy in.zyn fchelp beflooten,
o f buiten dezelve , het een foort van fixoom
in het water verwekt , en dat h e t , door dit
middel, de kleine diertjes tót zich trekt, met
welke het zich voed. Het hooft dat met dit
foort van hoornen bezet is,kan uit de fchelp
uitkoomen, en ’ er weder ingaan; het lichaam
van de 'Bernakel gelykt vry veel naar een kleine
Oefter.
Behalven het foort van Bernakelfchelp met
een groote fte e l, van welke w y ipreeken ,
heeft men twee andere foorten , waar van
het eene zich recht op in het zand op den
bodem der zee ingedïukt, onthoud ; en door
zyne lymachtige ftoffe op een tak van een
zeeplant vaftgehecht is , ’t geen veroorzaakt
dat haaren fteel de gedaante van den fteel
van een amandel heeft, de andere werd
'-'Boomacbtige genaamt, om dat zy als een
fchuimloopfter aan de voortbrengzelen der
zee is vaftgehecht, gelyk de fteêngewaflen,
op welke zy groeit. Deze twee laatfte foorten
vint men in het Kanaal, en de eerfte is
zeer gemeen in Bretagne. Needham vermoed
dat de Bernakelfchelpen zich door een foort
Van groeijing, gelyk de Polypen, vermenigvuldigen
i hy heeft ’er zes o f zeven gevonden
die met haare uiteindens aan elkanderen
verknocht waaien , eii naar geen jongen geleken
die uit het lichaam der moeder voort-
koomen; maar dit waaren mogelyk gedeel-
tehs der kuit die elkanderen aanraalcten en dus
V v 2 voort*