
L A M P R E J , Lampetra. Dit is een zëe-
en rivicrvifch die in den.rang der kraakbeeni-
ge viflchen geplaatR word , hy zwemt ge-
wöonelyk in diep water, lekt en zuigt aan
de Reenen en aan de inwendige oppervlakte
van de vaten in welke men hem bell uit* De
Lamprêijen zyn op de vifclimarktéii Wel bekent.
Deze vifch, die lang, glad, en kraakbee-
nig is , gelykt na de A a l, uitgezondert zyn
kop , die eirond is-. Zyn-bek is niet gefptee-
ten, niet lang,, noch niet te wyd; maar ui t-
geholt gelyk die der bloedzuigers: hy is met
geele tanden bezet, welkefcherp, dun, driehoekig
en zonder order door de geheele holligheid
geplaatR zyn. Zyn lichaam is rond,
zyn. Haart dun en eenigzins breed; de kleur
van 'zyn lichaam is geel dat óp het groen trekt,
én hier en daar met zwarte vlakken en Hippen
gèvlakt is-. Zyn en buik is w it; zyn-rug
is. met blaauwe en witte vlakken bezaait; zym
vel is glad, vaH, en hard. Deze oppervlakte
Van het lichaam is flymerig, dat is te zéggen,
dat het in plaats van met fchubben, met
een zeer kleverige kwyl bedekt is : men ziet
dikwyls:, door het v e l, de "vaten uit Welk©’
het vocht voortkoomt, ’ t geen dient Om het
lichaam zwak te maken. De Lamprei heeft
ter wederzyden van het lichaam zéven ronde
opemngen, die hem tót kieuwen, verftrekken*.
Tulfchen de óogen, een weinig hooger, en
in h'et midden van het hooft-, heeft hy één
geleibuis, door welke hy de lucht inademt,
én hét water uitwerpt, gelyk dé viffchén welke
een long hebben : hy Zwemt boven het
water; én men. kan hem gemakkelyk verHik-
ken wanneer men hert ortder water houd»
Zyne oogen zyn rónd en Haan diep in het
hooft: hy heeft geen tóng noch vinnen., de
kronkelingen Van zyn lichaam dienen hem
om te zwemmen hy heeft noch een fóort
van twee kléine vleugelen, waarvan deeene
aan het ©inde van den Haarten den-anderen
een weinig hooger geplaatft is , die hem dienen
om het water te klieven. Zyn hart word
door een kraakbeen ómvangen aan \ welk de
lever vaftgeheeht is r deze lever is blaauw,
weinig gevlakt , én heeft geen gal. Van dén
bek tot aan den aars, heeft dezen vifch alléén
èen geleibuis * welke läng en final aan de einden.,
en in het midden wyd is*. In plaats van
graaten heeft de Lamprei in dé rug een kraakbeen
by wyze van een koort, in welke men
merg heeft.
De Lamprei begeeft zich in de lente in de.
Rivieren om 5er zyne -kuit te fchiéten, en hy
keert vervolgens weder naar zee; in dezen,
tyd vangt men ’er een groote meenigte, want
in zee vangt men ’ er zeer weinig. Dezen
vifch leeft van water en flyk. . Wanneer hy
zyn kuit gefchooten h e e ft, word -hy droog
en hard : hy leeft gewoonelyk maar twee jaa-
ren: zyn vleefch is vry zacht , eenigzins ly-
merig, en drekachtig. De mannetjes Lamprei
werd hooger als de wyfjes tot fpyze ge-
fehat : men moet hen in Hrooment water
vangen.
De Natuurkundige hebben-melding van andere
Poorten van Lamprei]en gemaakt, te
.weten,, i . de kleine zoetwater Lamprei, die,
behalven de gewoone groote tanden, een andere
rei kleine he e ft, die aan de boven zy-
de achter in 'den. mond geplaatft is*. Deze
Lamprei is lang en fmal; zyn rug is bruin en
ro od; de buik wit : men vangt deze in de
Elve omtrent de vaften* Hy is verfch en gerookt
zeer goed tot fpyze: op andere tyden
is zyn vleefch eén weinig dróóg. 2. Aaneen
zeer kleine zoetwater Lamprei, die zeer
gemeen in Zweede is , ennaauwelyks de dikte
van een worm- heeft: zyne lengte is omtrent
een en een halve voec* J| Aan de 'Groote
o f Zee-LampreL Deze verandert van naam,.
volgens zynen ouderdom en -gróote, de lever
van deze is groen*. Men vind ’er in de-
Elve welke drie ponden weegen:. zy begee-
ven zich met de Salmen in Zeé*. Men tw y -
felt o f de groote worm van de Ga'nges, die-
zoo lang is , en een blaauwe kleur h e e ftn ie t .
een fóort van Lamprei is* •
De Heer de. la Co-ndamine zecht, dat men
in de Rivier der Amazone, Lampreijen heeft
welke de eigenfehappen van den Stomp vifch
bezitten : die geene welke ©en van dezèLam-
preijën met de hand o f met een Hok aanraakt,,
gevoelt een fmertelyke verdoóving in dén.
arm, en zomtyds werd hy,. zoo men zecht,.
’er door ter neder geworpen*. De Heer de-
Reaurhur heeft de verborgen fpringveder ontdekt
, welke dit verfchynzel in den Stomp-
vifch uit werkt. Zie dit woord.
De Lampreijen zyn niet leventbaarende r.
gelyk eértige gedacht hebben; maar zy zyn,
ëj'erbarend-6% Dezen vifch hecht zich Zoo vaft
aan de Rotzen en Schepen, dat het niet mo-
gélyk is om ’ér hem van afcetrekken; hierom
hebben- eenige hem Zee-Bloedzuiger o f Val—
fohe Remora genoémt. ~
Men geeft aan de kleine Lampreijen , welke.
men v i i c h t d é naam van Prikken : zy;
zyiï
L A M P S A N A ,
Éyn niet grooter als een aardworm; men
verkoopt’er een meenigte te Touloufe onder
de naam van Chatillans.
De Lampreijèn zyn beter in de lente als in
de zoomer tot fpyze: hun vleefch voed Herk
en vermeerdert het- zaadvocht; maar het is
zwaar en fchadelyk voor lieden welke een
zwak zenuuwgeHel hebben, en de oude lieden
moeten ’er zeer matig van eeten. Het
vet der Lampreijen is verzachtende en oplos-
fende: men wryft ’ er het aangezicht en de
handen van die geene meede welke "de kinderpokken'gehad
hebben, om de lidteekens
te verdryven.
Men noemt de Lamprei meede Moer-aal
der Rivieren. Zie M o e r - a a l *
De Lamprei is aan een zonderlinge ziekte
onderhevige deze beHaat hier in, dat zich zekere
infecten aan hunne oogen hechten. Mu-
ralto ze ch t, dat defe infecten twee lange en
ronde pooten hebben , aan welke men knoo-
pen, en witte blinkende Hippen ontdekt: hunnen
buik is dik, geHipt en rond , en te gelyk
plat, gelyk die der weegluizen. Uit de twee
zyden van het h o o ft, koomen twee foorten
van armen voort, welke een zeer doorfchynent
en ból oog onderHeunen. Behalven dit oog,
heeft Muralto , aan den kop van dit Infect,
twee andere zwarte oogen , en kleine baart,
en een zeer -wyde bek ontdekt. Het oog dat
door de armen onderHeunt word (en dat mo-
gelyk niet anders als een zuiger is]) is zeer vaH
aan het oog van de Lamprei gehecht; in diervoegen
, dat zy het vocht uit de oogen der
Lamp rei j e mzuigen, en hen blind doen worden*
L A M P R E I , dit is een kleine Konyn van
een jaar. Zie het woort K o n y n *
L A M P S A N A , dit is een plant die eenigzins
naar de Hazelatouw gelykt, en die
gemeenelyk in de tuinen, moeshoven » langs
de velden en langs de weegen groeit: haaren
wortel is enkelvoudig, wit en vezelachtig ;
haare Héél is omtrent drie voeten hoog,rond,
gevoo rt, roodachtig , eenigzins wo llig, en
hol : haare bladeren gelyken naar die van de
kleine Hazelatouw , de bloemen koomen aan
de toppen der takken v o o r t, en beHaan uit
ronde troffen, en zyn uit halve geele bloempjes
zamen geHelt : op dezelve volgen gegroefde
zaadhuisjes | die met kleine , zwartachtige ,
eenigzins gekromde , en naakte zaden vervult
zyn.
Deze plant werd geheel gebruikt : zy isver-
frilïende, weekmakende en purgeerende: haar
L A N G B E E N . L A N G E PEPER. 643
fap geneeH de fchorft, en byzonder de tepels
der vrouwen , wanneer zy klooven hebben,
o f van vel ontbloot zyn.
L A M P Y R I S . Ray , geeft dezen naam
aan een ongevleugelt infeét; en dat het wyfi*
je van een foort van Spaanfche Vlieg is. Het
beHaat uit e lf ringen , en zyn kop is.klein*
Zoo lang dit dier leeft, geevenzyne drie laat-
He ringen des nachts licht van zich , welke
aan het mannetje gelegentheit geeven om het
te vinden* Dit is een foort van glinHerworm:
men vint hen des zoomers op de geneverboo-
men. Zie G l in s t e r w o r m ,
L A N D K A A R T , dit is een eenfchelpi-
ge fchelp , welke metHreepen en witte Hippen
verziert is,-welke een afbeelding van de
Meeren van den Aardkloot geeven: dit is een
Poreeïeinhoorn. Zie dit woort.
L A N G B E E N o f L a n g p o o t , dezen
naam geeft men aan de vogel wélke men
alleen na de Reiger opfehiët, om hem te dóen
opftygen.
L A N G E P E P E R , Macropiper , dit is
een vrucht welke voor haare rypheit gedroógt
is : zy is graauw , zoo dik als een zwaane
fchacht , een en een half duim lang , vry gelyk
aan de de katjes van den berkenboom, gë-
groeft, even als het fagryn gekorrelt, o f zeer
dik met knobbeltjes bezet , en die by wyze
van een net geplaatH zyn ; inwendig is zy in
verfcheide vliesachtige celletjes verdeelt,
welke op een ry als honingraten gefchikt zyn*
in ieder welker een rondachtig, zeer klein,
uitwendig zwartachtig, en inwendig wit zaad
bevat is , dat een fcherpe en eenigzins bittere
fmaak heeft: deze katjes zyn aan dunne He eitjes
vaHgehecht, welke een duim lang zyn.
De plant die dit foort van Peper voortbrengt
werd Pimplun o f Peper met katjes genaamt:
zy verfchilt van de Peper met ronde vruchten,
doorhaal© Heelen,‘welke zoo houtachtig niet
zyn , en door haare bladeren die,langer, groen-
der | dunner, zachter, en met drie zeer uit-
fpringende ribben Verf ert zyn. De bloemen
zyn eenbladig , in v y f o f zes Hrookjes Inge-
fneeden , en zeer vaH aan de vrucht vaHgehecht,
van welke wy gefproken hebben : men
zamelt de vruchten in , voor dat zy ryp zyn.
Een groot getal Volken bedienen zich van de
lange en zwarte peper, om hun vleefch en andere
fpyze te bereiden. In Indie; drinkt het
gemeene Volk water , in welke zy een groo-
Mm mm 2 ' te