
36 B A S I L I S K U S . B A S S O R A . B A S T A A R T N A C H T E G A A L
en verfchillent in kleur volgens derzelver
foort; deze bloemen zyn pypwys. Het foort
van Bafilikom van ’t welk men gebruik in
de faufen maakt is het middelfoort, dat omtrent
tot de hoogte van een halve voet op-
fch ie t, en welkers bladeren na die van het
glaskruid gelyken, De Bafilikom is een jaar-
lykze plant die in July en Auguftus bloeit:
deszelfs uitmuntende reuk heeft haar de naam
van Bafilikom doen verkrygen, dat zoo veel
als Konings-plant beteekent.
A lle de foorten ' van Bafilikom werden
voor hardwerkende gehouden en onder de
hooftmiddelen geplaatft: gedroogt en tot
poeder gebracht, mengt men dezelve onder
andere foorten van fpeceryachtige kruiden;
veele lieden konnen zich beter aan dit poeder
gewennen als aan de fnuiftabak, die hen
te veel in de zenuwachtige vezeltjes van de
neus prikkelt. Het aftrekzel van deze plant
als thé gebruikt, is zeer nuttig voor de
hoöftpyn: men heeft Koks die zich met zöo
veel konft van de Bafilikom, Quendel, Keu-
le , Thyrn, en andere fpeceryachtige kruiden
weten te bedienen, dat de gerechten die zy
met dezelve bereiden , zoo aangenaam van
fmaak z yn , als o f ’ er vreemde fpeceryen onder
gemengt waren: hierom moet men zich
niet verwonderen dat eenige Specerymengers.
t-ans de gewoonte hebben om in hunne vermengingen
van fpeceryen dit foort van in-
landfche fpeceryen met de uitlandfche zanten
te voegen.
B A S I L I S K U S , een verdicht dier, dat
men in den rang der draken en Hangen plaat-
lïen, en welk, zoo men voorgaf, door aan-
lchouwing alleen den doot veroorzaakten.
Men voegden hier noch veel andere vertellingen
by,- die niet waardig zyn dat men dezelve
aanhaalt. W y zullen ons alleen vergenoegen
met te zeggen , dat de Bafilisken
die de Kwakzalvers dagelyks met zoo veel
ppfnyderyen aan het volk vertopnen, om het
zelve tot zich te lokken en te bedriegen, niet
anders als een foort van kleine roch is , die
men in'de Middelandfche Zee vangt, en die
men onder de vreemde gedaante weet te droo-
gen in welke men dezelve ziet.
B A S T , zie S ch o r s .
B A S S O R A . Men geeft dezen naam
aan een gom van een befmette witte kleur,
van den zelfden aart als de gom adragant, en
die men, zedert eenige jaaren, uit de Zeehavens
van de Levant gebracht heeft. Deze
gom heeft weinig doorfchynentheit, maar is
hard , en in Rukken die de dikte van een
duim hebben: men zecht dat zy in de zwaare
zomerhittens, in grooten overvloed, zonder
eenige infnydingen , uit een kleine doornachtige
heefter vloeit, die veel overeenkom!!
met dat heeft ’t geen de gom adragant ver-
fchaft.
De Bajfora gom is verzachtent en nuttig
voor de b o r ft: de Verwers en Cönfituriers
van Het zuidelyk gedeelte van Europa, bedienen
zich van deze gom, met dezelve oogmerken
en gevolg, als van de arahiefche gom
en gom adragant. Vermits de kleur en ei-
genfehappen van deze gom ten naaften by
net zelfde z yn , zoo moet men zich niet ver-,
wonderen dat de Bajfora gom dikwyls met
deze twee andere gommen vermengt is, vooral
wanneer zy in prys ftygen: waar uit men
befluiten kan, dat ’er een groote meenigte.
van deze' gom ingezamelt wort, en dat men
dezelve in den koophandel alleen ’er mede
vermengt, om dat zy die deze droogeryen
gebruiken, niet lichtelyk tot proefnemingen
overgaan , noch zelfs tot het gebruik van
zelfftandigheden . die anderzins betere eigen- -
fchappen bezitten, o f ten minften zulke die
gelyk ftaan met die welke men gewoonelyk
gebruikt.
B A S T A A R T IN D IG O , dit is een
foort van Donderbaart. Zie dit woort.
B A S T A A R T N A C H T E G A A L , \
Motacilla. Dit is een klein vogeltje , dat
zeer bekent is om zyn welluident gezang t
men onderfcheid ’er verfcheide foorten van;
te weten de Bruine, de Rofle, de Zwartkop,
de Kaftan je bruine, en die met verfchillende
kleuren. -
De hruine Baftaart Nachtegaal heeft veel
overeenkom!! met de Nachtegaal, doch is
veel kleiner. Men voed dezelve in kooitjes
op, in welke zy zingen: zy verbergen zich
in de fpleeten dermuuren, het wyfje verfchilt
van het mannetje,hier in , dat de kruin van,
haaren kop taankleurig is : z y onthouden zich
aan den oever der beken , alwaar men dezelve
hoort zingen: z y maken haaren neft ter z y -
den der groote wegen ; en deze neften zyn
zeer konftig van paarde hairen gemaakt. .
Haare eyeren zyn gewoonelyk afchverwig,
met yzergrauwe ftippen.
De Baftaart Nachtegaal met een rojfe kop
onthoud zich in de hennipakkers in welke zy
B A S T A A R T -S T E E N -P E T E R S E L L
reftadig zingen: zy voeden zich met wormpjes
die z y om de heggen en heefters zoeken.
Haaren hals, borft en buik zyn wit op het
geel trekkende; het overige van haar lichaam
is bruinachtig,. Haaren bek is- geelachtig en
langachtig; de kop plat; de ftaart kort, aan
de bovenzyde geelachtig, en van onderen
roeftkleuri’g ; den omtrek der boutjes zyn
zwartachtig ;: haare pooten lang , dun en
bleekgeel-; de nagelen zwart: de vederen
van het mannetje zyn Toffer. De wyfjes
leggen een menigte eyeren: zy bouwen haare
neften in de vervallen huizen , heggen, en
achter de muuren.
De Kafianje hruine Baftaart Nachtegaal,
heeft een kaftanje kleur , uitgezonden het
voorfte gedeelte van het ly f dat geheel witachtig
is van de wyfjes, en afchverwig by de
mannetjes. De groote vederen der vleugelen
, zyn zwart en met witte vlakken getee-
kent.
De' Baftaart Nachtegaal met een zwarte
kop, heeft een groote zwarte vlak op den
kop. Haaren hals is afchverwig; de rug donker
groen; de borft'en buik witachtig grys;
de bek zwart, en de pooten loodkleurig.
Alle de foorten van Baftaart Nachtegalen
voeden zich met vliegen en wormpjes : zy
beminnen de waterryke plaatzen. Haar
vleefch is afdryvent, en zeer goed om te
eeten. Men verkieft de Baftaart Nachtegalen
met een zwarte kop voor alle andere om
op te voeden , -om haar aangenaam 'gezang.
Men kweekt de jongen op,, zes dagen nadat
zy uitgëkomen zyn , met een mengzel van
gekneuft. hennipzaad , gehakte peterfeli , en
doorweekt kruim van brood. Men fluit dezelve
in kooitjes op, in welke het licht maar
alleen door het deurtje inkoomt, en men
moet dezelve in den winter zeer warm. houden.
B A S T A A R T - S T E E N -P E T E K S E L I ,
Sifon aut Amomum officinarum falfum : deze
plant,, die zich lichtelyk vermeenigvuldigt,
groeit in vochtige; plaatzen, langs de heggen
en gragten; men kweekt dezelve mede in de
tuinen aan : haaren wortel is enkelvoudig,
w it, houtachtig, van een fmaak die met die
der pinffeernakelen overeenftemt, en eenig-
'zins fpeceryachtig is : zy fchiet een o f twee-
ftengen u i t , van een middelmatige dikte,,
rond, mergachtig, ftevig, geknoopt en getakt;
haare bladeren: zyn gevleugelt gelyk die
der pinfternakelen, beurtelings aan de fteelen
gefchikt,, voor het overige, gelyk aan die derr
B A S T A A R T -W E D E R I K . . tp
fuikerwortel, teeder, langwerpig,- en aan
de randen getant: de bloemen komen in den
zomer te voorfchyn, op een topswyze zon-
nefcherm;. zy zyn ieder uit v y f witte bladen
zamengeftelt, die hartswys gevormt, en
rooswys gefchikt zyn ; zy worden van zaden
gevolgt die by paaren zamengevoegt
zyn , dun, geront, aan de achterzyde ge-
groeft, bruinachtig, en van een fpeceryach-
tigen fmaak: men brengt ons dikwyls dit zaad
uit de Levant ; het heeft de reuk van de
oprechte tros Amomum, van welke w y ge-
fproken hebben. Dit is een van de vier
kleine verwarmende zaaden, welke die van
de Eppe o f Peterfeli, Ammi, wilde Pinfternakelen
, en de Amomum zyn: dit zaad, dat
een groote meenigte wezentlyken fpecery-
achtigen olie bevat,, is goed tegen liet winderig,
kolyk.
B A S T A A R X -W E D E R I K , Lyfima--
chia purpurea.. De Heer de Tournefort is de
eerfte die deze plant Wilgeboom genoemt
heeft , om dat zy gewoonlyk in de Grienden
o f tuflehen de Wilgenboomen g ro e it, eiï
om dat haare bladeren naar die van de. W ilgen
gelyken : zy groeit mede overvloedig
op vochtige en moerasftge plaatzen, en aan
de oevers van. het water : haare wortelen
hebben de dikte van een vinger, zyn houtachtig
, wit en krachtig; zy fchieten fteleiï
uit die zomtyds, in een goede grond , tot
een mans lengte op fchieten, zy zyn ftevig ,
hoekig, getakt en roodachtig : haare bladeren
zyn nietIngefneden, langwerpig, fpits,
en komen uit iedere knoop der fteelen by
paaren vo o r t, en zomtyds drie by een ge-
voegt, en zelfs vier aan v ie r : haare bloemen
die in de zomer, te voorfchyn. komen, zyn
klein , en in airen van een purperachtige
kleur, in het midden van de takken, by een
gevoegt: op deze bloemen volgen langwerpige'
fpitze doppen, die in twee afdeelingen
gefcheiden en met kleine zaaden vervult
De Baftaart-Wederik w-ert afvegende, za-
mentrekkende,. wondheelende en verftifiende
gefehat.
B A T A T T E N , ^ P a t a t t e n .
B A V I A A N , zie A a p .- ...
B D E L L IU M , zie V e t t e . W ierook.
B E -
*