hol uit te gaan, dat de -wydte ran een vinger
-heeft, en met het welk de Bye haaren arbeid
begon. De Bye die het tweede -uitkoomt,
heeft alleen haare zoldering te doorbooren,
waar door z y zich byna de opening bevint:
alle-de andere hebben mede alleen maar haare
.bedekzels te openen-, om door de geopende
<eïi ledige celletjes te gaan die haar tot aan
den uitgang geleiden. Het fchynt dat de
Natuur haar buiten ftaat heeft willen Hellen
van zich in dezen weg te konnen vergiffen;
want alle deze Byën worden met het hooft
naar beneden geboren, indiervoegen dat haare
eerfte pogingen om' haare gevangeniffen te
openen, juill op die plaats gefchieden daar
■ het alleen doendelyk is*
Byën die Metzelaars zyn.
De liefde voor de nakomelingen is eene
zoo bepaalde en ilerke drift in de infeéten,
dat uitgezondert de zorg voor hun voedzel,
alle hunne overige daaen alleen ingericht
fchynen tot het onderhoud, verzorgen van
een verblyfplaats , $n voor de behoudenis
van haare'~jongen. Alles wat het wonder-
baarfte in hunne'handelwys is , alle hunnen
arbeid , en alle hunne konft fchynt uit dit
grondbeginfel voort te komen. Het is by
gevolg en alleen om haare eyeren te bewaa-
ren , dat de Byën die Metzelaars zyn , o f
Metzel Byën het gebouw dichten dat haar
den naam van Metzelaars heeft doen ver-
krygen.
De wyfjes Bye , die alleen , gelyk men
zulks in veele andere infeéten opmerkt, aan
de zamenftelling van haaren neft arbeid,
heeft de dikte en lengte van de mannetjes
honing Byën,: z y is zwart en zeer ruig: en
alleen eenigzins geelachtig aan de boven zy~
d e ; haar achterfte gedeelte is meteen angel
gewapent. De werktuigen van welke zy
zich bedient om haare nellen te bouwen,
zyn haare tanden en pooten. Haare tanden
zyn twee kaken die zich horifontaal bewegen
, van welke de oppervlaktens die elkan-
deren raken hol en met hairen bezet z y n ,
en by gevolg bekwaam om de kleine klompjes
kalk te vatten, van welke zy haare gebouwen
llichten.
De mannetjes der Byën Metzelaars ver-
fchillen alleen van de wyfjes in kleur die
rosachtig is., en welke met die van de honing
Byën byna overeenkoomt; het 'opper-
fte van het achterfte gedeelte en den buik
jïjn met zwart hair bezet. D e mannetjes
hebben mede geen angel: zy Zyn ten naasten
by zoo groot als de wy fje s ; he-t geen
niet algemeen onder de infeéten is-, van
welke de wyfjes doorgaans langer en dikker
zyn. De mannetjes zyn mede, gelyk die
der andere infeéten, lu i ; -zoo -ras zy de
rechten der liefde betaalt hebben-, verlate*
zy de wy fjes, zwerven alomme, en leiden
een vrye e"n omdolende levenswys, zonder
zich over hunne nakomelingfchap te bekommeren.
Het wyfje , integendeel , werkt
yverig aan het zamenftellen van haar neft;
Wanneer z y aan een muur een plaats ontdekt
heeft die gefchikt is om het gebouw te
plaatzen dat zy aanleggen wil (;dit is gemee-
nelyjk aan de muuren die tegen het zuiden
gebouwt z y n , en wel, in de hoeken dezer
muuren,dat zy gaarne haare neften ftichten,)
zoo gaat zy de ftoffen zoeken die bekwaam
zyn tot het volbrengen van haare oogmerken
: z y kielt het zand, korl voor korl uit,
dat zy met aarde vermengt: zy bevochtigt
het met een lymachtig vocht dat zy uit haar
maag voort doen komen: zy Vormt hier celletjes
van -welkers z y de inwendige deelen
polyft-, waar toe z y het fynfte zand gebruikt,
en de uitwendige deelen laat z y
'Tmuw, Ieder celletje heeft omtrent de hoogte
van een duim, en byna zes -lynen midde-
lyn. Z y werkt met zoo veel yver dat zy
byna in eeneti dach een dezer celletjes tot
voknaaktheit brengt. Wanneer het celletje
voltrokken is , plaatft zy ’er zoo veel voedzel
in als noodig is om een worm tot zynea
volkomen groei te brengen , die uit het ei
voort zal komen dat zy gereed ftaat om te
leggen, en om hem in ftaat te ftellen alle de
gedaante veranderingen te ondergaan. Deze
deeg o f pap is zamengeftelt van honing en
fto f ■der helmftytjes. Vermits deze Bye geenkommetjes
aan de achterfte pooten heeft,
gelyk de andere honing By ën, zoo vervoert
zy het fto f der ftampertjes tuiïchen haare tanden,
en fpuuwt ’er den honing op met welke
deze ftofjes moeten gemengt worden om de
pap zamen te ftellen.
Nauwelyks is het eerfte celletje voltrokken
, ó f -zy lecht-de grondflagen tot een tweede
, dat zy opvult en verder afmaakt gelyk
het eerfte. Z y maakt ’er zomtyds zeven o f
acht, o f meer o f minder, in haaren neft; deze
celletjes zyn zonder order geplaatft , en
van elkanderen door een hecht ftuk metzél-
werk gefcheiden.
Onder de klcinfte infeéten-, gelyk onder
de menfehen, wil men zomtyds de bezittin-
' gea
gen van zyne gebuuren aan zich trekken, en
zich den arbeid van een ander toe eigenen.
De Heer Duhamel heeft meer dan eens opgemerkt
-, dat, terwyl de Metzel Bye uit was
om andere ftoffe tot haare celletjes te vergaderen,
een andere ftoutmoedig in deze celletjes
ging, dezelve bezichtigde, flechte, en
hen niet weder aan de eigenares afftaan wilde
; ’t geen een harde ftryd veroorzaakte.
Het is in de lucht dat de zwaarfte Hagen gegeven
worden ; en tegens de gewoonte der
Byën ftooten zy zomtyds mét de kop tegen
elkanderen: men heeft deze, gevechten zomtyds
een half uur zien duuren. De Byën
Metzelaars maken zich zomtyds zonder on-
rechtvaardigheit van reets begonnen celletjes
meefter, zoo door .e.enig toeval, zy die hen
aangelecht h e e ft, omgekomen is : o f wel
zy floppen oude neften ; maar deze oude
neften beletten echter niet, dat zy noch nieuwe
bouwen, ’t zy om dat de oude niet meer
als twee o f drie malen dienen konnen, ’t zy
om dat ’er het eene jaar meer wyfjes als het
andere zyn.
Wanneer de Bye haare celletjes voltrokken
heeft , bedekt zy dezelve, met een
dikke laag van haare metzelftof; en het uitwendige
van den neft gelykt naar een fteen-
achtige verhevenheit, die de gedaante van
cea .half ei heeft. Dezen geheelen arbeid
duurt omtrent vyftien dagen zonder ophouden.
Wanneer de By e, haare nakomeling,
fchap in veiligheit geftelt heeft., zoo heeft
z y haaren arbeid volbracht: zy wykt elders
heen en verlaat dezen neft, die haare voorzorgen
niet meer noodig heeft. Onder de
infeéten die niet langer als een jaar leven,
gelyk onze Bye , en die niet -meer als een
geflacht, geduurende haaren geheelen leeftyd,
voortbrengen , hebben de wyfjes de hulp
van de mannetjes niet meer noodig, wanneer
deze haar eenmaal in ftaat geftelt hebben
om haar geflacht te vereeuwigen: dit gedaan
.zynde, is het oogmerk der Natuur vervult;
en haar leven voortaan onnut zynde , zoo
■ fterven zy wel ras.
Het is omtrent den rg o f 30 April dat deze
Byën beginnen om haare neften te bouwen:
zy worden geduurende -tien o f twaalf maanden
door de wormen bewoont, en vervolgens
door de.popjes, in welke zy verandert
•zyn. Deze neften , fchoon niet gemeenzaam
, zyn echter niet minder opmerkenswaardig
voor oplettende en weetgierige
oogen. Men ziet dezelve aan de voorgevels
der groote gebouwen, die voor het zuiden
zyn blootgeftelt; op die van de alleen ftaan-
de kafteelen, aan de vengfters der kerken op
de dorpen., en in de hoeken der muuren; zy
zyn nooit op het plaafter geplaatft, maar al-,
toos op de naakte fteenen.
Het foort der Byën, die Metzelaars zyn, is
vry algemeen verfpreid: zy bouwen alle volgens
een grondbeginfel; maar zy bedienen
zich van de verfchillende ftoffen die de landen
opleyeren: hierom verfchillen haare
neften in kleur, naar de verfchillende land-
fchappen, : In de omleggende ftreken van
Parys, is derzélver kleur van een w it, dat
naar dat van gehouwen fteen gelykt; in Tour-
raine zyn zy graauw ; en elders wit. Het
mengzel, uit welk deze neften zyn zamengeftelt,
werd zoo hard, dat het onze plaafters
overtreft, die van gemeene kalk o f plaafter
kalk gemaakt zyn. De Natuur doet ons,
volgens de aanmerking van den Heer de
Reaumur, zien , dat men een uitmuntende
metzel kalk vervaardigen kan , van zuiver
zant, dat met een lymachtige fto f vereenigc
is: hy die dit geheim ontdekt, zal een gewichtiger:
dienft aan de nakomelingfchap
doen. Zoo men eens hier toe gekomen was ,
dat men een vloeibaare bouwkalk zamenftellen
kon, welke door het droog worden, ia
weinig tyd , de hardheit van de fteenen ea
het,marmer-verkreeg, zoo had men dezelve
maar alleen in vormen te gieten, om fteenea
te bekomen, die dezelve gedaante hadden als
d ie , welke door de {leenhouwers bearbeid
zyn. Wanneer lieden, die weinig kundigheden
van de konften bezitten , fteenen van
een verbazende groote op plaatzen zien, alwaar
men zich niet verbeelden kan, dat het
menfchelyke vernuft hen zoo verre heeft
konnen voeren , zoo hebben zy gelooft, dat
de Ouden de konft bezaten, om de fteenen
te fmelten. Een buitenfporig denkbeelt: de
fteenen konnen niet gefmolten worden zonder
van aart te veranderen, dat is te zeggen ,
zonder in glas over te gaan. Zoo men ver-
onderftelt had, dat zy de konft bezaten om
een vloeibare kalk in vormen te gieten, die,
by het droog worden de hardheit van .fteen
en granit verkreeg, zoo had men niets 011-
mogelyks verondefftelt.
Laten wy tot onze jonge Byën weder kee-
ren, die in een gevangenis opgefloten zyn ,
welke dikke en zeer fterke muuren heeft.
De eenigfte werktuigen , van welke de Byën
zich bedienen, om’er uittekomen, zyn haare
tanden: door middel van herhaalde kna-
gingen maken zy een gat in deze jijuur, op
B b welke